Wolter Noordman bijt zich vast in Veluws oorlogsdrama
HEERDE. Het lichaam van verzetsman Bram Fros (39) uit Loosduinen drijft lange tijd in de IJssel. Pas twee weken na zijn executie wordt het uit het water gehaald. In de binnenzak van zijn jas zit een Bijbel met daarin zijn naam en een gezinsfoto. Dan is duidelijk wie hij is.
Wolter Noordman (66) uit Heerde tekende deze dramatische episode op in zijn deze maand verschenen boek ”De vijftien executies. Liquidaties aan de IJsseloever, april 1945” (uitg. Omniboek; ISBN 9789401905206; 22,50 euro).
Noordman geldt als expert op het gebied van de Duitse bezetting en het verzet in zijn regio. Deze keer beet hij zich jarenlang vast in een drama uit de nadagen van de oorlog. „Dit boek gaat over mannen die veel op het spel zetten. Het waren voornamelijk principiële verzetsmensen. Ze kwamen al vroeg in de oorlog in het geweer.”
Veel plekken in Nederland kennen oorlogsdrama’s. Hattem, op de Veluwe, is geen uitzondering. Op 4 en 10 april 1945 schiet de Sicherheitsdienst er in totaal vijftien mannen dood.
Het merendeel van de slachtoffers is verzetsman, maar onder hen zijn ook een Britse en een Belgische militair. Ook twee ‘gewone’ overvallers uit Wezep worden doodgeschoten. Ze hebben het ongeluk in april 1945 in de Zwolse gevangenis te zitten.
Eerst vinden zes mannen de dood op de IJsseldijk bij Hattem, als represaille voor een sabotageactie aan het spoor bij Oldebroek. Zes dagen later staan er tien mannen voor het vuurpeloton bij het Katerveer, even verderop. De lichamen van de tweede groep worden in de IJssel gegooid.
De Belg Joseph Lamarche uit Zwolle, vluchteling uit de Eerste Wereldoorlog en opgepakt wegens het verbergen van een gedeserteerde Duitser, overleeft de executies bij het Katerveer. Noordman tekent op uit een interview uit 1947: „Ik zag dat Duitse militairen hun geweer in de aanslag brachten. Op dat moment sprong ik de IJssel in. Gelijk hoorde ik schieten en ik merkte dat ik in mijn onderlichaam geraakt was. Ik bleef in het ondiepe water liggen en hoorde nog iemand kermen en om genade roepen. Er volgden nog wat schoten, en toen werd het stil.”
In het boek krijgen de slachtoffers een gezicht en een levensverhaal. „Ik heb getracht om nabestaanden op te sporen voor informatie. Dat is in belangrijke mate gelukt”, zegt Noordman. Ook de daders worden genoemd, vaak met naam en foto. „Confronterend, maar het zijn de feiten.”
Twee mannen zorgden ervoor dat Noordman zich vastbijt in de zaak: lokaal journalist Henk Stalenburg (overleden in 2008), die wegens gezondheidsproblemen zijn dossiers moest overdragen aan het streekarchief, en de Belgische oud-SAS-agent Francois Siffert. Deze maakte ooit deel uit van een commissie die de dood van de Belgische soldaat onderzocht.
Noordman ontkent het verhaal dat de Duitsers de vijftien in paniek doodden. „De afdeling contraspionage verkast op 2 april 1945 van Zwolle naar Haren. Een dag voor het vertrek maakt de SD al lijsten met namen van mannen die ‘overbodig’ zijn, ”Todeskandidaten”. Een doodvonnis.”
Die Todeskandidaten zijn ‘bruikbaar’ als represaille na een aanslag of sabotageactie. „Bovendien ligt er een bevel van SS-baas Himmler dat bij een overhaast vertrek van een Einsatzkommando van de SD de Todeskandidaten moeten worden geliquideerd. Dit is een bewuste moord”, weet Noordman. „De SD-contraspionage neemt twee nog ‘bruikbare’ mannen wel mee naar Haren. Zij overleven de oorlog.”
Het meest treurige verhaal is dat van de 16-jarige Florimond Beke uit het Belgische Gent, een puber die op zijn 14e wegloopt en via een Vlaams jongerenkorps bij de SS wordt ingelijfd, „meer uit branie dan uit overtuiging.”
Florimond deserteert twee keer, wordt opgepakt en belandt in de gevangenis in Zwolle. Zijn naam staat op geen van beide monumenten. Noordman: „Ik hoop dat deze fout ooit wordt rechtgezet.”