Illegalen brachten rechter slim in stelling
DEN HAAG. De bed-bad-en-broodkwestie is achteraf bekeken in belangrijke mate beslecht door rechters. Én door illegalen zelf.
Wie het Nederlandse asielbeleid wil verruimen, loopt door naar de rechter te gaan grote kans om op zijn wenken te worden bediend. Zeker als die rechter een Europese rechter is, of een Europese mensenrechtenorganisatie zoals de Raad van Europa. Deze raad bewaakt de naleving van het Europees Sociaal Handvest (ESH), een Europees mensenrechtenverdrag uit 1961, en doet uitspraken die voor de rechters van de verschillende EU-lidstaten hoe langer hoe richtinggevender zijn.
De keus van de Protestantse Kerk in Nederland om bij deze raad een klacht tegen Nederland in te dienen, wordt terecht gezien als een juridische meesterzet. Het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) dat de klacht beoordeelde, gaf de kerk gelijk: Nederland schond het handvest door illegalen bed, bad en brood te onthouden. Dat moest beter, vond het ECSR, en het Comité van Ministers van de Raad van Europa sloot zich daar deze week, zij het in verhulde, diplomatieke bewoordingen, bij aan.
Toch zou de stap van de PKN vermoedelijk nooit zulke grote gevolgen hebben gehad als ook drie al jaren in Nederland ver- blijvende illegalen niet op het idee waren gekomen naar de rechter te stappen. De drie zijn gelieerd aan de actiegroep We Are Here (Wij zijn hier), die sinds 2012 protesteert tegen het asielbeleid van de Nederlandse overheid door petities aan te bieden aan de Tweede Kamer en door in de winter van 2012 in diverse steden tentenkampen op te slaan.
Doorslaggevend was de keus van de drie om met steun van de Haarlemse asieladvocaten Pim Fischer en Else Cerezo-Weijsenfeld de gemeente Amsterdam voor de rechter te dagen. Eis van de drie was het krijgen van toegang tot een opvangvoorziening in de stad. In hoger beroep belandde deze zaak bij de Centrale Raad van Beroep, die bij zijn uitspraak van 17 december nadrukkelijk de uitspraak van het ECSR betrok. En de drie voor een belangrijk deel in het gelijk stelde door het bieden van noodopvang tijdelijk aan te merken als gemeentelijke plicht.
Kortom, in de bed-bad-en-broodkwestie hielpen de Nederlandse illegalen voor een belangrijk deel zichzelf, en wel door exact datgene te doen wat Rutte II in de participatiesamenleving van burgers verwacht: je eigen boontjes doppen.