Goede Vrijdag: naar huis zonder zegen
Mei vorig jaar kregen zijn vrouw en hij te horen dat ze allebei lijden aan kanker. Psychiater en theoloog Piet Verhagen (58) en zijn vrouw waren bang. „Waarom dit? Waarom wij? Het kan niet anders of zo’n gebeurtenis werpt je terug op je bronnen. Omdat je ergens je wanhoop kwijt moet. En omdat je ergens de moed vandaan moet halen.”
Het huis aan de rand van Harderwijk is ruim, het uitzicht weids. De inrichting maakt duidelijk dat hier mensen wonen die oog hebben voor schoonheid. In de muziek, in de literatuur, in de schilderkunst.
In de hoek van de woonkamer staat een piano met muziek van Beethoven op de standaard. Als je de ogen sluit, kun je de klanken bijna horen.
Langs de wanden veel boeken. Bijbels, studieboeken, naslagwerken, literatuur. En rekken vol cd’s.
Aan de wanden schilderijen. Onder andere van de vrouw des huizes. Verhagen: „Mijn vrouw is onlangs weer begonnen met schilderen.”
Op de tafels liggen tal van tijdschriften. Over psychiatrie, over theologie en over het raakvlak van beide disciplines. Want vooral dat laatste is iets wat Verhagen fascineert.
Preken doet hij graag. „Dat is een voorrecht.” Zijn werk als psychiater bij GGz Centraal, een fusie-instelling van de psychiatrische inrichtingen Veldwijk en Zon en Schild, heeft zijn volledige toewijding. „Ik las al heel jong graag boeken van mannen als Jung en Freud.”
Omdat hij uitgeloot werd voor de studie geneeskunde begon hij halverwege de jaren zeventig een studie theologie. „En toen ik later alsnog werd ingeloot, dacht ik beide studies wel naast elkaar te kunnen doen. En dat ging. Uiteindelijk werd ik in hetzelfde jaar psychiater en kandidaat tot de heilige dienst, zoals het officieel werd genoemd. Nu noemen ze zo’n kandidaat in de Protestantse Kerk, waarvan ik lid ben, een proponent. Beroepbaar ben ik nooit geweest.”
Bescheidenheid, ingetogenheid en rationaliteit kenmerken de psychiater-theoloog. Maar emotieloos is hij absoluut niet. In het gesprek schakelt zijn spreektoon bij tijden een versnelling hoger, zijn er brede armgebaren, schuift hij in zijn stoel en neemt de prediker het zichtbaar en hoorbaar over van de arts.
Hoe is dat, die combinatie van psychiater en prediker?
„Mooi. Beide functies verrijken elkaar. En wat dat betreft moet je het een ook zeker niet los zien van het ander. Ik zie in een cliënt natuurlijk ook een mens met al zijn of haar gevoelens, gedachten en overtuigingen. Al ga ik vanzelfsprekend niet evangeliseren in m’n werk.
Op de preekstoel is het andersom: daar zitten gemeenteleden die ook allemaal hun problemen hebben. Ziektes, lichamelijk of psychisch. Ik ben echter niet van de gekunstelde vermenging van religie en psychologie. Kan ook niet zo veel met die emo-preken die gaan over zelfverwerkelijking. Alsof de Bijbelse boodschap is dat je van jezelf moet houden.”
Heb uw naaste lief als uzelf, staat er in de Bijbel. Dus gaat het ook over het liefhebben van jezelf.
„Absoluut. Maar dat is niet de kern van het Evangelie.”
Wat is die kern wel?
„Dat Jezus Christus is gestorven voor de zonde. Ook voor mijn zonde. En daar ben ik ongelooflijk dankbaar voor.”
Religie is niet meer dan een product van het brein, zeggen veel psychiaters.
„Ja, er zijn er die dat zeggen. Dat het universum leeg is. Dat het allemaal niks betekent. En dat juist die leegte ruimte schept om een betekenis te geven aan dingen. Vergelijk het met een lege muur. Die nodigt uit om er bijvoorbeeld een koe op te schilderen, en aan die schildering ga je vervolgens een betaalde betekenis toekennen. Dat zou religie zijn.”
En?
„Dat geloof ik dus niet. Ik ben er als theoloog vast van overtuigd dat er zoiets is als openbaring. Er wordt ons aangezegd dat er iets is buiten ons.”
Iets?
„Ik geloof dat Hij de God en Vader is van Jezus Christus.”
Maar is dat geloof niet een denkbeeld dat uw hersenen fabriceren?
„Zonder die hersenen zou ik niet kunnen geloven. Dat klopt. Net zoals ik niet kan lopen zonder benen. Maar daarmee valt het een nog niet samen met het ander.”
U en uw vrouw kregen vorig jaar in dezelfde maand te horen dat u beiden aan kanker lijdt. Wat doet dat met een mens?
„Wij waren bang. Bang dat we zouden sterven. Alles werd anders in dat ene moment van die boodschap. Bij mij is de ziekte dusdanig dat er een scherpe controle nodig is om te zien of hij zich niet verkeerd ontwikkelt. Bij mijn vrouw was er directe behandeling nodig. Dat is bijzonder ingrijpend. We hebben vier kinderen en je denkt na over de toekomst. En je weet dat je waarschijnlijk niet oud zult worden.”
Hoe ga je na zo’n boodschap de kansel op?
„We zijn altijd behoorlijk open geweest over wat er speelde. Zowel hier in de buurt als in de gemeente waar we deel van uitmaken. Daar waren in die tijd meerdere gevallen van mensen die kanker kregen. Eén gemeentelid, jonger dan wij, is inmiddels overleden. Dat is aangrijpend.
Ik heb ervoor gekozen om ook iets van die worsteling te delen in de preken. Ik heb toen heel concreet gepreekt over een tekst van Paulus in de eerste brief aan Korinthe waar hij schrijft – ik citeer het uit de Nieuwe Bijbelvertaling: „We vreesden ernstig voor ons leven, we waren er zelfs zeker van dat het doodvonnis al over ons was uitgesproken.” Zo was het voor ons precies.
Het was ook in die tijd dat ik een boekje las van een bergbeklimmer die gevallen was tijdens een beklimming. Hij heeft het overleefd, maar hij schrijft indringend over wat er met hem gebeurde in die vijf, zes seconden dat hij naar beneden viel. Hij is niet gelovig, maar hij schrijft dat die paar seconden zijn leven hebben veranderd in die zin dat hij zijn tijd niet meer wil verdoen. Dat hij niet meer wil lummelen, niet meer wil lanterfanten.
Als je die tekst van Paulus verder leest, dan schrijft hij dat juist dat uitgesproken doodvonnis hem deed beseffen dat hij niet op zichzelf maar alleen op God, Die de doden opwekt, kon vertrouwen. Dat was het voor mij, dat was het voor ons. Je volledig overgeven aan God. Aan Hem Die gezegd heeft dat het loon op de zonde, de dood is. En wat is zonde ten diepste anders dan lanterfanten? Dan je tijd verlummelen? Niet tot de bestemming komen waartoe God je gemaakt heeft? En de dood is het loon daarop.
Maar God is óók Diegene Die de doden opwekt, schrijft Paulus. En als je dat gelooft, blijft er niets anders meer over dan je volledige vertrouwen op die God te stellen. Je kunt, wilt, durft, mag niet anders. Vrezen voor je leven, doodvonnis, dood. En toch geloven dat God de doden tot leven roept.”
Was die ziekte nodig om tot dit geloof en dit vertrouwen te komen?
„Nee, dat zeg ik zo niet. Dat weet ik ook niet. Je wordt stilgezet bij de kern van alles. Maar hoe het anders was gegaan? Dat weet ik gewoon niet.
Ik ben een fan van Calvijn en lees veel van hem. Hij schrijft in een brief aan een zieke vrouw dat ziekten voor ons medicijnen zijn die ons afhelpen van onze liefde voor de wereld. Nou, dat is natuurlijk nogal een ferme uitspraak. Maar de kern is wel waar. Of je nu wel of niet gelovig bent: een ernstige ziekte bepaalt je bij dat waar het in het leven om gaat.”
Hij glimlacht. „In de psychiatrie hebben ze hier overigens ook weer een term voor en dat is het begrip van de posttraumatische groei. Daar heb je twee opvattingen over. De ene, milde opvatting is dat mensen innerlijk kunnen groeien door een schokkende gebeurtenis. De andere, harde opvatting is dat mensen alleen maar kunnen groeien door tegenspoed. Oftewel: anders groeien ze niet. Ik houd het er maar op dat zo’n ingrijpende gebeurtenis je weer heel erg bepaalt bij dat waar het echt om gaat. En dat is toch het je overgeven aan die God Die de doden opwekt.”
Hoe ervaart u de lijdenstijd?
„Het is de mooiste en intensiefste periode van het kerkelijk jaar. Zo beleef ik het althans. Het is de tijd dat het om Jezus Christus en Zijn lijden en Zijn sterven moet gaan. Het moet om Hem en om Hem alleen gaan.” Hij zwijgt even. „Dat beamen we natuurlijk allemaal hartgrondig, maar dat is nog een hele zaak. Dat je ook als predikant in deze tijd zo preekt dat mensen meegenomen worden en dat je ook nieuwe dingen aan het licht brengt.”
Kan dat wel? Iedere keer weer fris en vernieuwend zijn als predikant?
„Ik heb de voorbeelden gezien en gehoord dat het kan. Dat we als kerkgangers niet al aan het begin van de preek wisten hoe die preek zich zou ontwikkelen. Want zo gaat het vaak en ik maak me daar ook wel schuldig aan. Maar het is denk ik wel een van de redenen dat de kerken leeglopen. Dat de verrassing weg is. Kerkmensen weten te vaak vanaf het begin van de dienst al precies hoe het zal gaan. Hoe de preek zal verlopen, wat er gezegd zal worden. Het is te bekend geworden. En vooral jongeren denken dan: Ik heb het allemaal wel een keer gehoord, ik ga niet meer.”
Wat betekent Goede Vrijdag voor u?
„Het is de dag dat ik tussen de menigte sta bij het kruis. En dat ik als het ware voor de rechterstoel van God sta. En daar hoor dat God zegt dat Hij met mij niets maar dan ook helemaal niets meer te maken wil hebben. Dat het over en uit is. Bid niet meer voor dit volk, zei Hij tegen Jeremia. En Hij wil ook niet meer luisteren, zelfs niet al zouden Mozes en Samuël voor Zijn aangezicht staan. En dat Hij om mij ook niets meer te maken wil hebben met Hém: Jezus Christus.”
Een afsnijdende prediking, heet dat in sommige kringen.
„Ja, zo mag je het gerust noemen. En dan niet voor de vorm, maar laat het ons doortrékken. Zeker, dat moet er het hele jaar zijn, maar laat het er in ieder geval zijn op dit ene moment in het jaar. Dat ik niet anders meer kan zeggen dan: Ik begrijp het, Heere, zó is het, dat heb ik verdiend.
En dan láten we dat ook zo. Op Goede Vrijdagavond en ook op Stille Zaterdag. Ik bedoel dat niet eenzijdig, alsof er niet meer te zeggen is. Zeker wel. Maar we lossen we het nu nog niet op, om het zo te zeggen. Want daar zijn wij natuurlijk ook heel goed in. Om direct al weer door te praten en te preken. Maar nu gaan we pas met Pasen weer verder. Dan opent zich de ruimte die er is door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.
Ooit was ik in een gewone, hervormde dienst op de Goede Vrijdagavond. Ik bedoel: geen bijzondere dienst. Er werd gepreekt, er werd gebeden, er werd weinig gezongen en het orgel speelde verder niet.
En toen, aan het einde van de dienst werden we naar huis gestuurd zonder de zegen.”
Hij laat een lange stilte vallen en leunt terug in z’n stoel.
„Echt, we moesten naar huis zónder de zegen. Onvoorstelbaar. Maar zo staat het er dus voor met ons. Het is over, uit.
Ja, het wordt, Goddank –en dat bedoel ik héél letterlijk– straks Pasen. Maar nú is het zover nog niet.”
Levensloop Piet J. Verhagen
Piet Verhagen is in 1957 geboren in Gouda. Hij studeerde theologie en geneeskunde in Utrecht. In 1988 werd hij kandidaat in de Nederlandse Hervormde Kerk, nu proponent in de PKN. Sinds 1988 is Verhagen werkzaam als psychiater, tevens als groepspsychotherapeut. Eerder werkte hij bij de Gliagg (later Eleos) en psychiatrisch ziekenhuis Veldwijk, vanaf 2000 fulltime bij Veldwijk, tegenwoordig GGz Centraal. Hij is auteur van meer publicaties, hoofdredacteur van het blad Psyche & Geloof en hoofdredacteur van De Psychiater, blad van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Verhagen is gehuwd en heeft vier kinderen.