Binnenland

„Goede voeding heeft positieve invloed op gedrag”

Goede voeding kan het gedrag van mensen positief beïnvloeden. Dat is de stellige overtuiging van apotheker dr. Gert Schuite­maker. Het om­gekeerde geldt echter ook. „Tekorten aan bepaalde voedingsstoffen hebben niet alleen lichamelijke effecten. Ze beïnvloeden ook de hersen­functies en het gedrag negatief.”

Wim van Hengel

30 March 2015 11:42Gewijzigd op 15 November 2020 17:47
Veel kinderen en volwassenen hebben een niet-gebalanceerd voedingspatroon, constateert dr. Gert Schuitemaker. Beeld RD, Anton Dommerholt
Veel kinderen en volwassenen hebben een niet-gebalanceerd voedingspatroon, constateert dr. Gert Schuitemaker. Beeld RD, Anton Dommerholt

In zijn recent verschenen boek ”Voeding & gedrag” zet Schuitemaker de resultaten van zestig jaar onderzoek op een rij. De directeur van het Ortho Instituut in Gendringen, in de Achterhoek, beschrijft diverse studies die laten zien hoe goede voeding of supplementen een gunstige invloed kunnen hebben op het gedrag van kinderen met dyslexie al of niet in combinatie met ADHD, op het gedrag van jeugdige delinquenten en gevangenen, en ook op patiënten met een psychiatrische aandoening.

Hebt u ook gekeken naar onderzoek waarin geen verband werd gevonden, of maakte u voor uw boek een positieve selectie?

„Ik scan dagelijks de internationale literatuur, maar mijn boek is geen wetenschappelijke publicatie met alle voors en tegens. Het heeft een ondertoon van alarm over de ontwikkelingen in de samen­leving als het gaat om voeding en gedrag. Er moet iets gebeuren. Dat probeer ik te onderbouwen met studies die aantonen dat goede voeding het gedrag van mensen positief kan beïnvloeden. Het is dus een selectie. Maar het gaat om goed opgezette studies uitgevoerd door gerenommeerde onderzoekers zoals de Britse dr. Sandra Richardson en dr. Bernard Gesch en de Amerikaanse dr. Joseph Hibbeln en prof. Stephen Schoentaler.”

Schuitemaker pakt er een artikel bij uit The Lancet Psychiatry van eind januari van zo’n twintig wetenschappers verbonden aan universiteiten en onderzoeks­instituten in de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, Spanje, Japan en Australië. Ze signaleren een verband tussen de kwaliteit van de voeding en de psychische gezondheid. De bewijzen daarvoor zijn fascinerend en stapelen zich op. De wetenschappers stellen vast dat een behandeling met de gangbare medicijnen bij psychiatrische aandoeningen slechts matige resultaten heeft. Voedingsmaatregelen in de psychiatrie zouden volgens hen weleens net zo belangrijk kunnen zijn als bij patiënten met hart- en vaatziekten, hormonale en stofwisselingsaandoeningen en maag-, darm-, leverziekten. En er is toenemend bewijs voor het nut van voedingssupplementen bij de behandeling van tekorten aan bepaalde vitaminen en mineralen.

Schuitemaker: „Wat zij zeggen, onderbouwt volledig wat ik in mijn boek probeer te laten zien. Zo’n artikel in The Lancet zou vijf jaar geleden niet zijn gepubliceerd. Nu gebeurt het wel. De ontwikkelingen gaan wat dat betreft de goede kant op.”

Onderzoek op dit terrein gaat toch maar langzaam voort, constateert u.

„Fondsen zijn moeilijk te krijgen. Voedingsstoffen zijn niet te patenteren, dus veel geld valt er niet mee te verdienen. Wel met pillen als ritalin. Dus als weten­schappers onderzoek willen doen met voedingsstoffen staan ze op achterstand en gaat hun pad financieel en organisatorisch niet over rozen. Vaak is het hun levenswerk. Er is doorzettingsvermogen voor nodig, want zulke inspanningen worden veelal niet ondersteund vanuit de reguliere psychiatrie. Dat werkt allemaal remmend. Zeg maar eens als psychiater tegen je collega’s: Ik ga toch eens met voeding en vitamines aan de slag… Dan kijken ze je vreemd aan. En dat werkt niet alleen zo in de psychiatrie, ook in andere medische disciplines. Het is zeilen tegen de wind in.”

Zijn er psychiaters, therapeuten of psychologen die in Nederland werken met voedingssupplementen bij hun patiënten?

„Ja, maar het is wel goed om onder­scheid te maken tussen lichte gedragsstoornissen bij kinderen en volwassenen, en ernstige aandoeningen als schizofrenie of een bipolaire stoornis. Wie in Nederland naar een orthomoleculair werkende arts, natuurgeneeskundige of diëtiste gaat, kan daar redelijk goed terecht als het gaat om voedingsadviezen. Gaat het om patiënten met schizofrenie of andere ernstige psychiatrische aandoeningen, dan wordt het een ander verhaal. De enige behandelaar die ik op dit gebied ken, is de orthomoleculair psychiater Klaus-Georg Wenzel uit Limburg aan de Lahn, ten noorden van Frankfurt (dr-wenzel.com). Hij behandelt dagelijks psychiatrische patiënten.

Goede begeleiding is bij deze aandoeningen cruciaal. Het gaat niet op de manier van: de patiënt slikt even een voedingssupplement en weg zijn de problemen. De Duitse arts behandelt daarom alleen buiten­landse patiënten als ze thuis kunnen worden begeleid door een eigen behandelaar, bijvoorbeeld de huisarts, een orthomoleculair arts of psychiater. Als die bereid is mee te werken, wil hij zo’n collega adviseren.

Er zijn meer hobbels: je moet ook de patiënt weten te motiveren. Dat is vaak lastig, mede vanwege hun aandoening. De familie wil meestal wel, zeker als ze vanwege de ziekteproblemen met de handen in het haar zitten. Je moet ook over geld beschikken, want deze behandelingen worden lang niet altijd vergoed.”

Wat kun je van een orthomole­culaire behandeling bij psychiatrische ziekten verwachten?

„Orthomoleculaire psychiatrie, ook bij schizofreniepatiënten, heeft effect als de behandeling trouw wordt gevolgd. Maar ik geef geen garanties en heb het ook niet over genezing. Je mag verwachten dat het minder slecht gaat. Verbetering is de volgende stap, en ook dat komt voor. Deze mensen slikken vaak allerlei psychofarmaca. Als ze dankzij de voedingsmaatregelen met minder toe kunnen, hebben ze ook minder last van bijwerkingen. Die afstemming vergt maatwerk. In Canada werkte de psychiater dr. Abraham Hoffer. Drie jaar geleden is hij overleden. Hij werd bekend door zijn behandelingen met hoge doses vitamine B3. De patiënten liepen met die man weg. Dat zouden ze niet hebben gedaan als ze geen resultaten merkten.

Er is ook de International Schizofrenia Foundation, een patiënten­organisatie die pleit voor een integrale behandeling van psychiatrische aandoeningen, dus zowel regulier als met voeding en supplementen (isfmentalhealth.org). In Japan is er een flinke groep artsen die hier geïnteresseerd in is geraakt door een invloedrijke en actieve Japanner die zijn schizofrene zoon in Canada heeft zien opknappen bij Hoffer.”

Tekorten aan bepaalde voedingsstoffen kunnen lichamelijke effecten hebben, maar ook de hersenfuncties en het gedrag negatief beïnvloeden, schrijft u in uw boek. Maar als je normaal eet, krijg je toch geen tekorten?

„Wat is normaal eten? Wat is de voedingswaarde van patat? Wat is de voedingswaarde van een ontbijt dat wordt overgeslagen? Veel kinderen en volwassenen hebben helaas een ongezond voedings­patroon. Er is een overconsumptie van suiker. De hersenen vormen een belangrijk onderdeel van ons lichaam. Tekorten ontstaan vaak al in de baarmoeder. Ik denk dan aan de vetoplosbare vitamines, zoals vitamine D, en een te lage inname van omega 3-vetzuren.

Voedingstekorten komen algemeen voor. Daar hoef je de voedsel­consumptiepeilingen maar op na te lezen. De Gezondheidsraad schreef in 2002 dat slechts 1,8 procent van de Nederlandse bevolking eet volgens de richt­lijnen goede voeding. En die zijn in mijn optiek al niet optimaal. Twee miljoen Nederlanders slikken maagzuurremmers, waardoor er sprake is van een verminderde opname van magnesium en vitamine B12. Dat leidt zonder aanvulling dus tot tekorten.”

Is het voorstelbaar dat patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen mankementen hebben in hun stofwisseling?

„Absoluut. Er is in de psychiatrie een sterke focus op neurotransmitters als serotonine. Maar de suikerstofwisseling is van grote invloed op het gedrag. In 1983 schreef ik daarover mijn eerste artikel in het blad Orthomoleculair. Dat onderwerp is nog steeds actueel. Het gaat over hypoglycemie, een te laag suikergehalte in het bloed. Als mensen hun suiker­spiegel niet binnen bepaalde marges kunnen houden, en vooral als de suikerspiegel plotseling daalt om wat voor reden dan ook, is dat vaak gekoppeld aan suikerrijke voeding gedurende langere tijd. Dat heeft invloed op de hersenfuncties. De hersenen halen hun energie voor de volle 100 procent uit glucose. Een daling leidt tot aspecifieke symptomen. De een krijgt trillende handen, de ander huilbuien, weer een ander een sterk hongergevoel. Maar het onderliggende mechanisme is bij ieder hetzelfde.

Gezonde, evenwichtige voeding kan problemen op dit vlak voorkomen. Ik vind niet dat ik dat hoef te bewijzen, zoals vaak wordt gesteld. Ik wil het omdraaien: de voedingsindustrie moet bewijzen dat het door haar geproduceerde kunstvoedsel in de vorm van allerlei bewerkte en geraffineerde producten past bij ons lichaam.”

U wijst in uw boek op de gunstige resultaten van Brits onderzoek door dr. Sandra Richardson met supplementen van visvetzuren bij kinderen met dyslexie, al of niet met symptomen van ADHD. Ontwikkelingspsychologen en orthopedagogen pakken dit niet op. Dyslexie kan niet genezen worden met visvetzuren, meldt de Dyslexiewegwijzer.

„Psychologen weten doorgaans nauwelijks iets af van voeding. Het onderzoek van Richardson laat zien dat de vaardigheden van kinderen duidelijk verbeteren. Genezen is wat anders. Haar onder­zoeksresultaten worden echter genegeerd. Richardson werkt alleen met visvetzuren; alleen die aanpak heeft al effect. Maar er is meer mogelijk, want het gaat om de totale voeding.

De Nederlandse dr. Lidy Pelsser werkt met een zogeheten eliminatie­dieet voor kinderen met ADHD, waarbij ze gedurende een aantal weken allerlei voedingsmiddelen weglaat en deze vervolgens één voor één weer toevoegt. Zo kan worden uitgezocht of een bepaald voedingsmiddel het gedrag van de kinderen negatief beïnvloedt.

Ook zij ziet goede resultaten van haar aanpak. Haar tien jaar durende onderzoek haalde zelfs The Lancet. Zij schreef echter geen voedingssupplementen voor. Ik wijs in mijn boek op enkele studies waaruit blijkt dat bij het ene kind met ADHD sprake is van een tekort aan zink, bij het andere aan magnesium of ijzer. Pelsser zou naar mijn overtuiging nog betere resultaten krijgen als ze tegelijk met haar dieetmaatregelen ook zou kijken naar voedingstekorten en die zo nodig zou aanvullen.”

De uitkomsten van het onder­zoek van Pelsser zijn niet verwerkt in de richtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap voor ADHD. Ritalin heeft het primaat.

„Dat is zeer teleurstellend. Het is altijd dezelfde route die wordt gevolgd: eerst pillen, dan voeding. Ik draai het om: eerst voeding, dan medicijnen. De Griekse arts Hippocrates zei dat al.”

Er is een theorie dat marginale ondervoeding de óórzaak is van veel gedragsproblemen, schrijft u. Oorzaak of factor?

„Het is doorgaans een factor in combinatie met sociale of maatschappelijke invloeden. Maar het kan ook een oorzaak zijn. Dat zie je in studies met gedetineerden die zich beter gaan gedragen als ze bepaalde voedingssupplementen krijgen (zie ”Studies onder gevangenen”, WvH).”

Stel dat alle mensen zich optimaal zouden voeden, zouden we dan in een harmonieuze samenleving, een soort paradijs, terecht­komen?

„Ik ben niet zo Bijbelvast, maar ik denk dat het paradijs er pas komt als we tot God zijn teruggekeerd. We zijn van God afgedwaald. Wat Hij in de schepping heeft gegeven aan voedsel voor de mens sluit beter aan bij onze behoeften dan onze industrieel vervaardigde producten.”

www.voedingengedrag.nl


Boekgegevens

Voeding & gedrag, dr. Gert. E. Schuitemaker

uitg. Ortho Communications & Science, Gendringen, 2014; ISBN 978 9076 161 921; 95 blz.; € 16,80.


Studies onder gevangenen

Binnen het gevangeniswezen groeit de belangstelling voor het onderwerp voeding en gedrag.

Dr. Bernard Gesch, voormalig reclasseringsambtenaar, later verbonden aan Oxford University, deed in Engeland onderzoek naar het effect van voedingssupplementen op het gedrag van gevangenen. In deze studie kregen ruim 200 gedetineerden vitaminen, mineralen en vetzuren of een neppreparaat. Er was sprake van een afname van geweldsdelicten van bijna 40 procent vergeleken met het aantal overtredingen vóór het onderzoek. In de controlegroep was nauwelijks sprake van een reductie.

Zijn onderzoek kreeg in 2005 een door de overheid gefinancierd vervolg in Nederland in 8 gevangenissen, waar 221 gedetineerden een visoliesupplement kregen in combinatie met 25 vitaminen en mineralen. In de placebogroep was sprake van een toename van geweldsincidenten en regelschendingen van 13 procent, in de groep die de echte preparaten kreeg namen ze af met 34 procent.

Schuitemaker verhaalt van een bezoek aan de penitentiaire instelling De Grittenborgh in Hoogeveen, enkele jaren geleden, voor een presentatie voor de medische staf. Gevangenisdirecteur Mathilde Vink zei, mede naar aanleiding van dit bezoek, in het blad Fit met Voeding in 2012: „Het is mijn persoonlijke mening dat veel gedetineerden flinke tekorten hebben. Ik verwacht dat voedingssupplementen op termijn in het Nederlandse gevangeniswezen een plek gaan krijgen.”

Voormalig justitieel beleidsmedewerker Ap Zaalberg, inmiddels als onderzoeker voeding en gedrag gedetacheerd bij het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, doet onderzoek naar de relatie tussen voeding en gedrag bij gevangenen en de relatie tussen neurotoxische stoffen en crimineel gedrag. Hij hoopt hierop in de loop van dit jaar te promoveren aan het Radboudumc.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer