„Snoepautomaten moeten uit school”
Staatssecretaris Ross van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vindt dat scholen die werk maken van meer beweging en sport alle snoep- en frisdrankautomaten uit hun gebouwen moeten verwijderen.
Dat zei de bewindsvrouw donderdag tijdens een discussie op het Johan de Wittcollege in Den Haag. In aanwezigheid van diverse politici, (oud-)sporters en trainers vond daar de nationale aftrap plaats van het Europees jaar van opvoeding door sport.
„Elke dag sporten is prima, ook op school, maar dan moeten wel alle snoepautomaten en die andere troep de school uit”, aldus de bewindsvrouw, daarbij wijzend naar alle automaten in de aula van het Johan de Wittcollege. Vooral jongeren pleitten donderdag voor meer sport. (Oud-)sporters benadrukten dat sport goed is, mede om het overgewicht van de jeugd tegen te gaan. Een op de vier kinderen op de basisschool weegt te veel.
Volgens Ross is het heel belangrijk dat jongeren sporten en bewegen: „Je leert met elkaar omgaan, je leert samen te streven naar een doel en je leert samen tegenslagen te verwerken.” Minister Van der Hoeven van Onderwijs voegde daaraan toe dat sporten de integratie van nieuwkomers bevordert.
De bewindsvrouw gaat uitzoeken of jongelui studiepunten kunnen krijgen als ze zich tijdelijk gaan inzetten als coach of trainer. Verder beloofde de minister dat ze in de toekomst de jongeren meer zal betrekken bij het maken van haar beleid.
Tijdens de discussie kwam het onderwerp geweld tijdens sport aan de orde. Voetbaltrainer Robert Maaskant betoogde dat professionele sporters op dit punt een voorbeeldfunctie hebben, maar dat het bij hen vooral gaat om het winnen en dat er daarom „wel eens iets fout gaat.” In de praktijk blijken alleen forse boetes hen te weerhouden van onsportief gedrag.
De voorzitter van de sportkoepel NOC*NSF, oud-VVD-kamerlid Terpstra, vindt dat het moet beginnen bij de ouders: „Die roepen langs de zijlijn tegen hun kinderen: „Schop ’m onderuit!” Omstanders moeten ouders die dit soort dingen zeggen, direct aanspreken.”