Veluwe was ijzerproducent voor Europa
Al in de tijd dat de Wodans-eiken nog betekenis hadden en dat de zogenaamde celtic fields nog werden gebruikt, was op de Veluwe sprake van ijzerwinning. Er werd zelfs veel geproduceerd, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek.
De studie van geochemicus Ineke Joosten laat zien dat de ijzerindustrie op de stuwwallen van de Veluwe in de vroege Middeleeuwen een van de grootste was van Noordwest-Europa. In de periode van de zevende tot de negende eeuw moet alleen daar al ruim 55.000 ton ruwijzer uit ijzererts zijn gewonnen. „De ijzerindustrie op de hele Veluwe vroeg gedurende de 250 tot 400 jaar dat deze in bedrijf was ten minste 100.000 ton houtskool.”
Joosten, die vandaag aan de Vrije Universiteit in Amsterdam is gepromoveerd, onderzocht samen met een archeoloog de technologie, de economische betekenis en het ineenstorten van de eens zo bloeiende, vroeghistorische ijzerindustrie. Zij behandelt in haar proefschrift vooral de technologie van de ijzerwinning.
„Bij het productieproces wonnen de Veluwenaren het metaal in vaste toestand uit ijzererts, die zij vonden in op de Veluwe verspreid liggende aders met klapperstenen.” Het winnen van ijzer gebeurde in kleine, met houtskool gestookte ovens. „Houtskool reduceert het ijzeroxide in de erts tot metallisch ijzer. De houtskool leverde dus zowel de hoge temperatuur in de oven als een voldoende reducerende atmosfeer. Het ruwe ijzer, de zogenaamde wolf, blijft in de vaste toestand. Het restmateriaal, de slak, wordt tijdens het productieproces vloeibaar en stroomt uit de oven. Hierdoor vindt er scheiding plaats tussen slak en ijzer.”
Joosten onderscheidt in Nederland twee typen ovens. Bij de kuiloven vloeit de slak in een kuil onder de oven en vormt daar de zogenaamde kuilovenslak. „Deze oven is gebruikt in de late ijzertijd.” Bij een aftapoven wordt de slak uit de zijkant van de oven afgetapt. „Die gebruikten de ijzerwinners in de laat Romeinse periode.”
Nederland kent volgens Joosten drie gebieden waar in het grijze verleden ijzer is geproduceerd. In het Vechtgebied in Overijssel zijn verschillende nederzettingen met resten van ijzerproductie gevonden, daterend uit de eerste tot de vierde eeuw. Op de Veluwe is van de zevende tot de negende eeuw ijzer geproduceerd en in het Montferland van de negende tot de elfde eeuw.
„De productiegebieden verschillen niet alleen in ouderdom, maar ook in de toepassing van het soort ijzeroven en erts. Het ijzer in het Vechtgebied is in kuilovens geproduceerd van moerasijzererts; de productie op de Veluwe en in het Montferland maakte gebruik van aftapovens en klapperstenen als erts”, ontdekte Joosten.
Uit haar onderzoek blijkt dat er nogal wat verschillen zitten in de grootte van de productie en in het rendement. Zo is door boringen vastgesteld dat er in het Overijsselse Heeten nog zo’n 45 tot 50 ton slak in de grond zit. „Dan blijkt dat er maar liefst minstens 16 tot 18 ton metallisch ijzer is geproduceerd. De archeologische vondsten wijzen erop dat de ijzerwinning daar hoogstens 30 tot 35 jaar heeft geduurd, wat neerkomt op een jaarlijkse productie van een halve ton ijzer.”
Zo’n grote productie is volgens de promovendus veel meer dan een landelijke nederzetting in die regio en in die periode nodig had. „We moeten daarom ook zoeken naar een reden voor de grootschalige ijzerproductie.” Een vondst van slakken in Wijk bij Duurstede met dezelfde samenstelling als de Veluwse slakken duidt er volgens Joosten op dat het ijzer via Dorestad kan zijn verhandeld.
De oorzaak van het einde van de ijzerproductie is nog in nevelen gehuld. Joosten veegt de vloer aan met de mening dat dit te maken had met een gebrek aan brandstof. „Het areaal bos neemt wel af van de zevende tot de negende eeuw, maar de grote ontbossing is van latere tijd. Bovendien zijn er duidelijke aanwijzingen voor het toepassen van bosmanagement. De ijzerwinners plantten speciale eikenhakhoutbossen voor de productie van houtskool.”
Het lijkt de onderzoekster dan ook veel aannemelijker dat de ijzererts op was, of dat de markt voor ijzer instortte. „Mogelijk was er geen makkelijk winbare ijzererts meer of is het verval van Dorestad van grote invloed geweest.” Joosten vond aanwijzingen dat de diepte waarop klapperstenen werden opgegraven van invloed was. „Ook als de concentratie klapperstenen te laag was, vertrokken de ijzerproducenten.”
Nog steeds is er in de bodem van de Veluwe ijzerrijke klappersteen te vinden. Ook komt er op de vochtiger plaatsen moerasijzererts voor. „Dit gebruikten de bewoners niet alleen voor de ijzerwinning. Ook de fundamenten van kerken zijn vaak gebouwd op moerasijzererts. Neem bijvoorbeeld de kerk van Garderen, Hellendoorn en Ermelo.”