„Minister maandelijks op matje”
LPF’er Hilbrand Nawijn (55) werd begin vorig jaar met 21.209 voorkeurstemmen in de Tweede Kamer gekozen. Als minister van Vreemdelingenzaken in Balkenende I veroorzaakte hij een rel door zijn kritiek op het parlement. „Die kritiek heb ik nog steeds.”
Nawijn had als bewindsman regelmatig harde confrontaties met de Kamer. Bijvoorbeeld in november 2002 over de doodstraf. Een maand later overleefde hij een motie van wantrouwen van de SP. Die viel over zijn uitspraak dat de Kamer „één groot ritueel” was.
Vindt u dat nog steeds?
„Ja. Het gaat me dan niet om de Kamer als instituut of om de kamerleden, want die werken erg hard. Ik doel op de werkwijze van het parlement. Veel kan anders en beter.
De Kamer moet controleren wat de regering doet en contact onderhouden met de burger. Aan beide zaken komt ze echter te weinig toe. De scheiding tussen hoofd- en bijzaken is er ver te zoeken. Het gaat te veel over details. Ik krijg bijvoorbeeld brieven over de werking van bepaalde medicijnen. Die brieven gooi ik gelijk weg. Ik ben toch geen arts?
De Kamer moet minder de waan van de dag nalopen en niet zo letten op wat de media brengen. Ik heb ook een hekel aan de brij aan moties. Kamerleden moeten geen moties indienen die toch niet worden aangenomen. Verder vind ik dat veel discussies in het parlement niet tot enig resultaat leiden.
De kloof tussen burgers en Den Haag is groot en kamerleden moeten daarom regelmatig het land in. Contact met de burgers, onder andere via e-mail en lezingen, is een van de leukste dingen van het kamerlidmaatschap. Kamerleden krijgen daarvoor echter weinig kans omdat de agenda steeds verandert. Dat is heel frustrerend.”
Dat kan in zo’n bedrijf toch niet anders?
„Ik zou liever zien dat de Kamer een vaste agenda hanteert en dat ministers op een vast tijdstip naar de Kamer komen om te debatteren. Bijvoorbeeld één keer per maand op een bepaalde dag. Dan kun je met de minister in één keer alle belangrijke zaken op hoofdlijnen bespreken. Dat is makkelijk voor de minister want hij hoeft geen werkbezoeken af te zeggen voor een plotselinge vergadering. En kamerleden kunnen dan tenminste hun agenda plannen. Nu bereid je soms voor niets vergaderingen voor. Die tijd kun je beter gebruiken, om bijvoorbeeld contact te onderhouden met de kiezers.
De Kamer wordt daardoor ook minder gevoelig voor de waan van de dag. Detailzaken, bijvoorbeeld uit het nieuws, kun je tussen de geplande vergaderingen schriftelijk afdoen. Mocht een bepaalde zaak uit de hand lopen, dan kun je altijd nog een apart debat organiseren.”
Over nog een jaar bent u misschien helemaal ingekapseld in de Haagse mores.
„Daar ben ik heel bang voor. Als je niet oppast, gebeurt dat ook. Maar ik wil dat voorkomen door niet mee te doen aan bepaalde gebruiken. Bij de behandeling van de begroting van Volksgezondheid heb ik zelf geen moties ingediend, maar me aangesloten bij anderen. En waarom moet je trouwens een motie gebruiken om het standpunt van jouw partij kenbaar maken? Dat kan ook via een persbericht.”