Binnenland

Anthon Bel, een halve Rus

Hij is echt de man van de kleine kerkgeschiedenis. Maar Anthon Bel is breder. Hij houdt van schilderkunst, van musea, van muziek, speelt harmonium, leest gretig literatuur, vooral de Russische. De complete Russische bibliotheek heeft hij zo ongeveer gelezen. Kwistig citeert hij uit Tsjechov, Dostojevski en Gogol. Bel is een halve Rus.

9 January 2015 22:32Gewijzigd op 15 November 2020 15:45Leestijd 11 minuten

Opeens was hij weg. Geruisloos vertrok Anthon Bel bij uitgeverij Den Hertog, na meer dan 25 jaar trouwe dienst. Bel is met pensioen. „Het past niet bij mij om met veel ophef afscheid te nemen. Toen ds. A. F. Honkoop afscheid nam als voorzitter van het deputaatschap algemene kerkelijke zaken zei hij aan het einde van een vergadering opeens, terwijl niemand ergens van wist: „Dit was de laatste keer dat u mij op deze plaats zag. Ik stop ermee. Geen bezoek. Geen bloemen. Wil ds. De Gier met ons eindigen?” Welnu, zo had ik mijn afscheid ook gedacht. Van veel auteurs, met wie ik jarenlang heb samengewerkt, heb ik persoonlijk afscheid genomen, en van mijn goede collega’s ook, natuurlijk. Ik blijf wel een beetje betrokken bij Den Hertog, hoewel, iets meer op afstand.”

Na ruim 25 jaar met stille trom vertrekken. Is dat: bescheidenheid?

„Het moet niet te veel over Anthon Bel gaan. Wie is Bel dat er voor hem een receptie georganiseerd zou moeten worden?”

Misschien is ’t ook riskant, als men in toespraken ál te dichtbij komt?

„Nee, nee, dat mag best. Ik waardeer het erg als mensen oprecht belangstelling voor je hebben, ook als het om de geestelijke dingen gaat. Dan mag iedereen mij vragen: „Anthon, hoe ligt dat nu bij jou vanbinnen?” Hoewel, het ligt er wel aan wie dat vraagt. En, ja, zó’n diepe vraag, hoe het vanbinnen is, tussen de Heere en mijn ziel, daar ben ik ook wel een beetje bang voor. Zeg je dan niet te veel? Zeg je geen dingen die geen beleving zijn? We zijn er meesters in om ergens iets van te maken, om wat mooie gedachten bij elkaar te scharrelen. Het moet wel waar zijn.”

Wat is er waar geweest, vanbinnen?

„Bij U, mijn Koning en mijn God, verwacht ik een heilrijk lot.”

Een rondgang door zijn woning in Vlaardingen, langs de plekken waar hij werkt, schrijft, zit, leest, oude spullen bewaart, voert naar de eerste verdieping, vervolgens naar de tweede verdieping. En overal staan boeken. Kleine kerkgeschiedenis. Russische literatuur. Prekenboeken. Historie. Levensbeschrijvingen. Exegese. Ergens hangt een Bijbeltekst, op een scheurkalenderblaadje: „Zij brachten hun boeken bijeen en verbrandden ze. Hand. 19:19.” „Moeilijke tekst voor mij. Nieuwe vertaling. Ook dat nog.”

Met een brede armzwaai, pogend álle boeken te omvatten: „Leny, mijn zachtmoedige vrouw, bekijkt dit met beleefd afgrijzen.”

Op een van de volle boekenplanken staan allemaal stenen uiltjes. Houdt hij van uiltjes? „Alleen als ze een beetje filosofisch uit hun oogjes kijken. Ze moeten je wel aankijken. Anders heb ik er niks aan.”

Het meeste van Bels leven speelde zich in Vlaardingen af. Hij werd er geboren, ging er naar de lagere school en naar de mulo, was op een Vlaardings kantoor assistent-accountant. Toen hij in 1989 de overstap maakte naar uitgeverij Den Hertog in Houten, bleef hij in Vlaardingen wonen. Het gezin was gesetteld in Vlaardingen. De oudste kinderen zaten op het voortgezet onderwijs in Rotterdam. „Toen heb ik samen met Leny vastgesteld: Er is maar één Houten en dat is Vlaardingen.”

De vader van Bel was in de gereformeerde gemeente van Vlaardingen ouderling. Zijn schoonvader ook. „Ze gingen altijd samen op huisbezoek en ze deinsden er niet voor terug om een huisbezoek uit te strekken tot één uur in de nacht. Ze werden met z’n tweeën wel de nachtdiscipelen genoemd.”

Anthon Bel is een halve Rus. „Mijn moeder was een Russin. In de Tweede Wereldoorlog werd ze opgepakt en naar Duitsland getransporteerd. Daar heeft ze mijn vader ontmoet. Na de oorlog zijn ze samen naar Nederland gekomen.”

Bel is naar zijn Russische grootvader genoemd: Anton Sjerbakov. „Toen ik geboren was, ging mijn vader me aangeven bij de burgerlijke stand. De man achter het loket vroeg hem: „Dus die jongen moet Anton heten? Anton, met of zonder h?”„O, doe maar met”, zei vader. Dus zit ik mijn hele leven aan die h vast.”

Zijn Russische grootvader heeft Bel niet gekend. Die is in de oorlog gesneuveld. Zijn grootmoeder heeft hij wel gekend. In 1965 heeft hij haar voor het eerst ontmoet en daarna nog enkele keren. „In die tijd heb ik ook een klein beetje Russisch geleerd. In 1997 heb ik mijn grootmoeder voor de laatste keer bezocht. Ze is 99 jaar geworden. Ik heb weleens begrepen dat mijn Russische familie een moeilijk leven heeft gehad, vooral in de tijd van Stalin. Het leven was altijd heel bedreigend.”

Voelt u zich een Rus?

„Als ik Russische literatuur lees, Tsjechov of Dostojevski bijvoorbeeld, dan voel ik me een echte Rus. Een Russische auteur zal nooit alleen maar opschrijven wat hij met het blote oog waarneemt, er gaat bij hem altijd een diepere dimensie meedoen. Een zin van een goede Russische auteur gaat soms zo diep dat mij dat vaak veel denkwerk oplevert. De Rus heeft een kwetsbare binnenkant. Hij kan binnen één minuut zowel uitbundig lachen als buitengewoon verdrietig worden. Dat herken ik. Ik kan, zonder dat iemand dat merkt, heel snel ontroerd raken, of van stemming wisselen. Als jongetje was ik daar al erg gevoelig voor. Ik moest vaak bij mijn vader in de ouderlingenbank zitten, want mijn moeder had met mijn broertjes al genoeg te stellen. Op de gezichten van de ouderlingen zag ik hoe de preek hen soms kon raken en ik dacht dan: Dat zijn gelukkige mensen, en ik ben ongelukkig.”

Wat kan u ontroeren?

„Dingen die ik lees, een psalm, iets wat ik in de prediking hoor. Je hoeft trouwens nog niet altijd blij te zijn met snelle ontroering, want ik vraag me dan algauw af of het niet alleen wat goedkope emotie is. Als het niet meer is dan alleen emotie, kun je daar ook bang voor zijn. Wat ik graag lees, dat zijn de preken van Smijtegelt en Van Reenen en de oefeningen van Floor. Zij zijn wat gemoedelijk van aard, maar weten wel de kern te raken, en daarmee raken ze ook mijn hart, ontroeren mij.”

Bij Den Hertog zat Bel vele jaren tegenover zijn collega Herman Natzijl. „We wisten precies wat we aan elkaar hadden. Vaak was één woord genoeg om te zeggen wat ons bezighield. We konden allebei hard lachen, maar ook snel erg ontroerd raken.”

Werken binnen de eigen gereformeerde gezindte vraagt soms de nodige behoedzaamheid, weet Bel. „Bij Den Hertog hebben we altijd geprobeerd uitgever voor de gehele gezindte te zijn. We wilden geen uitgever zijn van polemische boeken die duidelijk maakten hoe ingewikkeld het allemaal geworden was.

Er waren weleens mensen die vonden dat we te veel een uitgeverij voor de Gereformeerde Gemeenten waren. Maar dat is niet terecht”, zegt Bel. „Dat was vroeger wellicht zo, en zo’n imago raak je moeilijk kwijt. Maar we zijn echt een interkerkelijke uitgeverij. Toen we in 1981 Van den Tol overnamen, kregen we er mensen bij zoals ds. H. Visser, ds. J. J. Poort en ds. E. van Meer met zijn dagboeken. En toen we in 1982 uitgeverij Bout overnamen, hadden we opeens I. Kievit, G. Boer en J. van Sliedregt in ons fonds. Als iemand echter van Den Hertog zegt dat we vooral in de rechterflank van de gereformeerde gezindte opereren, dan zeg ik: U heeft gelijk.”

Naast het redactiewerk van andermans boeken, heeft Bel ook zelf een aantal boeken geschreven. Zoals de biografieën van ds. G. van Reenen en ds. H. Ligtenberg, een levensbeschrijving van ds. J. Fraanje (samen met W. B. Kranendonk) en een herdenkingsboek over de gereformeerde gemeente te Vlaardingen, ”Honderd jaar Westnieuwlandkerk”. Ook werkte hij mee aan de uitgave ”De Vereniging van 1907”. „En verder nog wat dat de mensen allemaal niet hoeven te weten.”

Zoals?

Beslist: „Nee, laten we dit zo maar houden.”

Van onderwerp veranderend, zegt hij: „Ik had nog wel veel meer willen schrijven, maar zat al vaak avond aan avond redactiewerk voor Den Hertog te doen. Ik was er tot in de vakanties mee bezig. Spijt heb ik er nooit van gehad, want het was mijn leven, maar het liep weleens de spuigaten uit. Schrijven is mooi, maar het bezig zijn met een boek van een ander is niet minder mooi.”

U heeft nú tijd om te schrijven.

„Wat voegt het allemaal toe? Ik moet eerst aan het ordenen, opruimen, wegdoen. Leny wil dat. Probleem is dat ik gewoon in veel te veel dingen geïnteresseerd ben. Ik houd van de kleine kerkgeschiedenis, van muziek, van Russische cultuur en Russische literatuur, van schilderkunst, vooral die van de Haagse School, met namen als Maris, Israels, Mauve, Willem Roelofs. Ik kan moeilijk maat houden. Dat is het hele punt.”

U kunt ook niet stoppen met lezen.

„Vroeger lag ik in bed vaak tot halfdrie ’s nachts te lezen. Later vooral in de nacht van vrijdag op zaterdag. Dan kon het wel halfvier worden. Dat was echt mijn leesnacht. Maar van lezen rust je ook uit, hoor. Als je maar wat goeds leest, iets wat je sticht, of iets wat je verrijkt. Ik kan van iets moois erg in de ban raken, kan dan slecht omschakelen.”

Toen Bel bezig was met de levensbeschrijving van ds. G. van Reenen kon hij daar ook maar moeilijk van loskomen. „Ik kreeg er toch zo’n heimwee van, van die wereld van Van Reenen. Ik ging er helemaal in op. Het was zelfs zo dat ik op een zaterdagochtend tegen onze zoon Gerard, van zes, zei: „Nu wil ik dat ge stil zijt.” Toen ben ik er toch maar even mee gestopt.”

In het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw startte H. Natzijl, samen met Bel, P. van de Breevaart, H. Florijn, J. Mastenbroek en A. Ros, de serie ”Predikanten en oefenaars” – biografisch woordenboek van de kleine kerkgeschiedenis, met levensbeschrijvingen van predikanten en oefenaars uit de rechterflank. De serie dijde uit tot vijf delen waarin zo’n slordige 350 korte biografieën werden opgenomen. Het werd zo’n beetje Bels levenswerk.

„Toen we eraan begonnen waren we nog jong. We beloofden elkaar dat we met niets anders meer bezig zouden zijn dan met ”Predikanten en oefenaars”. Vooraf hadden we er best goed over nagedacht, maar de serie is er niet zonder veel worsteling gekomen. Er staan veel levensbeschrijvingen van achtenswaardige voorgangers in, maar ook figuren van zeg maar het tweede plan. Niets menselijks was hen vreemd. Gaandeweg kwamen we namen van oefenaars tegen die ons kopzorgen gaven. Sommigen werden herhaaldelijk bepaald bij een tekst die niet in de Bijbel staat. De levenswandel liet soms veel te wensen over. Vaak schoven we zulke oefenaars maar wat voor ons uit, zodat er nogal wat zijn terechtgekomen in de laatste twee delen.”

De aanduiding ”schurkachtigen” in dit verband schijnt van u te zijn.

„Dat gold slechts voor een enkeling. We meenden oprecht een godsdienstig doel na te streven, maar we kwamen ook zo veel bedenkelijke dingen tegen dat je je kunt afvragen of je dat nog op zondag mag lezen. Het hield me soms zo bezig dat ik op de snelweg bij iedere vrachtwagen van de veerdienst P&O aan ”Predikanten en oefenaars” dacht. Maar we hadden het wel erg gezellig met elkaar.”


Levensloop Anthon Bel

Anthon Bel (64) werkte tot 1989 bij een accountantskantoor in Vlaardingen. In die tijd schreef hij levensbeschrijvingen van ds. G. van Reenen en ds. H. Ligtenberg. In 1989 maakte hij de overstap naar uitgeverij Den Hertog. Met Den Hertog waren er al vanaf 1980 contacten toen hem werd gevraagd mee te werken aan de vijfdelige serie ”Predikanten en oefenaars” (biografisch woordenboek van de kleine kerkgeschiedenis). Als uitgever begeleidde hij de serie ”Bijbelse vertellingen aan jonge kinderen” van H. van Dam. Bel is medewerker van het kerkhistorisch tijdschrift Oude Paden en behoort tot de gereformeerde gemeente te Vlaardingen. Het echtpaar Bel heeft zes kinderen.

Vond je dit artikel nuttig?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer