Eisen voor uitkering kunstenaars aangescherpt
Het kabinet wil de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars, de WIK, over een klein jaar vervangen door de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (WWIK). De WIK blijkt in de praktijk niet gemakkelijk uitvoerbaar en zou kunstenaars onvoldoende prikkelen een renderende beroepspraktijk op te bouwen.
Volgens de WWIK moeten kunstenaars die een uitkering willen, voldoen aan een minimuminkomenseis, waarvoor het totale inkomen van de kunstenaar en zijn of haar partner in aanmerking wordt genomen. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar het inkomen uit kunst, maar naar het totale inkomen. De minimuminkomenseis wordt hoger, naarmate een kunstenaar langer van de uitkering gebruikmaakt.
Doel van de wet blijft, net als bij de WIK, kunstenaars met een laag inkomen voor vier jaar inkomenssteun te geven op 70 procent van het bijstandsniveau en hen zo in staat te stellen in die periode een renderende beroepspraktijk op te bouwen. Kunstenaars mogen tot een maximum van 125 procent van het bijstandsniveau bijverdienen en hoeven niet te solliciteren naar ander werk.
Van kunstenaars die onvoldoende inkomen uit hun kunst hebben, verwacht het kabinet dat zij andere inkomstenbronnen gaan aanboren „zonder dat zij het beroep van kunstenaar hoeven op te geven". Gemeenten krijgen de mogelijkheid om kunstenaars te begeleiden bij het zoeken naar andere bronnen van inkomsten.
Bert Holvast, directeur van de Federatie van Kunstenaarsverenigingen, is opgelucht dat in een tijd waarin op cultuur wordt bezuinigd, de kunstenaarsregeling in grote lijnen blijft bestaan. Blij is hij zelfs met „de vereenvoudiging van de regelgeving en het terugdringen van het gedoe met de belastingdienst."
Holvast is minder te spreken over de aangekondigde veranderingen bij de inkomenstoetsen. Op zich heeft hij er wel begrip voor dat de inkomenseis hoger wordt naarmate de kunstenaar langer van de uitkering gebruikmaakt. „Maar er zal een neiging tot regelneverij de kop opsteken. Met alle risico’s voor oplopende controle– en uitvoeringskosten. Bovendien zegt het inkomen weinig: een kunsteaar kan een jaar lang investeren in zijn ontwikkeling. Gelukkig maakt de nieuwe wet één zo’n jaar mogelijk."
Ronduit ongerust is Holvast over het totale budget. Dat zal niet genoeg blijken. „De uitkeringen en de uitvoeringskosten worden als eerste ten laste van het beschikbare budget gelegd, wat dan nog rest is voor het activeringsbeleid. Nu het aantal kunstenaars dat voor de WIK kiest snel toeneemt door het afnemen van kunstsubsidies en door de krimpende markt, blijft er voor die activering steeds minder over."