„Trouw en liefde: ingebakken in de wereld”
Is de enorme diversiteit in onze samenleving, die bijvoorbeeld tot integratieproblemen leidt, iets van de laatste jaren? Onzin, zegt de Leidse hoogleraar dr. A. A. M. Kinneging. Die verscheidenheid is al sinds de Oudheid realiteit. En dat geeft ook niet, vindt hij, want waar het om gaat is dat de samenleving goed kan omgaan met die diversiteit.
Dat betoogde de conservatieve rechtsfilosoof donderdag in Leiden tijdens een forum dat was georganiseerd door het Leids dispuut van de studentenvereniging CSFR. Hij leek daarbij te verwachten dat zijn stelling geheel nieuw zou zijn voor het christelijk deel van het ongeveer 150-koppige publiek. „Maar wat voor u een schokkende ontdekking is, is voor vele anderen een uitgangspunt. Veel kerkelijke gemeenschappen die tot voor kort gesloten en eenvormig waren, ontdekken nu de grote boze buitenwereld, mede dankzij televisie en internet. Maar de breedte van de maatschappij ontbeerde die saamhorigheid altijd al.”
Kinneging, die vooral bekendheid verwierf door zijn activiteiten voor de conservatieve Edmund Burke Stichting, was een van de sprekers op het forum dat het veertigjarig jubileum van het Leids CSFR-dispuut Panoplia luister bij moest zetten. De ”panoplieten” confereerden een week lang over christelijk belijden in een postmoderne eeuw onder het thema ”Het beloofde land?”
Kinneging bepleitte donderdagavond het liberale model om het hoofd te bieden aan de verscheidenheid in ons land: de mens mag doen wat hij wil zolang hij anderen niet schaadt, en meerdere mensen mogen doen wat ze willen zolang álle betrokkenen erachter staan. Concreet: bezorg een ander geen overlast, en -als dat toch gebeurt- tolereer elkaar.
Maar die visie leidt niet automatisch naar het beloofde land, zo toonde de Leidse rechtsfilosoof aan. Hij wees namelijk ook op de tekorten van die liberale visie: „Deze principes stellen beide de menselijke wil op de troon. Daarbij maakt het niet uit wat die wil is. Daarom is het beter de wil te onderscheiden in een redelijke en een begeerlijke wil. De redelijke wil is legitiem en mag als uitgangspunt dienen voor de moraal.”
Maar is er ook een controlemechanisme voor die redelijke wil, of staat de juistheid daarvan bij voorbaat vast? Kinneging gaf aan dat redelijkheid „iets universeels is, waar alle culturen elkaar in kunnen vinden. Die redelijkheid, met principes als trouw, liefde en vergeving, is een voorgegeven norm en maatstaf, ingebakken in de wereld.” Is er dan toch een schepper van de mensheid die deze voorgegeven norm maakte? De conservatief wijdde er niet over uit, maar brak een lans voor het opnieuw overdenken van de antieke, middeleeuwse noties over redelijkheid.
De tweede spreker, dr. B. J. E. Verbeek, nam duidelijk afstand van „middeleeuwers als Kinneging.” De politiek filosoof, en volgens Kinneging rasechte liberaal, hamerde op het belang van zelfbeschikking en autonomie. „Het goede leven wordt van binnenuit geleefd.”
Dat kan verstrekkende consequenties hebben, volgens Verbeek. „Het betekent dat je onderzoekt wat voor opties er allemaal mogelijk zijn. Houd je mening tegen het licht en confronteer die met andere. Er moet wat te kiezen zijn, wil je het leven de moeite waard maken. Als je de trouw van het huwelijk wilt, betekent dat dat je weet wat er nog meer mogelijk is. Alleen dan kun je het huwelijk echt waarderen.”
Verbeek was daarin niet bepaald terughoudend. Zijn opmerkingen over het traject naar het huwelijk stuitten tegen de borst: „Voordat je in het huwelijk treedt heb je bijvoorbeeld wel eens cocaïne gesnoven” of, zo ver ging hij zelfs, „een prostituee bezocht.” Om dat even later toch iets te nuanceren: „Maar een goed boek lezen kan ook helpen.” Kinneging: „Dan ben ik daar voor, als u het niet erg vindt.”
De grootste angst van Verbeek leek te zijn dat hij gedwongen zou worden tot iets dat hij niet wil. „Iemand dwingen om naar de kerk te gaan, zoals mijn moeder vroeger deed, heeft geen zin. Wanneer je iemand dwingt tot een goed leven met liefde en trouw, is het waardeloos als het niet ook van binnenuit komt.”
Verbeeks opmerkingen waren koren op de molen van Kinneging. „Dus vanuit uw visie”, viel hij zijn opponent aan, „treed je in het huwelijk als je daar zin in hebt en stap je er ook weer uit als je daar zin in hebt. Als een contract. Juist die visie heeft het gezin gedestabiliseerd, met alle maatschappelijke consequenties van dien. Daar hebben we nu nog maar het begin van gezien.”
Verbeek: „Het huwelijk is geen contract, maar zonder liefde is verdergaan in een huwelijk niet alleen waardeloos, het is ook slecht voor de kinderen.” Kinneging, haast verbouwereerd: „De echtscheidingspercentages liggen nu hoger dan ooit. Dat ziet u dus als een vooruitgang?”