Hopen en bidden na weghalen tumor
Voor Bert Rozendaal (54) uit Nijkerk moest 2014 het sluitstuk worden van de grote veranderingen in zijn leven: een nieuw huis, een nieuwe baan in een nieuw kantoor. Een nog grotere verandering zette een streep door alle wijzigingen tot nu toe: hij werd ongeneeslijk ziek.
In 2012 overleed Berts moeder, met wie de vrijgezel in één huis woonde. Vorig jaar verkocht hij het huis, om een gloednieuw appartement in Nijkerk-Corlaer te betrekken. Hij zegde zijn deeltijdbaan bij het Hervormd Bondsbureau –dat de administratie van de Hervormde Mannen-, Vrouwen- en Zondagsscholenbond doet– in Nijkerk op, om zich helemaal te richten op zijn zelfstandige administratiekantoor.
Begin dit jaar krijgen alle veranderingen gestalte. In februari betrekt Rozendaal zijn nieuwe kantoor, eind mei zijn appartement. Direct erna gaat Rozendaal –enthousiast lid van een mannenkoor– mee met een koorreis naar Wenen. „Ik voelde me toen al niet goed, maar dacht: ik heb te hard gewerkt.”
Na de reis breekt al snel het pinksterweekend aan. „Van wat er toen gebeurde, van vrijdagavond tot en met zondagavond, herinner ik me niets meer. Ik werd in het ziekenhuis wakker.”
Wel weet de administrateur nog dat hij op zaterdag niemand heeft gesproken. „Dat komt vaker voor.” Dat hij noch op zondagmorgen als op zondagavond de diensten in de hervormde gemeente De Fontein in Nijkerk bijwoont, is voor Rozendaals broer reden om onmiddellijk na afloop Bert op te zoeken. „Blijkbaar heb ik nog wel de deur geopend.”
Zijn broer treft Bert aan alsof hij beschonken is. „Ik kon niet goed meer praten en lopen. Even later lag ik in de ambulance.” Rozendaal blijkt een hersentumor van 3,5 centimeter te hebben die op het gebied van de aansturing van zijn zintuigen drukt.
Opereren of niet
De donderdagmorgen erop komt de arts bij de Nijkerker aan het bed. „Er is maar één oplossing: opereren. Over twintig minuten hoor ik of u daarmee instemt.”
Rozendaal is ten einde raad. Zijn broer kan hij niet bereiken. Hij neigt ertoe niet in te stemmen. „Toen kwam er een oudere verpleegster, van 55 à 60 jaar, op mijn bed zitten. Ik had haar nog nooit gezien. „Je moet het maar doen”, zei ze. En weg was ze. Ik heb het nog nagevraagd, maar ze was niet bekend. Men heeft het weleens over engelen. Ik sluit niet uit dat zij er een is geweest.”
De tumor wordt verwijderd, maar bij enkele uitzaaiingen is dit onmogelijk. „U wordt niet meer beter, zei de arts tegen mij.” Een prognose krijgt hij niet. „Is het twee weken of vijf jaar?”
In het begin is de Nijkerker wanhopig en opstandig. „Ik heb het uitgeschreeuwd: Waarom? Gelukkig is de opstand nu weg. Op de een of andere manier heeft God me rust gegeven.”
Rozendaal krijgt chemotherapie en bestralingen om het weefsel rustig te houden. „De MRI-scan gaf begin december aan dat er een klein vlekje te zien was op de plek waar de tumor eerst zat. De neuroloog kon niet zeggen of het tumorgroei was of „vals alarm.” Daarom wordt de volgende scan over anderhalve maand uitgevoerd, in plaats van over drie maanden. Omdat ik me nu goed voel, was deze uitslag toch een domper voor me. Ik heb mijn zorgen in het gebed neergelegd.”
Rozendaal is dankbaar voor de tijd die hij nog krijgt. „Iedere dag is een cadeautje van boven.” Ook het meeleven van anderen doet hem goed. Tientallen kaarten sieren de vensterbank van zijn appartement. „Ik heb er net 330 opgeruimd.”
Beter vaderland
Hij probeert zijn leven op te pakken door enkele privé- en zakelijke klusjes te doen. Wel heeft hij besloten zijn kantoor af te stoten. „De ontwikkelingen in mijn vakgebied gaan razendsnel. Ik ben er nu een halfjaar uit. Dat is te veel.”
Omdat hij bijna geen inkomsten heeft, teert hij nu in op zijn vermogen. „Voor na m’n 65e is het inkomen gegarandeerd. Als ik dat haal. Want mijn toekomst hier is ongewis. Ik verwacht een beter vaderland. Toch hoop ik nog even op aarde te mogen rondlopen.”
serie De wending
Dit is het achtste deel in een serie over mensen die in het achterliggende jaar een grote verandering meemaakten.