Cultuurhistorica: Ede werd groot, maar bleef herkenbaar
Modernisering hoeft niet te betekenen dat de eigenheid van een lokale samenleving verdwijnt. Janny Bloembergen-Lukkes concludeert dat in haar proefschrift over Ede in de periode 1945-1995.
Volgens de promovenda groeide de Veluwse gemeente sterk, maar nam het orthodox-christelijke aandeel niet procentueel af. De ontkerkelijking ging aan Ede niet voorbij, maar ouders kozen voor hun kinderen in meerderheid voor bijzonder onderwijs.
Al verdwenen de meeste kleine boeren, Ede is aantrekkelijk gebleven om zijn landelijke karakter. Een grootstedelijke agglomeratie is Ede niet geworden, velen zien het nog altijd als een dorp. De politieke verscheidenheid nam toe, zeker door de komst van veel nieuwe inwoners. De SGP bleef relatief sterk vergeleken met de andere grote partijen die vanaf 1945 in de Edese gemeenteraad zaten.
„Groot geworden, herkenbaar gebleven.” Met die vier woorden vat cultuurhistorica Janny Bloembergen-Lukkes de ontwikkeling van Ede in de eerste vijf decennia na de Tweede Wereldoorlog samen. Zelf woont ze in Bennekom, een van de kernen van de gemeente Ede.
Eigen identiteit
Bennekom ligt dicht bij Wageningen, de plaats waar Bloembergen woensdag promoveert aan de Wageningen Universiteit.
De universitair docent cultuurgeschiedenis aan de Open Universiteit zocht in de recente historie van Ede een antwoord op de vraag welke ruimte lokale samenlevingen in het proces van modernisering hadden om een eigen identiteit te behouden.
„Ede schermde zich niet af van landelijke ontwikkelingen, maar koos voor economische groei en versterking van de werkgelegenheid”, aldus de cultuurhistorica. „Vooral onder de in Ede geboren politici leefde de wens om Ede op te stuwen in de vaart der volkeren. Het gemeentebestuur zette echter op bepaalde onderdelen bewust in op sturing van het proces.”
Als voorbeelden noemt de historica het bevorderen van het protestants-christelijk onderwijs, in een poging het confessionele karakter van de gemeente te bewaren, en het mondjesmaat investeren in sociaalculturele stedelijke voorzieningen, zoals toneel, opera en theater.
Geen eenheid
Bloembergen vindt het opmerkelijk dat de SGP in de onderzochte periode amper een jaar een wethouder leverde. „De protestants-christelijke partijen, die samen de meerderheid vormden in Ede, vormden geen eenheid. Na de oorlog kozen de CHU en de ARP, die later opgingen in het CDA, voor een coalitie met de PvdA en niet met de SGP.”
Vanaf 1966 werd de coalitie in de Gelderse gemeente permanent uitgebreid met de VVD. CHU en ARP wilden het orthodoxe element meer op afstand houden. „De achterliggende gedachte was dat een te orthodox ingevuld beleid de economische groei van Ede zou belemmeren en de gemeente te veel een orthodoxe signatuur zou geven”, weet Bloembergen
Onder leiding van de ARP-wethouders wist protestants Ede een breed, deels bovenlokaal aanbod van bijzonder onderwijs te realiseren, waaronder een christelijk streeklyceum. De politici van de ARP maakten daarvoor goed gebruik van hun netwerk, dat zich uitstrekte tot de landelijke politiek.
Bondgenoot
De confessionele partijen wilden daarentegen maar mondjesmaat investeren in sociaalculturele stedelijke voorzieningen. Voor die opstelling vonden ze vaak een bondgenoot in de liberalen van de VVD, die in het algemeen tegen te veel overheidsbemoeienis zijn.
Woningbouw en werkgelegenheid deden Ede groeien. Veel inwoners wezen al te forse verstedelijking echter af. Onder hen waren ook nogal wat nieuwkomers. Zij verruilden immers de Randstad voor een groenere woonomgeving. CHU en ARP (en het CDA) profiteerden niet van het gevoerde beleid, analyseert Bloembergen. „Ze wisten hun kiezers niet te behouden. Een deel van de import, voor wie het protestants-christelijke karakter van de gemeente de reden was om voor Ede als woonplaats te kiezen, versterkte niet het confessionele midden, maar juist het orthodoxe element, wat in de politiek ook zichtbaar werd door de komst van de RPF/GPV (de latere ChristenUnie).”
Bloembergen ging het na aan de hand van de geboorteplaatsen van de raadsleden in de vijf decennia. „Alle RPF/GPV’ers en de helft van de SGP’ers waren geen Edenaar van geboorte.”
De historica verdedigt haar proefschrift in de maand waarin de Edese gemeenteraad detailhandel op zondag in het fietsbelevingscentrum De Fietser heeft toegestaan. De SGP in Ede typeerde dit besluit als een „historisch keerpunt.”
Bloembergen heeft de periode na 1995 niet beschreven, maar wil wel reageren op het feit dat detailhandel op de eerste dag van de week wordt toegestaan: „Al staat Ede nog steeds bekend om de zondagsrust, de secularisatie gaat ook hier door. Met het wegvallen van de confessionele meerderheid in de gemeenteraad zijn in Ede veranderingen mogelijk die eerder ondenkbaar waren.”
Een stad, maar met mate
”Geen dorp, geen stad, maar… Ede!” is de titel van een nieuw boek over de geschiedenis van Ede, dat verscheen ter gelegenheid van het negentigjarig bestaan van de historische vereniging Oud Ede. Vijf auteurs bogen zich over de ontwikkeling van de plaats, waarbij de nadruk lag op de periode na 1780.
Ede is zeker niet meer het wat gesloten dorp uit de negentiende eeuw. Wat grootte betreft is Ede ongetwijfeld een stad, meent de eindredacteur van het boek, Frank Inklaar.
Maar daarmee is er nog geen sprake van een stedelijke mentaliteit. „Veel inwoners waarderen Ede waarschijnlijk juist om het wat hybride karakter.
Wel steeds meer (streek)voorzieningen die passen bij een stad, maar ook een gekoesterde landelijke ligging. Wel een sterke economische positie, maar wat voorzichtig met stadse fratsen zoals grootschalige festivals en prestigieuze musea. Wel meer woningen, maar dan toch het liefst met een eigen tuin. Een stad, maar met mate. Maar ook met een eigen identiteit: Ede dus.”
Het orthodox-christelijke stempel dat Ede van oudsher heeft, is volgens Inklaar niet meer zo dominant als in de negentiende eeuw.
„Maar door de massa aan voorzieningen met een protestants-christelijke signatuur is Ede ook een aantrekkelijke vestigingsplaats voor nieuwkomers met een orthodox-protestants-christelijke achtergrond. De Christelijke Hogeschool Ede is daar een voorbeeld van.
Niet elke gemeente in Nederland kan zeggen dat de SGP de grootste partij in de gemeenteraad is.”