De Schilderswijk heeft gebrek aan goede voorbeelden
De Schilderswijk in Den Haag werd het symbool van radicalisering. Maar wie gaat kijken, ziet dat criminaliteit een veel groter probleem is. Gepleegd door allochtone jongeren, dat wel.
Hadden ze maar goede voorbeelden. Dan zou het heel anders zijn in de Schilderswijk, verzucht Yemlihan Uyarer. Hij, een 41-jarige Turkse Koerd, is best in voor een praatje in de moskee van Milli Gürüs, op de hoek van de Rubensstraat en de Teniersstraat. Direct laat hij sterke Turkse thee aanrukken, dezelfde als die waaraan de mannen op leeftijd in de zaal zitten te nippen.
Hier in de moskee discussieert Uyarer geregeld met jongeren. Over Syrië, over hun leven in Nederland. „Sommigen willen de radicale kant op. Dan zeg ik: Nee nee, die opvattingen kloppen niet met de islam.”
Het probleem is dat er veel te weinig mensen zijn die dit de jongeren vertellen. „Ik wil een voorbeeld voor hen zijn, maar die zijn er maar heel weinig”, is de kritiek van Uyarer.
Dat blijkt ook in een Marokkaans koffiehuis aan de Hoefkade. De jongeren daar spreken eerst met grote aarzeling – ze hebben niet zo veel positieve ervaringen met media. Maar na verloop van tijd ontdooien ze. Goede voorbeelden? Die hebben ze vrijwel geen van allen. Hun vaders, zijn die rolmodellen? Het blijft stil.
Of burgemeester Aboutaleb, zelf uit Marokko afkomstig, is hij dan geen lichtend voorbeeld? Een jongen haalt, weggedoken in zijn zwarte jas, zijn schouders op. „Daar moet je voor geleerd hebben. Dat kan ik niet.” Sommige jongens hebben hun school niet afgemaakt en zijn dat ook niet van plan. „Waarom zou ik? Ik kan toch geen baan krijgen.” Het enige rolmodel dat een jongen weet te noemen, is dat van de Marokkaans-Nederlandse voetballer Ibrahim Affelay. Maar ja, dan moet je wel héél goed kunnen voetballen.
De houding van de jongeren is gelaten, apathisch bijna. Vooruitzichten hebben ze nauwelijks. Hoe het beter kan? „Het wordt nooit beter”, zegt een van de jongens. „Hier blijft het altijd zoals het is.”
Kan de verandering niet bij henzelf beginnen dan? Kunnen zij hun jongere broertjes niet bij de hand nemen? Een jongeman van begin twintig schudt zijn hoofd resoluut. „Die luisteren toch niet”, is zijn commentaar. „Ze doen precies waar ze zelf zin in hebben.”
Kabaal
De waarheid van zijn woorden blijkt diezelfde middag bij een grote voetbalkooi in de wijk; een zogeheten Cruyff Court. Daar staat een groepje jonge allochtone pubers. Het zijn een paar jongens en zo’n vijf meiden van misschien 13, 14 jaar oud. „Geen foto meneer!” roepen twee meiden direct wanneer ze de fotograaf ontwaren. Op de vraag waarom niet, ontstaat er kabaal. De meiden beginnen te schreeuwen; ook de jongens bemoeien zich ermee. Sommige pubers maken foto’s met hun mobieltje. Als ook de fotograaf een paar platen schiet, wordt het kabaal nog veel groter. Iemand gooit een plastic hoesje van een mobieltje naar fotograaf en verslaggever. Het valt op de straatstenen in stukken.
„Tsja, ook dat is de Schilderswijk”, zegt ds. Peter Strating, die de Schilderswijk op zijn duimpje kent. Hij woonde in de jaren tachtig al in de wijk, als student theologie. Toen evangeliseerde hij vooral onder prostituanten, die de toenmalige rosse buurt frequenteerden. „In die tijd is mijn liefde voor de Schilderswijk ontstaan”, zegt ds. Strating terwijl hij door de straten van zijn buurt loopt. Nu is hij er weer terug, als predikant van de Havenkerk, een kleine gemeente aan de rand van de Schilderswijk die uitgaat van de Nederlands Gereformeerde Kerken.
De laatste jaren is ds. Strating zich met zijn team steeds meer op moslims gaan richten. Dat is niet zo vreemd: van oudsher was dit een arbeiderswijk met hoofdzakelijk autochtonen, maar nu is het stadsdeel bijna helemaal verkleurd. Ds. Strating hanteert voor zichzelf altijd een vuistregel die de bevolkingsgroepen in de wijk van ruim 30.000 zielen inzichtelijk maken: een kwart is Turks, een kwart is Marokkaans, een kwart is Surinaams en Antilliaans, en het laatste kwart is de rest. Die rest is zeer gemêleerd: er vallen zo’n honderd nationaliteiten onder. Ook de laatste 8 procent overgebleven autochtone Nederlanders hoort hierbij.
Shariadriehoek
Het merendeel van de Schilderswijkers is tegenwoordig moslim. Dat blijkt overduidelijk op straat, waar veel vrouwen met hoofddoek lopen en sommige mannen een djellaba dragen. Een hoekje van de wijk kreeg zelfs de naam ”shariadriehoek”, omdat de Nederlandse mores hier niet langer zouden gelden. Die naam heeft zich diep verankerd in het publieke bewustzijn, ook al hebben veel deskundigen vastgesteld dat het feitelijk onzin is dat de islamitische wet hier aan anderen wordt opgelegd.
„Waar gaat het over”, zegt ook ds. Strating. „Misschien krijgt een jonge vrouw die haar hoofddoek afdoet en van de ene op de andere dag een Hollands zomerjurkje gaat dragen, inderdaad een paar opmerkingen. Maar dat gebeurt ook als je in Elspeet of ergens in Zeeland als jonge vrouw opeens een broek gaat dragen.”
Toch is niet alles koek en ei in de Schilderswijk. Hier werden afgelopen zomer demonstraties gehouden waarbij Joden werden verwenst. Hier wonen verschillende aanhangers van Islamitische Staat die zich onder meer op Twitter hevig roeren. Hier werden tijdens de ramadan ruiten ingegooid bij een slijterij.
Maar niet de radicale islam vormt hier het grootste probleem. De Turks-Koerdische Yemlihan Uyarer gaat zelfs hard lachen als hem het probleem van de ”shariadriehoek” wordt voorgelegd. Alsof hij dáár last van heeft. „Die mensen die in Syrië en Irak gaan vechten, zijn gewoon gek.” Uyarer voelt zich het laatste jaar weliswaar vaker onveilig dan voorheen, maar dat heeft niets met moslims te maken. „Dat komt door de criminaliteit. Die neemt toe. Ik ga nu ’s avonds niets meer zo snel naar buiten met mijn zoontje.”
Racistisch
Het is de typische achterstandsproblematiek die de wijk de das omdoet, analyseert ook ds. Strating. „Als een gezin met vijf kinderen in een portiekwoning woont, en daarnaast heb je ook een groot gezin, krijg je geheid rellen. De armoede en sociale problemen zijn hier echt groot. Wel 40 procent leeft op de armoedegrens.”
Bijkomend probleem is dat het optreden van de politie door de allochtone Schilderswijkers al snel als racistisch wordt ervaren. Bijna iedere jongere heeft zijn eigen verhalen over gefouilleerd en gecommandeerd worden zonder aanwijsbare reden. Wat zouden ze in de wijk veranderen als dat zou kunnen? „Minder politie”, zegt een Marokkaanse jongen in een koffiehuis naast supermarkt Tanger zonder spoor van twijfel. Anderen vallen hem bij. De verontwaardiging over de politie zindert door het koffiehuis.
Die verhalen verdienen het serieus genomen te worden. Ook oud-agenten van het politiebureau in de wijk vertelden vorig jaar aan Omroep West dat sommige agenten ronduit racistisch zijn. Ze hebben het op met name Marokkaanse jongens voorzien, die om de haverklap hun legitimatie moeten laten zien en geregeld zelfs geschopt zouden worden op het politiebureau.
In september was er nog een heftig incident, waarbij op de Hoefkade, voor de deur van supermarkt Tanger, de 14-jarige Marokkaanse jongen Oubayda werd aangehouden. De jongen werkte volgens de politie tegen bij zijn aanhouding, waarna hij op hardhandige wijze in de houdgreep werd genomen. Vervolgens keerde de menigte zich massaal tegen de agenten. Zelfs de Marokkaanse ambassadeur in Nederland, Abdelouahab Bellouki, zag in het voorval aanleiding om een officiële klacht in te dienen tegen de Haagse politie.
Kort daarvoor was ook de Turkse Yemlihan Uyarer al uitgevaren tegen de politie. „Er was een tijdje gelegen een Turkse jongen die een auto had gestolen. De politie zat hem op de hielen. Hij vluchtte hier de moskee in”, zegt Uyarer in de zaal van de moskee. „Toen de agenten kwamen, kon ik twee dingen doen: zeggen dat ik hem niet had gezien óf vertellen dat hij hier naar binnen was gevlucht.”
Uyarer koos voor het laatste. „Maar”, voegt hij daaraan toe, „ik vroeg aan de agenten: Wilt u alstublieft wel uw schoenen uitdoen? Hij zit namelijk in het gedeelte waar het gebed plaatsheeft.” De agent weigerde, en –tekenend voor de kloof– Uyarer kon daar niet bij. „Ja, toen hebben we flink ruzie gehad met de politie.” De Turkse Nederlander is nóg verontwaardigd als hij eraan terugdenkt. „Waarom kunnen ze zo’n klein gebaar van respect niet opbrengen?”
Nee, de kloof tussen de Schilderswijk en het autochtone deel van de stad is nog lang niet gedicht.