Drie dodelijke minuten bij treinkaping
Het waren drie dodelijke minuten. Met harde hand maakten de Nederlandse autoriteiten op 11 juni 1977 bij De Punt een eind aan de Molukse treinkaping. Mariniers gingen bij de bevrijdingsactie niet buiten hun boekje, stelt de regering op grond van een gisteren gepubliceerd archiefonderzoek. Molukkers twijfelen echter aan die conclusie.
Op de vroege zaterdagmorgen van 11 juni 1977 scheuren straaljagers in het Drentse land de stilte aan flarden. Bij het dorp De Punt jagen de vliegtuigen laag over een gekaapte trein. Het oorverdovende lawaai moet de Molukse gijzelnemers in verwarring brengen. Precisieschutters vuren duizenden kogels af op de trein, ook om de naar het voertuig stormende mariniers dekking te bieden. Die banen zich een weg naar binnen. De ban breekt. Een van de geruchtmakendste terreuracties in de Nederlandse geschiedenis komt na twintig dagen tot een einde. Welgeteld drie minuten duurt de bevrijdingsoperatie. Dodelijke minuten. Twee gegijzelde passagiers en zes van de negen Molukse kapers komen om. Er vallen diverse gewonden. Gijzelnemers lopen 144 uitwendige verwondingen op; één kogel kan meerdere verwondingen veroorzaken. Er worden 49 gegijzelden bevrijd.
De Molukkers pleegden in de jaren zeventig diverse terreuracties. Ze vroegen aandacht voor een onafhankelijke Molukse staat (Republiek der Zuid-Molukken, RMS) en vonden dat de Nederlandse overheid zich daarvoor te weinig inzette. Enkele duizenden (veelal christelijke) Molukse KNIL-militairen die in Indonesië voor Nederland hadden gevochten en na de oorlog met hun gezinnen naar Nederland kwamen, voelden zich door de Nederlandse autoriteiten ernstig in de steek gelaten.
Geliquideerd
Prangende vraag is: Gebruikten de mariniers in de trein beheerst geweld tegen de kapers of liquideerden ze enkele Molukkers die al geen verzet meer boden en kennelijk gespaard hadden kunnen worden? In Molukse kring heerst de gedachte dat er bij de bevrijdingsactie onnodig kapers zijn geliquideerd. Advocaat mr. Liesbeth Zegveld, raadsvrouw van Molukse nabestaanden van vijf kapers, vindt dat er bovenmatig geweld is gebruikt. Twee weken geleden stelde ze de Nederlandse staat aansprakelijk. Nabestaanden willen een schadevergoeding.
De Nederlandse regering vindt dat de precisieschutters en mariniers geen blaam treft. Op grond van archiefonderzoek concludeerden de ministers Opstelten (Justitie) en Hennis (Defensie) gisteren over de bevrijdingsactie in 1977: „Het doel was de bevrijding en bescherming van de gegijzelde passagiers in de trein. De consequentie dat waarschijnlijk alle gijzelnemers zouden omkomen, werd aanvaard. Het uitgeoefende geweld door de precisieschutters en de mariniers viel binnen de grenzen van de geweldstoepassing die door het bevoegd gezag was voorzien en aanvaard.”
Mariniers kregen de instructie dat ze niet mochten vuren op kapers die zich „duidelijk waarneembaar” overgaven, meldt het rapport van gisteren. De Nederlandse overheid stelt dat er „voor de omgekomen gijzelnemers geen aanwijzingen zijn gevonden dat ze zich duidelijk waarneembaar hebben overgeven.”
Op zijn minst opvallend is dat het rapport gehakt maakt van een verklaring in 1977 van het kabinet-Den Uyl. De toenmalige regering stelde dat er níét is geschoten op kapers die zich níét met een wapen verzetten. Bij de enige vrouwelijke Molukse kaper, die in de trein is doodgeschoten door mariniers, is „naderhand geen wapen aangetroffen.” Bij de kapers in de kop van de trein zijn weliswaar wapens gevonden, „maar er zijn geen aanwijzingen gevonden dat ze zich daarmee hebben verzet.”
Vraagtekens
Molukker mr. John Wattilete, RMS-president in ballingschap, vindt dat na het gisteren gepresenteerde archiefonderzoek „heel veel vragen onbeantwoord blijven.” „Voor Molukkers blijft de beëindiging van de treinkaping in 1977 een niet-afgesloten hoofdstuk.” Hij bepleit een parlementaire enquête over de kwestie. „Dan kunnen mensen, bijvoorbeeld mariniers van toen, onder ede worden gehoord. Wat is er echt in die trein gebeurd? Dat wil ik weten. Ik plaats grote vraagtekens bij de stelling dat het geweld binnen de gestelde normen bleef. Het rapport van gisteren meldt dat er bij de enige vrouwelijke kaper geen wapen is gevonden. Toch is ze van dichtbij door mariniers doodgeschoten. Dan praat je over een liquidatie.”
Een gegijzelde uit de trein bij De Punt zei twee weken geleden in deze krant het te gek voor woorden te vinden dat Molukse nabestaanden schadevergoeding willen. De gegijzelde vindt dat de Molukkers zich ten onrechte in een slachtofferrol plaatsen.
Wattilete: „Menselijk gezien begrijp ik zijn reactie. Maar van het aannemen van een slachtofferrol door Molukkers is niet aan de orde. Er zijn bij de beëindiging van de kaping zaken gebeurd die het daglicht niet kunnen verdragen.”
Molukkers begonnen de treinkaping bij De Punt. Molukkers moeten dan niet zeuren dat de Nederlandse overheid daar met harde hand een eind aan maakt. Wat vindt u van die redenering?
„Emotioneel gezien is zo’n reactie begrijpelijk. Maar dan zou je ook kunnen zeggen dat een winkelier bij een overval de overvaller een kogel door het hoofd mag schieten. De Nederlandse staat heeft het monopolie op geweld en moet zich aan de regels houden. Zelfs in een oorlog hebben gevangenen rechten. De Nederlandse autoriteiten maken zich er boos over dat terroristen in Syrië krijgsgevangenen standrechtelijk executeren. Ik zie geen verschil met de Molukse kwestie.”
De mariniers opereerden in een schemerige trein onder uiterst moeilijke omstandigheden. Kunt u zich voorstellen dat veel mensen begrip hebben voor hun optreden?
„Ik kan me daar niets bij voorstellen. Die mensen zijn speciaal opgeleid en moeten onder allerlei omstandigheden beheerst kunnen optreden. Soldaten die een dag lang onder vuur hebben gelegen, hebben ook geen vrijbrief om tegen gevangenen te zeggen: „Gaan jullie maar tegen de muur staan.” Overigens praat ik de gijzeling door de Molukkers niet goed. Ze hebben de wet overtreden. Wel waren de Molukse acties een product van de ellende die de Molukkers in Nederland ondervonden. De Nederlandse overheid heeft hen ernstig tekortgedaan.”
Bekijk hier een animatie van de treinkaping bij De Punt.
Gegijzelde: Begrip voor frustraties Molukkers
„Natuurlijk” was gegijzelde Janneke Wiegers (toen 19) blij dat mariniers op 11 juni 1977 een einde maakten aan de Molukse treinkaping. „Wij zagen de mariniers als onze bevrijders. Toch was de wijze waarop de bevrijdingsactie is uitgevoerd voor mij een domper.”
Wiegers las met gemengde gevoelens een samenvatting van het gisteren gepresenteerde archiefonderzoek naar de beëindiging van de treinkaping. Dat er nog altijd onvrede is onder Molukkers, kan ze zich wel voorstellen. „Dit rapport doet geen recht aan de frustraties van de Molukkers. Ik krijg de indruk dat het rapport vooral theorie is. Maar de praktijk kan anders geweest zijn. Ik heb in het verleden signalen gekregen dat er mariniers waren die zich hebben laten leiden door hun adrenaline en de kans hebben aangegrepen om de kapers hun daad betaald te zetten. Het lijkt mij een realistische optie dat er doelbewust kapers zijn geliquideerd.”
De instructie was dat mariniers niet mochten vuren op kapers die zich „duidelijk waarneembaar” overgaven. Volgens het rapport zijn er voor de omgekomen gijzelnemers „geen aanwijzingen gevonden dat zij zich duidelijk waarneembaar hebben overgegeven.”
Met andere woorden: de mariniers handelden correct. Wiegers: „Ik vind zo’n zin in het rapport een farce. Waarschijnlijk waren kapers door het vuur van de precisieschutters al gewond en misschien niet meer volledig bij kennis. Hoe kunnen ze zich dan nog duidelijk waarneembaar overgeven?”
Heeft Wiegers, woonachtig in Staphorst, begrip voor het optreden van de mariniers, die onder uiterst gevaarlijke omstandigheden opereerden? „Ik begrijp dat ze ontzettend alert waren. Ze liepen levensgevaar. Ze moesten in fracties van seconden beslissingen nemen. Ze stonden voor 120 procent onder spanning en zaten al een paar weken opgefokt te wachten op het moment dat ze in actie konden komen. Het kan zijn dat het optreden van sommigen daardoor niet altijd ethisch verantwoord was.”
Op het moment van de bevrijdingsactie kroop Wiegers, destijds pabostudente, onder een bank in de eersteklascoupé, waar zich ook de andere vrouwen bevonden. „We waren één brok zenuwen. Een van de kapers riep dat we moesten gaan staan, terwijl de mariniers buiten juist schreeuwden dat we moesten blijven liggen. Ik was op dat moment ontzettend helder en besefte dat ik moest blijven liggen. De Molukker probeerde mij omhoog te trekken. Ik begon te gillen, toen liep hij door.”
De treinkaping had zeker de eerste jaren grote impact op haar. „Ik voelde me nergens meer veilig en zat in angst. Het was zo erg dat ik soms dacht: „Was ik bij de bevrijdingsactie maar omgekomen.” Sloeg iemand een deur dicht, dan kromp ik in elkaar. Ik ben na de kaping op kamers gaan wonen in Groningen, waar ik studeerde. Het was de tijd van de Koude Oorlog. Hoorde ik straaljagers, dan dacht ik: Wanneer vallen de bommen? Ik zag de Russen al over de Hereweg, waaraan mijn school stond, oprukken. In de kerk dacht ik vaak: Als er iemand met een wapen binnendringt, kan ik dan wegkomen?”
Ondanks de impact die de kaping op het leven van Wiegers heeft gehad, heeft ze begrip voor de frustraties van de Molukkers. „Ze willen gehoord en serieus genomen worden. En dat gebeurt in het huidige rapport niet.”