Schuurpaal voor startende leraar
„Dit is fantastisch werk. Ik ben hier heel blij mee.” Minister Van der Hoeven van Onderwijs ging woensdag in Den Haag in gesprek met vutters (fpu’ers) die in deeltijd in het basisonderwijs blijven werken als begeleider van startende collega’s.
Van alle beginnende leerkrachten in het basisonderwijs haakt 20 procent binnen vijf jaar af. Gebrekkige begeleiding is een van de belangrijkste oorzaken. Bovendien zorgt vergrijzing voor het wegstromen van kennis en ervaring uit het onderwijsveld. Reden voor het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) en minister Van der Hoeven om een project te starten waarbij ervaren leerkrachten startende collega’s begeleiden.
Van de eerste groep van twintig ”fitte vutters” zijn er inmiddels dertien aan de slag gegaan als coach. In maart start de volgende groep van vijftien fpu’ers. „Ik ben er nog niet aan toe om te stoppen”, zegt J. Rovers. „Ik heb nog heel wat te vertellen.”
D. Krozenbrink is in 2002 gestart in het basisonderwijs. Zij heeft begeleiding van M. Potze. „Het verschil met hulp van collega’s is dat je op school je twijfels en emotie moeilijk kunt laten blijken. Dat doe je bij een persoonlijke begeleider van buitenaf wel”, zegt ze. Potze beaamt dat. „Het is heerlijk, fantastisch werk om te doen.”
Veel scholen gaan er nog van uit dat een intern begeleider (ib’er) voldoende is voor de begeleiding van jonge leerkrachten. Potze bestrijdt dat. „Een ib’er heeft ook verantwoordelijkheid voor de kinderen in de groep. De valkuil is dan heel groot dat het in de begeleiding gaat over de kinderen in plaats van over de leraar. In dit project staat de leerkracht centraal. We vragen dus niet: Hoe krijg je dat jongetje weer aan het werk, maar: Waarom kun jij niet rustig reageren?”
Volgens Potze zijn het niet alleen starters die een begeleider nodig hebben, maar kunnen ook oudere leerkrachten wel eens een steuntje in de rug gebruiken. Dat is ook de mening van minister Van der Hoeven: „Je moet leren dat er nog meer te leren is. Zelf heb ik, bij mijn start in het onderwijs in 1969, veel gehad aan het brugklasteam dat tweemaal per week overlegde. Iedereen kan behoefte hebben aan een coach.”
H. Hendriks, directeur van de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS), maakt onderscheid tussen de praktische en de persoonlijke coach. Die laatste richt zich meer op het welbevinden van de leerkracht dan op het functioneren van diens klas.
Belangrijk is het volgens Potze dat vutters eerder in het project worden betrokken. „Dus niet vier maanden voordat ze stoppen met hun schoolwerk.” Of die gelegenheid er blijft, is nog onzeker. In september dit jaar loopt het project ten einde, waarna minister Van der Hoeven bekijkt of er een voortzetting komt. „Er zijn nogal wat vragen te beantwoorden.”
Toch geeft ze aan dit een belangrijke vooruitgang te vinden. „Er moet een goede methode komen om dit project bekend te maken.” Volgens haar is het mogelijk om de begeleiding van nieuwe collega’s te bekostigen uit het schoolbudget. Hoewel het project in het basisonderwijs startte, acht Van der Hoeven het niet onmogelijk dat dit uitbreiding krijgt naar het voortgezet onderwijs. „We moeten kennis en ervaring breed toegankelijk maken”, meent de minister. „Een van de problemen is dat veel jonge mensen afhaken in het onderwijs. Een latere oorzaak van uitstroom is burn-out. Dat moeten we voorkomen.”
Diverse mensen in het overvolle zaaltje -het gros heeft meer dan 35 jaar onderwijservaring- reageren positief op de mogelijkheid om fpu’ers als begeleider te krijgen. „Een school haalt zo op een snelle, daadkrachtige manier een brok ervaring binnen”, zegt een schoolleider. Een coachende vutter reageert: „Ik vind het helemaal te gek om als fpu’er nieuwe leerkrachten te begeleiden.”
Wel merkt hij dat het veel discussie oproept als een school een externe begeleider aantrekt. Oudere leerkrachten die graag zelf minder lesgeven en een taak als begeleider zouden willen krijgen, hebben soms weinig begrip voor het binnenhalen van iemand van buitenaf. „Er moet ook vertrouwen zijn in de integriteit van de coach. Deze mag absoluut niets van de gesprekken aan anderen in de school melden”, stelt een directeur. Minister Van der Hoeven meent dat de verzoeken van scholen om steun bij de begeleiding van startende collega’s uit het onderwijsveld zelf moeten komen. „De steun in de rug hebt u van mij.”