Rotterdammer gaat bootvluchtelingen redden met oud evangelisatieschip
ROTTERDAM. Bloedserieus is Mario van Parijs. De Rotterdammer maakt zijn schip Castor, dat eerder in dezelfde regio als evangelisatieschip rondvoer, in gereedheid om bootvluchtelingen uit de Middellandse Zee te gaan plukken. „Ik kan hen niet laten sterven.” Maar eerst heeft hij nog een berg geld nodig.
Bootvluchtelingen, op zoek naar een beter leven in Europa, verdrinken met duizenden in de Middellandse Zee. Het is een van de grote drama’s van deze tijd.
Dat drama dreigt nog groter te worden doordat een initiatief om migranten in nood te helpen, Mare Nostrum, gaat stoppen. Grensbewaking is voortaan het devies, niet hulpverlening.
Voor Mario van Parijs (33), schipper van beroep, is dat onverteerbaar. Hij heeft „niets met Afrika”, is evenmin voorstander van „een grote toestroom migranten” die in Nederland hun heil zoeken, maar hij heeft wel een schip. De Castor. En dat schip is zeewaardig. Van Parijs kocht het als student voor een prikje; het lag in de haven van Urk weg te roesten. Jaren van intensief opknappen volgden.
Nu ziet hij een doel: mensen redden. „Toen ik laatst op het nieuws weer zag dat er 500 mensen onder water waren verdwenen, viel het kwartje. Ik besefte: er zijn heel veel dingen waar we niets aan kunnen doen, maar hier kan ik wél wat aan doen. Ik heb een schip. Om deze mensen te laten sterven, vind ik te ver gaan.”
U gaat willekeurig de wateren van de Middellandse Zee afschuimen op zoek naar drenkelingen?
„Ik doe dit in goed overleg met de Italiaanse kustwacht”, zegt Van Parijs. „Ik ben al met hen in contact. Ik zeg tegen hen: Hier lig ik met mijn schip, laat het mij weten als het fout gaat. Op die manier voorkom ik een hoop juridische ellende voor mezelf. Want wat is anders het verschil tussen mij en een mensensmokkelaar? Ik zou direct aan de ketting worden gelegd.”
Een miljonairsechtpaar uit Malta liet onlangs weten hetzelfde van plan te zijn met hun schip.
„Dat hoorde ik nadat ik al met mijn plannen bezig was. Daar ben ik heel blij mee; ik ben dus toch niet de enige. Ik heb hen per e-mail benaderd, maar heb het hart niet om hun geld te vragen. Juist zij zijn degenen die geholpen dienen te worden, net als ik.”
Hoe reageren mensen op uw plannen?
„Velen bellen. Ik krijg veel begrip, maar euro’s? Nul. Eén meneer vroeg zelfs wat het dividend was. Ik zeg: Waar heb je het over? We gaan mensen redden, dat kóst alleen maar geld. Het dividend is nul komma nul, wat zeg ik? Het is negatief.”
Voor zo’n reis heb je een goede bemanning nodig.
„Vijf man is het bittere minimum. Plus ter plaatse twee potige matrozen erbij om mensen uit zee te helpen, en een stukje beveiliging, want je weet niet wat er gaat gebeuren. En vergeet het medisch team niet: één of twee broeders heb je algauw nodig. Dan zit je zo op een mannetje of tien.”
Van Parijs heeft al genoeg gegadigden op het oog. „Mijn vriendin wil er zelfs haar baan voor opzeggen. Ook van een aantal anderen weet ik dat ze alles opzij willen zetten om mee te gaan.”
Twee potentiële bemanningsleden kennen de Castor al van lang geleden, toen het schip onder de naam Redeemer (Verlosser) als evangelisatieschip landen langs de Middellandse Zee aandeed. Dat was in de jaren tachtig en negentig.
Het eigenlijke doel van het evangelisatieschip was destijds Vietnamese bootvluchtelingen te redden, die toen massaal de Rode Khmer in hun land ontvluchtten. „Maar ze waren te laat”, zegt Van Parijs. „Toen ze zover waren, was de laatste bootvluchteling al gered. Ze zijn toen in de buurt van de Griekse eilanden blijven hangen. Dat is nog steeds een pijnpunt voor hen. Ik hoop dat dit mij niet ook overkomt.”
Geld is op dit moment de grote bottleneck voor Van Parijs. „Het schip is er klaar voor en ik ook. Ik had er allang willen zijn. Maar ik heb nog heel wat uitrusting nodig, om maar eens wat te noemen.” De Rotterdammer is op zoek naar in totaal 750.000 euro en hoopt dat iemand zich aangesproken voelt om het geld te doneren.
Als het geld binnen is, bent u morgen vertrokken?
„Dat zou onrealistisch zijn. Mensen moeten ontslag nemen, je moet zaken regelen. Maar binnen een week of twee, drie hoop ik weg te zijn.”