„Statenbijbel kreeg snel een grote plaats”
DORDRECHT. „Ook al was de Statenvertaling beslist geen vertaling in de omgangstaal van die tijd, toch zou zij binnen enkele decennia de meest gezaghebbende en publieke versie van de Bijbel in de Nederlandse taal worden. Meer dan drie eeuwen lang domineerde zij vervolgens de Bijbelproductie in ons land.”
Prof. dr. A. A. den Hollander, hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, zei dat zaterdag tijdens het congres van de Oranjebond in Dordrecht, dat werd bijgewoond door koning Willem-Alexander. Den Hollander sprak over ”De Statenvertaling en de Nederlandse identiteit”. „Als boek heeft de Statenvertaling bijgedragen tot de uniformering van de Nederlandse taal; als project droeg ze bij aan de eenwording van Nederland als staat”, stelde hij.
Den Hollander schetste de geschiedenis van de Nationale Synode, die in 1618 en 1619 in deze stad werd gehouden. „Het belangrijkste agendapunt was een theologische kwestie tussen zogeheten remonstranten en contraremonstranten die niet alleen binnen de jonge Gereformeerde Kerk tot verdeeldheid en veel onrust had geleid, maar ook tot politieke tweespalt in de eveneens nog jonge Republiek. Nadat stadhouder Maurits van Nassau eerst de kwestie politiek had beslecht in de Staten van Holland, was de weg vrij voor een landelijke kerkvergadering hierover. De zaak zou tijdens de synode worden beslist en het remonstrantisme worden veroordeeld, wat onder meer zou leiden tot schorsing van ongeveer 10 procent van de zittende predikanten. De ware gereformeerde leer werd vastgelegd in vijf artikelen, de zogenaamde leerregels of Canones van Dordrecht.”
De andere punten op de agenda waren weliswaar minder tijdrovend, maar beoogden eveneens de eensgezindheid en de uniformiteit binnen de Gereformeerde Kerk te bevorderen, stelde de Amsterdamse hoogleraar. „Zo moest er een nieuwe kerkorde komen die een einde zou maken aan bestaande onduidelijkheden over de rol van kerkelijke en wereldlijke autoriteiten bij de benoeming van predikanten. Ook werden er maatregelen genomen om de kennis van de gereformeerde geloofsleer, zoals verwoord in de Heidelbergse Catechismus, bij de kerkleden te verbeteren. Zo zouden niet alleen kinderen, maar ook volwassenen catechismusonderwijs moeten krijgen.”
Verder reikend was volgens Den Hollander het besluit om een nieuwe Bijbelvertaling te laten vervaardigen. „De vertalers en de correctoren maakten afspraken over de spellingwijze van het Nederlands. Dat droeg bij aan een meer gestandaardiseerde vorm van het Nederlands. Tegelijk waren er in 1637 al toonaangevende werken over de standaardisering van de Nederlandse taal, zodat de Statenvertaling eerder de rol van navolger had dan van initiator. De kracht van de Statenvertaling lag dan ook niet zozeer in het initiëren van de standaarden, maar in het wijd verspreiden ervan en gedurende een zo lange periode.”
De Statenvertaling werd direct in de kerk ingevoerd en op grote schaal op scholen en door mensen thuis gebruikt.
„Vertaling is meer dan monument”
De Statenvertaling is meer dan een monument, een verschijnsel uit onze geschiedenis dat een duidelijk stempel op onze cultuur heeft gedrukt, zei prof. dr. A. A. den Hollander zaterdag tijdens het jaarcongres van de Oranjebond. „Nog steeds is de Statenbijbel immers een geloofsboek waaruit geleefd wordt in verschillende protestantse kerk- en geloofsgemeenschappen in ons land. Nog steeds wordt de Statenvertaling gedrukt, al dan niet in een herziene vorm, en wordt zij gebruikt op scholen, in gezinnen en daarbuiten. En daarmee is de geschiedenis van de Statenvertaling en de Nederlandse identiteit een nog levende geschiedenis. En dat is bijzonder genoeg.”