Alleen maar vrolijke mensen op Lexmondse kostuumzolder
LEXMOND. „Weet je wat zo mooi is”, zegt mevrouw Ida Schep-Bosch (85), „we krijgen hier nooit chagrijnige mensen op bezoek. Iedereen die hier komt heeft de grootste schik, want ze hebben een feestje in het vooruitzicht.”
Haar monumentale boerderij aan het Lakerveld in Lexmond, bij Vianen, ademt de sfeer van vroeger. De foto’s en de fraaie schouw in de woonkamer roepen herinneringen aan een ver verleden op.
De enorme boerderijzolder spant echter de kroon. Aan rekken, op tafels, in kasten en dozen hangt en ligt een indrukwekkende verzameling japons, jakjes, pakken, jacquets, toga’s, streepjesbroeken, hoeden, petten, omslagdoeken en schoenen.
Poppen en hoekjes over de Tweede Wereldoorlog, de reis van de Titanic en kerkvolk dat zich voorbereidt op de zondagse eredienst maken de collectie compleet. „Kijk, hier heb je centen en de pepermunten voor de kerkdienst. En een flesje eau de cologne. Als de mensen in de rouw waren, werd het flesje met zwart haakwerk bedekt.”
Ida Schep begon lang geleden met verzamelen toen haar man een hartinfarct kreeg. „Ik zocht een hobby die ik kon combineren met de verzorging van mijn man.”
Samen met een paar vriendinnen ging ze kleren maken. In de loop der jaren groeide de verzameling door kledingstukken te kopen of te ruilen. Mensen die van haar voorliefde voor historische kledij hoorden, kwamen soms spullen brengen. „En we hadden oude patronen. Als ik wat geld overhad, kochten we stof en naaiden een nieuw kostuum.” Trots wijst ze op de topstukken in haar collectie: een paarse trouwjurk en een uniform uit 1914.
Van lieverlee begint ze geld met haar hobby te verdienen. Jubilerende kerken, scholen en verenigingen huren hun historische kledij in Lexmond, deelnemers van feestweken weten de boerderij feilloos te vinden en zelfs burgemeesters in de regio speuren op de zolder of ze iets van hun gading kunnen vinden.
In een fotoalbum houdt ze precies bij wie ze in de kleren heeft gestoken. „De kerk van Ottoland bestond 125 jaar. Toen heb ik 31 personen aangekleed, en een paar jaar geleden zo’n 40 personen uit Lopik. En hier heb ik een bedankbrief van een predikant die ik aan een oude toga hielp.”
De mensen komen in groepjes passen. „Ik vind die oude kleren op zich al prachtig, maar het is ook zo leuk dat je mensen er een plezier mee kunt doen. Ik geniet als ze langskomen om dingen uit te zoeken. Het passen doen we ontspannen. Net zolang tot iedereen geslaagd is.”
Sommige mensen denken dat ze te dik zijn om iets geschikts te vinden, maar die worden door mevrouw Schep en haar vriendinnen snel uit de droom geholpen. „Niemand is te dik, we vinden voor iedereen wat moois.” Dat wordt onderstreept door een bordje op de deur van de zolder. „Hier wordt niet over dik of dun gesproken. Niet over groot of klein; we houden het fijn.” En als een kledingstuk toch knelt of wat te wijd is, wordt dat in een mum van tijd vermaakt.
De klanten passen hun kostuums in een van de paskamertjes, de vroegere slaapkamers van de negen kinderen die het echtpaar kreeg. „We hebben veel gelachen. Ooit vroeg iemand of hij een hoed voor de helft van de prijs kon krijgen. Tuurlijk, zei ik, maar dan krijg je wel een half exemplaar.”
De Lexmondse schoolkinderen zijn vaste bezoekers. Ze kijken rond op de boerderij en voeren de schapen. Jaarlijks hoogtepunt is de verkleedpartij op zolder. „Kinderen aankleden is het mooiste wat er is. De meisjes staan te pronken voor de spiegel; de jongens vinden een pet en bretels het mooist.” Dan komen ook de vragen. Over de uniformen, de oorlog en de tijd van toen. „Alles heeft z’n eigen verhaal; zo blijven de herinneringen aan vroeger levend.”
De boerderij aan het Lakerveld staat te koop. Binnen afzienbare tijd verhuist mevrouw Schep naar een woning in het dorp. „Dat betekent het einde van mijn hobby”, beseft ze. „Nee, dat vind ik niet erg. Als je 85 bent, mag je het een keertje rustiger aan doen. Ik ben er ruim twintig jaar druk mee geweest. Het is goed zo.”