Woonlasten grote gemeenten minder snel gestegen
Inwoners van grote gemeenten moeten dit jaar 4,4 procent meer onroerend zaakbelastingen (OZB), rioolrecht en reinigingsheffing betalen dan vorig jaar. Vorig jaar was die stijging nog 7 procent. Lastenverschillen tussen gemeenten nemen bovendien af.
Deze cijfers komen naar voren uit onderzoek van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) van de Rijksuniversiteit Groningen. Het aan de RuG verbonden centrum onderzoekt als enige instituut in Nederland jaarlijks de woonlasten in alle gemeenten, provincies en waterschappen.
„In het algemeen stijgen woonlasten het minst in gemeenten waar deze lasten al relatief hoog zijn. De lastenverschillen tussen gemeenten nemen daardoor af", verklaart het instituut. COELO onderzocht tarieven in 35 grote gemeenten, waarin in totaal ruim 36 procent van de Nederlandse bevolking woont.
Gemeentelijke woonlasten (OZB, rioolrecht en reinigingsheffing, minus de zogeheten Zalmsnip) voor een meerpersoonshuishouden lopen in 2004 met 4,4 procent op tot gemiddeld 637 euro. Het ’goedkoopst’ is de gemeente Den Haag (544 euro), Hilversum het duurst (790 euro). De grootste woonlastenstijging is in Sittard–Geleen (11 procent), in Apeldoorn is een daling van 5,2 procent te zien.
De OZB is niet sterk verhoogd. Het gemiddelde OZB–tarief voor woningen stijgt met 2,5 procent. Vorig jaar was dat 4,6 procent. Het tarief voor andere panden stijgt met 2,8 procent, tegen vorig jaar 5,1 procent. De OZB–stijging is het grootst in Sittard–Geleen (12,5 procent). Den Haag heeft haar OZB sinds enkele jaren niet verhoogd. Amsterdam heeft de laagste tarieven, Leeuwarden hanteert de hoogste. Het tarief voor panden waarin niet gewoond wordt, vooral bedrijfspanden, ligt gemiddeld 50 procent boven dat voor woningen.