Muziek

Concertverslag: Jochem Schuurman in Leens

Tijdens de zomer doet de RD-muziekredactie wekelijks verslag van een orgelconcert ergens in Nederland. Vandaag deel 6: Jochem Schuurman in de Petruskerk in Leens.

25 August 2014 10:20Gewijzigd op 15 November 2020 12:32
De Petruskerk in Leens met het beroemde Hinszorgel. Beeld RD, Henk Visscher
De Petruskerk in Leens met het beroemde Hinszorgel. Beeld RD, Henk Visscher

Het Hinszorgel uit 1733 in de Petruskerk in Leens is wijdvermaard. Het is misschien wel het bekendste instrument van het Groninger platteland. Dat schept verwachtingen.

De concertserie die de Stichting Hinszorgel Leens al jaren in de zomer organiseert, telt ook dit jaar weer klinkende namen: Matteo Imbruno (Amsterdam), Hayo Boerema (Rotterdam), Jos van der Kooy (Haarlem), Andreas Fischer (Hamburg), Aart Bergwerff (Den Haag), Jacques van Oortmerssen (Amsterdam), Wolfgang Zerer (Hamburg), Jan Hage (Utrecht) en de Groninger Sietze de Vries. Naast „gevestigde concertgevers” wil de organisatie echter ook „nieuwe spelers” een podium bieden.

Een van hen is de jonge organist Jochem Schuurman (1989) uit Drachten. Vorig jaar juni studeerde hij cum laude af aan het Groningse concertvatorium. Onlangs werd hij samen met twee andere organisten genomineerd voor de prestigieuze Sweelinck-Mullerprijs 2014. Sinds begin dit jaar is Schuurman eigenaar van de bekende boek- en muziekhandel Boeijenga Music in Leeuwarden. Als kerkorganist is hij verbonden aan de vrijgemaakte kerk in Drachten.

Het is deze zaterdagavond niet druk. Een bekend verschijnsel, volgens Dirk Molenaar, een van de organisten van de kerk en betrokken bij de concertserie. „Gemiddeld ligt het aantal bezoekers rond de veertig. Met soms een uitschieter. Er zijn veel te veel concerten.” Deze avond blijft de teller op 35 luisteraars steken. De meesten pakken een stoel en installeren zich voor het koorhek, met het gezicht naar het prachtige orgelfront. Een enkeling geeft er de voorkeur aan de klank in de rug te hebben.

Molenaar introduceert Jochem Schuurman als een „jong talent”, die hier in Leens voor het eerst concerteert. Schuurman zelf houdt zijn toelichting kort. „Ik speel vanavond alleen maar meesterwerken van mijn favoriete componisten.” Dat zijn de grote Noord-Duitsers Buxtehude en Scheidemann en –hoe kan het ook anders op dit orgel– Johann Sebastian Bach. Alleen over Bachs grote orgelkoraal over het ”Vater unser” (BWV 682) weidt Schuurman even uit. „Dat is misschien wel het grootste meesterwerk. Het begint als een trio dat niet zou misstaan als deel van een van de triosonates. Vervolgens wordt aan die drie stemmen een vierde toegevoegd: de koraalmelodie. En dan weet Bach nog een vijfde stem toe te voegen: nog een keer de melodie, in canon. Een complexe compositie dus. Met recht een meesterwerk.”

Schuurman opent met Buxtehude: de grote Preludium en Fuga in F, BuxWV 145. Hij kiest –vergeleken met de uitvoering van iemand als Ton Koopman– voor een rustig en gelijkmatig tempo. Dit is muziek die het tweeklaviers instrument van Albertus Anthoni Hinsz op het lijf geschreven is. Als ook de Scherp van het Rugwerk mee mag doen, vult de plenumklank van het orgel de middeleeuwse ruimte helemaal.

Met de koraalfantasie over ”Jesu Christ, unser Heiland” van Heinrich Scheidemann kan Schuurman de intieme klank van het orgel mooi demonstreren. Eerst klinkt in het koraal vooraf de Sesquialter van het Rugwerk. Vervolgens wisselen in de breed uitgesponnen fantasie de Nasard en de Dulciaan van het Rugwerk elkaar op een mooie manier af.

Voor het middendeel van het programma komt de organist naar beneden. In het koor staat een fraai koororgel van Mense Ruiter uit 1982. Het wordt zo nu en dan tijdens concerten bespeeld, aldus Molenaar. Schuurman heeft ervoor gekozen om Bachs Toccata in d (BWV 913) op het kleine instrument (zes stemmen) te vertolken. Het gaat om een virtuoos stuk, dat oorspronkelijk voor klavecimbel werd geschreven. Manualiter gespeeld kan het echter heel goed op zo’n koororgel. Dat vraagt wel de nodige precisie en vingervlugheid. Maar die blijkt Schuurman in ruime mate te hebben. Hij zit daar heel beheerst, zonder opsmuk of theatrale gebaren.

Terug naar het hoofdorgel: Bachs complexe koraalbewerking van het ”Vater unser” uit de zogenoemde Grote Orgelmis. Met z’n heerlijke ritmische structuur en mooie trillers een prachtig stuk, mits goed geregistreerd en uitgevoerd. Beide doet Schuurman. Met de fluiten van het Rugwerk in de rechterhand en de Vox Humana van het Hoofdwerk in de linkerhand ontstaat een wonderschoon samenspel waarbij alle lijnen helder blijven.

Na een tweede ”Vater unser” van Bach (BWV 737) als slotstuk de grote Preludium en Fuga in e (BWV 548) van de Thomascantor. Daar is het vuur in het spel. Trefzeker zet Schuurman deze grootse compositie neer. Vooral in de uiterst lastige fuga gaat het heerlijk dansen: dit mag wel eindeloos doorgaan. Het stralende majeurakkoord is een grootse afsluiting van het concert.

Het publiek is enthousiast. Molenaar feliciteert Schuurman met zijn première in Leens. „Je moet nog maar eens terugkomen.”

Schuurman zelf spreekt na afloop van een fantastisch orgel. „Het is heel zangrijk in de zachte stemmen en emotioneel en fel in het plenum. Als je de Scherp van het Rugwerk erbij trekt, zoals in Buxtehude, wordt je bijna doof.”

Over het programma voor deze avond hoefde hij niet lang na te denken. „Dat ligt voor de hand. Je kiest voor muziek die dit orgel zelf aanwijst: Noord-Duitse barokmuziek. En Bach klinkt hier altijd goed.”

Dat hij voor slechts 35 man speelde, deert hem niet. „Dit is hier in het noorden normaal. Ik heb daar geen last van. Al moest ik voor tien man spelen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer