„Visser moet haai niet bij de staart pakken”
IJMUIDEN. Waar zitten de haaien? Waar zwemmen ze naartoe? Enkele honderden sportvissers probeerden afgelopen drie dagen voor de Zeeuwse kust antwoord op dat soort vragen te vinden.
Gewapend met hengels gingen de sportvissers het water op. Verdeeld over een tiental boten. Vanuit het Zeeuwse Neeltje Jans, een werkeiland in de Oosterscheldekering. Ze opereerden tot op enkele kilometers vanaf de Noordzeekust. Doel: haaien vangen. De dieren worden gemeten en krijgen een plastic labeltje in de rugvin. Daarop staat een uniek nummer, een website en een mailadres van haai-onderzoekers. Vervolgens worden de haaien weer terug in zee gezet.
Voor het vierde jaar gingen honderden sportvissers voor de Zeeuwse kust enkele dagen op haaienjacht. Sportvisserij Nederland werkt bij het project samen met visserij-onderzoeksinstituut Imares, onderdeel van Wageningen University. De afgelopen jaren haalden de sportvissers nabij de Zeeuwse kust, ook in de Oosterschelde, 2000 haaien boven water. In veruit de meeste gevallen ging het om de gevlekte gladde haai. Dat dier kan zo’n 1,40 meter lang worden. Verder vingen de sportvissers de afgelopen jaren enkele tientallen hondshaaien (lengte tot zo’n 70 centimeter) en enkele tientallen ruwe haaien (lengte tot 1,70 meter).
Doel van het project is om „meer te weten te komen over bijvoorbeeld de gevlekte gladde haai”, zegt Imares-onderzoeker dr. ir. Erwin Winter. „Er is nog weinig bekend over deze haai. We willen weten waar het dier precies voorkomt en hoe de haai zich in de loop van het jaar verplaatst.”
Een ander doel van het onderzoek is de haaien in de Noordzee te beschermen, stelt Winter. „We willen bij sportvissers en beroepsvissers meer tussen de oren krijgen dat ze zorgvuldig dienen om te gaan met gevangen haaien. Het liefst zien we dat ze een haai terugzetten in zee. Beroepsvissers krijgen de haaien als bijvangst in de netten. Als vissers een haai vangen, is het van belang dat ze die met twee handen optillen. Pak een haai nooit bij de staart beet. Dat kan funest zijn voor onder meer de rugwervel van het dier.”
Inmiddels is bekend dat de gevlekte gladde haai gedijt op harde bodem, weet Winter. Het dier voedt zich onder meer met kreeftjes. De sportvissers hengelen naar de haai met zagers, dat zijn grote zoutwaterwormen. Om de ruwe haai, een viseter, te verschalken, prikken de sportvissers stukken vis aan hun haak.
De haai-onderzoekers kregen de afgelopen vier jaar zestig zogeheten terugmeldingen. Dat betekent dat er een gemerkte haai is gevangen en dat daarover de haai-onderzoekers (per mail) werden ingelicht. „In de meeste gevallen ging het om haaien die op een visafslag zijn beland.”
De meldingen geven de haai-onderzoekers meer inzicht in het ‘reisgedrag’ van bijvoorbeeld de gevlekte gladde haai, legt Winter uit. „Het gros van de gemerkte haaien werd opgevist in de buurt van Zeeland en in het Engelse Kanaal. Maar er zijn er ook enkele dieren teruggevonden in de Golf van Biskaje, voor de kust van Zuid-Noorwegen en voor de kust van Schotland. In ieder geval weten we dat de haaien honderden kilometers kunnen afleggen.”
Met zeker een paar haaiensoorten in de Noordzee gaat het de goede kant op. Is de gevlekte gladde haai heer en meester vlak onder de Zeeuwse kust, verder de Noordzee op heeft de hondshaai het voor het zeggen. „Dat dier is een overlever.”
Slechter
Minder voorspoedig gaat het op de Noordzee met de doornhaai, die zo’n 1,20 meter lang kan worden, zegt de Imares-onderzoeker. „Voor de Tweede Wereldoorlog kwam de doornhaai veel voor op de Noordzee, daarna ging het snel slechter. De kwetsbare doornhaai, die in flinke scholen zwemt, is gevoelig voor overbevissing. Het duurt lang voordat het dier volwassen is en de soort zichzelf vervangt.
Vanuit landen als Engeland en Schotland werd er tot de zeventiger jaren van de vorige eeuw bovendien commercieel, dus gericht, gevist op de doornhaai. Vanuit Nederland gebeurde dat niet.”