„Indonesiërs lachen om Rutte op de fiets”
BARNEVELD. Anti, een jonge vrouw van 24, is door haar man voor twee varkens gekocht. Mik, een beddenverschoner in een hotel, valt bijna om van de lach als hij hoort dat in Nederland de minister-president op een fiets rijdt. Novie ontkwam ternauwernood aan onthoofding door een moslimstrijder.
Elisabeth Riphagen-Hamoen (67) uit Barneveld tekende hun verhalen op en geeft daarmee Indonesië een gezicht in haar boek ”Achter de eeuwige glimlach”.
Indonesië is haar ‘moederland’ geworden, zegt Riphagen. In 1967 kwam ze er voor het eerst, uitgezonden door de Gereformeerde Zendingsbond. „Mijn man Gerrit en ik spreken de taal, kennen de cultuur en verstaan de Indonesische humor. Als jong echtpaar woonden en werkten we zes jaar in Indonesië. We deden volop mee in het dorpsleven en de kerk.”
Gerrit Riphagen hielp in Rantepao, op het eiland Sulawesi, op verzoek van de Torajakerk een school opbouwen, destijds de enige middelbare technische school van Oost-Indonesië. Zijn vrouw gaf Duits op een middelbare school en was betrokken bij jeugdwerk en een kerkelijk weeshuis.
In 1999 kwamen ze terug in Indonesië om oude vrienden te ontmoeten. „Op de dag dat we aankwamen in Rantepao –we waren er nog geen uur– ging de school die Gerrit had opgebouwd voor onze ogen in vlammen op.”
Riphagen zette zijn schouders onder de wederopbouw van de school en ging daarna verder met het ondersteunen van christelijk (protestants en rooms-katholiek) beroepsonderwijs voor kansarme jongeren in heel Indonesië. Zo’n tachtig projecten zijn in ruim tien jaar verwezenlijkt.
Elisabeth heeft dankzij fondsen en giften uit Nederland vijftig basis- en middelbare scholen in vaak arme en afgelegen gebieden verblijd met een bibliotheek van 5000 boeken. „De jeugd in Indonesië leest graag, maar heeft geen geld om boeken te kopen.”
De Riphagens zijn in Indonesië geen buitenstaanders meer. Zodoende kreeg Elisabeth het vertrouwen van tientallen mensen. Openhartig vertelden ze haar wat hen bezighield en hoe hun leven eruitzag. Over eenzaamheid en verdriet, saamhorigheid en plezier, de strijd om het dagelijks bestaan, armoede en ziekte, geweld en liefde, en over de corruptie die hen onmachtig maakte. „Ik heb hun gevraagd of ik de verhalen mocht opschrijven. Ze stonden het mij lachend toe.”
„Indonesiërs zijn lieve, mooie mensen die er, hoe moeilijk ze het soms ook hebben, altijd voor de ander voor willen zijn”, aldus de Barneveldse schrijfster. „Van zichzelf laten ze echter niet gauw iets zien. Hun ‘eeuwige’ glimlach is een levenshouding geworden, een levenskunst. Ondanks alles houden Indonesiërs hun positieve uitstraling. Al kan ik je verzekeren dat achter die glimlach ook roddelverhalen en negatieve oordelen schuilgaan.”
Het kost veel tijd en veel geduld voordat Indonesiërs hun binnenkant tonen, is Elisabeths ervaring. „Je moet meestal een hele tijd met hen opgetrokken hebben. Als gewone westerling of als toerist krijg je dat niet te zien. Over huwelijk en seksualiteit, over de opvoeding van de kinderen, over man-vrouwverhoudingen en over God en geloof praten ze niet met iedereen.”
In ”Achter de eeuwige glimlach” beschrijft Elisabeth honderd ontmoetingen, onder anderen met Pilomina (19), een serveerster in een eetgelegenheid op het eiland Flores die door haar baas wordt uitgebuit. „Ik mag hier slapen en krijg eten. Dat is mijn salaris.” Met Yanto (18), een weesjongen op Sulawesi die wil doorstuderen, maar nergens werk kan vinden om zijn studie te bekostigen. Met een oude vrouw in haar kleine winkel op Java, die vijf van haar acht kinderen verloor.
De levensverhalen kunnen volgens Riphagen Nederlanders verrijken. „Van de Indonesiërs heb ik als westerling, voor wie luxe en een goed leven vanzelfsprekend lijken, geleerd dat je met heel weinig tevreden kunt zijn. Indonesiërs zijn over het algemeen hartelijke mensen met een groot hart en liefde voor schoonheid en het eenvoudige leven.”
”Achter de eeuwige glimlach”, Elisabeth Riphagen; uitg. Conserve, Schoorl, 2014; ISBN 978 90 5429 364 4; 328 blz.; € 18,99.