WO I bracht Nederland voorspoed en dreiging
DIEMEN (ANP). Het beeld van de Eerste Wereldoorlog in neutraal Nederland lijkt saai, maar volgens historicus Eric Mecking is dat allesbehalve waar. „Het was een zeer spannende periode. De eerste helft bood vooral kansen, het tweede deel bestond voornamelijk uit bedreigingen”, concludeert hij in zijn boek Neutraal Nederland in oorlogstijd dat volgende week verschijnt.
Maandag 28 juli is het precies 100 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak met de oorlogsverklaring van Oostenrijk-Hongarije aan Servië. Nederland lag als neutraal stootkussen tussen oorlogvoerende landen. Mecking speurde in tientallen boeken, dagboeken en andere geschriften om een beeld van de Nederlandse samenleving te krijgen.
Dat steeg vooral op uit de dagboeken. Die las hij van gewone burgers uit die tijd maar ook van schrijvers, politici en geleerden. In de eerste 2 jaren van de oorlog werd er nog goud geld verdiend, weet Mecking. „Daardoor kwam er een oorlogswinstbelasting. Toen er vrede ‘dreigde’, sloegen grootverdieners de hand voor de mond met de mededeling: ,oh, nee toch”, bang hun handel kwijt te raken.
„Op een terras op het Rembrandtplein in Amsterdam werkte een kelner voor 35 gulden per maand. Die zag heren hun sigaar met briefjes van 25 gulden aansteken. ,Mensen eten het liefst kaviaar, kreeft of oesters, besprenkeld met champagne”, citeert Mecking de ober. Vooral de handel in steenkool en landbouwproducten ging goed.
Toen de VS zich in 1917 in de oorlog mengden, had dat negatieve economische gevolgen. Via de Rotterdamse haven kwamen steeds minder producten binnen. Schepen werden door de Amerikanen tegengehouden uit angst dat de lading richting Duitsland ging. Op een gegeven moment kwam er nog maar 10 procent binnen van wat daar normaal werd overgeslagen. Ruim 50 producten gingen op rantsoen.
In Amsterdam brak in 1917 het Aardappeloproer uit omdat aardappelen, ondanks nijpende schaarste, naar het buitenland gingen of voor militairen bestemd waren. Vrouwen haalden verhaal bij een wethouder. Die probeerde het protest te sussen door te stellen dat rijst een goed alternatief was. Daarop riep een vrouw: „Als ik ’s middags mijn vent rijst voorzet, krijg ik op mijn donder.”
De laatste oorlogsjaren was er sprake van ondervoeding, zegt Mecking: „Mensen gingen hamsteren, smokkelen met Duitsers en winkeliers verkochten steeds meer producten op de zwarte markt omdat dat veel meer opleverde. Door de oorlog was de economische orde in Nederland totaal verstoord. Daar moesten de mensen in zien te overleven.”