Concertverslag: Bram Beekman in Middelburg
Tijdens de zomer doet de RD-muziekredactie wekelijks verslag van een orgelconcert ergens in Nederland. Vandaag deel 1: Bram Beekman in de Nieuwe Kerk in Middelburg.
In Middelburg staan dinsdagavond 15 juli de deuren van de Nieuwe Kerk, een tweebeukige hallenkerk uit 1568 in het hartje van de stad, uitnodigend open. Stadsgenoot Bram Beekman, vanaf 1997 organist van de Oostkerk, bespeelt in de Nieuwe Kerk het Van Leeuwenorgel uit 1954.
De imposante orgelkas met de beschilderde luiken oogt bijna identiek aan die van de Nieuwe Kerk in Den Haag en de Westerkerk in Amsterdam. Middelburg kreeg de kas van Duyschot uit 1692 geschonken door het Rijksmuseum te Amsterdam. Die was daar terechtgekomen toen het Duyschotorgel van de Oude Lutherse Kerk in Amsterdam in 1884 moest plaatsmaken voor een ‘meer eigentijds’ instrument van Witte. Toen bij de bombardementen op Middelburg tijdens de Tweede Wereldoorlog het orgel van de Nieuwe Kerk verloren was gegaan, schonk het Rijksmuseum de historische kas van het Peter Gerritszorgel aan de Koorkerk en die van Duyschot aan de Nieuwe Kerk. Beide kerken maken deel uit van het Abdijcomplex. In de prachtige kas van Duyschot realiseerde Willem van Leeuwen een nieuw veertig stemmen groot orgel.
Zo’n 200 bezoekers zijn deze avond op Beekman afgekomen. De Middelburger behoort tot de toporganisten van ons land. Wie kent niet zijn integrale Bach- en Franckopnamen op het label LBCD?
Het programma beslaat vanavond ‘slechts’ vijf werken. Maar ze mogen er zijn. De bekende Toccata van Grison, die meestal als uitsmijter fungeert, doet vanavond dienst als insmijter. Een dergelijke binnenkomer verwacht je niet van Beekman. Veelal is deze Grison een probaat middel om een orgel met buitenissig geweld te mishandelen. Bij Beekman geen spoor van triviale banaliteit. Met fraai gekozen registraties is het of hij wil vertellen hoe mooi deze toccata wel niet is. Grote spanningsbogen leiden naar het slotakkoord, dat staat als een huis.
”Cortège et Litanie” componeerde Marcel Dupré in 1921 oorspronkelijk voor kamerorkest. Op verzoek van zijn Amerikaanse impresario, dr. Alexander Russell, maakte Dupré er een orgeltranscriptie van, die hij in 1924 in het Wanamaker Auditorium in New York uitvoerde. Dupré is van een heel andere orde dan Grison. Het ”Cortège” begin met lieflijke akkoorden, waarna het litaniethema in tal van herhalingen wordt uitgebeeld. Prachtige kleurrijke harmonieën monden uit in krachtige slotakkoorden. Het is hoorbaar hoe Beekman zich in deze klankwereld thuis voelt.
De Fantasie over ”Von Gott will ich nicht lassen” is het bekendste werk van Bert Matter, die jarenlang het Bader/Timpeorgel van de Walburgiskerk in Zutphen bespeelde. Het koraal komt in kruidige akkoorden tot klinken, gevolgd door repetitieve motieven van de melodie. Deze ”minimal music” heeft iets spannends. Van tijd tot tijd verschijnt tegen deze herhaalde motieven de koraalmelodie in verschillende liggingen. Na verloop van tijd keert het begin weer terug, waarna de melodie nog eens in haar geheel tot klinken komt, eindigend in een prachtig tonaal slot.
Beekman zou Beekman niet zijn als het programma geen improvisatie zou bevatten. Waarover het zal gaan, kan hij aan het begin van het concert niet zeggen. „Het hangt helemaal af van het moment, de ingeving en de sfeer.” Dat het een psalmmelodie zal, zijn sluit hij niet uit. Inderdaad zijn daar de motieven van de eerste regel van Psalm 150. Hij bouwt de melodie verder uit in een eigentijds klankidioom. De vele kleuren van het instrument weet hij onnavolgbaar te etaleren. Psalm 150 eindigt in een verstilde cluster. Het klinkt als de weergave van ”Voor Zijn troon en hier beneden”.
De Fantasie und Fuge über den Choral ”Ad nos, ad salutarem undam” staat bekend als een van de moeilijkste orgelwerken van Franz Liszt. Liszt gebruikte voor dit imposante orgelwerk het thema van het koraal uit de opera ”Der Prophet” van Meijerbeer. De tekst van het koraal is het dramatisch gebed ”Gij ongelukkigen, kom tot ons, kom weer tot het helende water!”. De eerste melodieregels doen denken aan het ons bekende koraal ”Wie maar de goede God laat zorgen”. In zowel verstilde als uitbundige momenten spreidt Beekman grote beheersing van de materie ten toon. De imposante, magistrale slotakkoorden daveren door de Nieuwe Kerk. Deze Liszt klinkt als in graniet gegoten.
„Van deze muziek word je warm. Inspiratie niet zonder transpiratie”, erkent hij na afloop. „Maar helemaal doorgezweten ben ik niet”, zegt hij, waarmee hij kennelijk refereert aan zijn openbare presentatie voor de toekenning van de Prijs van Uitnemendheid in 1975 in de Laurenskerk te Rotterdam. Na de 2e Symphonie van Marcel Dupré droop toen het zweet van zijn lijf.
Na het concert wacht de organist een benoeming tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Burgemeester H. M. Bergmann verhaalt hoe Beekmans muzikale activiteiten veel voor anderen betekenen. Hij roemt de fabelachtige techniek van Beekman als organist van nationale en internationale allure. „Ook in het begeleiden van de eredienst laat u in uw orgelspel duidelijk horen waar de psalm, het gezang of de tekst over gaat. Zoals ook in uw psalmbewerkingen en composities, waarin de tekst centraal staat”, aldus burgemeester Bergmann.