AMSTERDAM. Asielzoekers wenden geregeld bekeringen tot het christelijk geloof voor om in aanmerking te komen voor een verblijfsstatus. Als het aan godsdienstpsychologe Joke van Saane ligt, gaat dat een stuk moeilijker worden. Ze gaat een instrument ontwikkelen om de geloofwaardigheid van bekeringen te beoordelen.
Hoe weet je of een bekering van een Afghaanse moslim tot het christelijk geloof echt is? Voor kerken is die vraag vaak al moeilijk te beantwoorden, laat staan voor seculiere organisaties als de IND die een beslissing moeten nemen over een verblijfsstatus voor de vluchteling.
De IND, maar ook vluchtelingenorganisatie UNHCR en vertegenwoordigers uit de politiek, vroegen dr. Joke van Saane om haar wetenschappelijke kennis en expertise in te zetten om bekeringen objectiever te kunnen beoordelen.
Dat gaat er nu van komen: de Vrije Universiteit, waar Van Saane werkt, stelt een subsidie van maximaal 20.000 euro ter beschikking waarmee ze de komende periode een „structureel instrument” gaat ontwikkelen.
Het gaat om het verfijnen en mogelijk interactief maken van een model waarmee ze nu al werkt.
De bedoeling is dat hiermee duidelijk wordt hoe consistent een bekeringsverhaal is. Zo moet straks duidelijker te beoordelen zijn of de motivatie voor de bekering past bij het gedrag, zoals kerkbezoek. Ook geeft het model handvatten om te beoordelen of de bekering zich op alle niveaus van het menselijk functioneren voordoet. Verder moet de geloofsbeleving en het gedrag van de bekeerling passen bij de groep waarin hij is terechtgekomen. „Met andere woorden: in een evangelische groep moet meer nadruk liggen op Jezus en de Heilige Geest, in een reformatorische kerk ligt Bijbelstudie voor de hand.”
Ze realiseert zich dat ook dit instrument niet in iemands hart kan kijken. „Maar als een bekering een rol speelt in de asielprocedure, zal er toch iets over gezegd moeten worden. Dan kan dat maar beter zo objectief en wetenschappelijk mogelijk.”
Bedriegers krijgen het in elk geval moeilijker, schat ze in. „Ik sluit echter niet geheel uit, uiteraard, dat sommigen er toch in zullen slagen om te faken.”