Binnen 48 uur van Nederland naar Syrië
DEN HAAG (ANP). Een Nederlandse jongere die nu besluit voor de jihad naar Syrië te gaan, kan binnen 48 uur in het Arabische land zijn. „Je koopt een goedkoop retourtje naar Istanbul of Ankara, dan pak je het vliegtuig naar Adana in het zuiden, daar neem je de bus naar Hatay aan de grens, je stapt uit en daar staan wat mensen klaar om je op te halen, hup de grens over. Je hebt geen visum nodig en komt zo in Syrië”, zegt hoogleraar Edwin Bakker, directeur van het Center for Terrorism and Counterterrorism van de Universiteit Leiden.
Dat Syrië zo gemakkelijk te bereiken is, maakt het een geliefde bestemming voor moslimstrijders uit Europa. „Als je als Europese jihadist in Afghanistan aankomt, denken ze: Ga maar naar huis, we vertrouwen je niet. In Somalië heb je als niet-zwarte niets te zoeken, dat land is heel gesloten. De organisaties in Syrië hebben een betere band met Europeanen. Al langer leefde de wil onder Nederlandse moslims om te vechten. In het verleden kon dat niet, nu wel.”
Bakker is heel kritisch over Turkije, de laatste tussenstop van de Syriëgangers. „Turkije doet te weinig. Ik vind het onvoorstelbaar dat ze dit hebben laten gebeuren. Ze dachten dat het zou helpen om het Syrische bewind te verzwakken. Ook wilden ze toeristen blijven trekken, dus deden ze of er niets aan de hand was. Dan zit er ook nog een politiek spelletje achter, ze konden tegen Europa zeggen: ‘waarom doen jullie niet meer tegen de Koerden van wie wij last hebben?’ Er zijn veel redenen waarom Turkije niet happig was om alles uit de kast te halen.”
Maar nu zit Turkije met de gebakken peren. Met de opmars van de extremisten in de buurlanden heeft het land een probleem. „Ze beseffen dat de ontwikkelingen in Syrië en Irak niet gunstig zijn, nog los van de honderdduizenden mensen die naar Turkije zijn gevlucht. De Koerden profiteren enorm van de ontwikkelingen in Syrië en Irak en dat maakt de onderhandelingspositie van de PKK sterker. Bovendien hebben allerlei radicale elementen vrij spel. Ik denk dat Turkije nu denkt: hadden we dit maar anders aangepakt.”