Moestuin is leuk, maar niet voor het geld
WAGENINGEN. De moestuin is razend populair, maar niet als aanvulling op het pensioen.
Naar schatting meer dan 1 miljoen huishoudens hebben hun eigen moestuintje. Soms bestaat het uit een paar bakken op het balkon, maar meestal gaat het om een paar vierkante meter in de voor- of achtertuin. Voor de bijna 200.000 volkstuintjes in ons land bestaat een wachtlijst en in veel steden breidt de stadslandbouw zich als een olievlek uit.
„Maar dat heeft weinig met de crisis te maken”, zegt Jan Eelco Jansma, onderzoeker van Wageningen University. „Voor het geld hoeven de mensen het niet te doen. Staatssecretaris Klijnsma kan nooit letterlijk bedoeld hebben dat een moestuin echt een aanvulling op het pensioen kan zijn. De opbrengst van een tuin van 100 vierkante meter is misschien 200 tot 300 euro per jaar. En daar moeten dan alle kosten nog van af.”
Jansma, een van de initiatiefnemers van het Stedennetwerk Stadslandbouw, ziet een heel andere oorzaak voor de groeiende belangstelling voor eigen teelt. „Mede door de voedselschandalen is er een grote groep mensen die zich afkeert van ons mondiale systeem van voedselproductie. Ze willen weer zien waar het voedsel vandaan komt en daar ook een eigen bijdrage aan leveren.”
Het Stedennetwerk Stadslandbouw verbindt vijftien gemeenten in het hele land die op braakliggende terreinen, in bermen of op daken allerlei vormen van stadslandbouw stimuleren. Jansma: „Het gaat om initiatieven met als bindende factor dat mensen het samen doen, in buurttuinen, schooltuinen of in grotere projecten. Het zijn altijd ontmoetingsplekken. Dat spreekt de tuiniers ook het meest aan en past bij de participatiesamenleving die het kabinet voor ogen heeft.”
Inmiddels zijn er honderden ‘stadstuinen’ ontstaan, waarvan sommige bedrijfsmatig gerund worden, zoals in Rotterdam, waar moestuinen zelfs op daken van kantoren aangeplant worden. De producten worden op ‘oogstmarkten’ in de stad verkocht, maar ook direct aan lokale restaurants en cateraars.
Jansma: „Ander voorbeeld is een rozenkweker in Almere die moest stoppen door de moordende concurrentie uit Kenia. Die heeft overdekte volkstuintjes aangelegd. Mensen kunnen er grond huren, maar ze kunnen ook zeggen: Kweek die groente maar zelf, daar hebben we geen tijd voor, wij komen het alleen plukken en eten het op. Al dat soort initiatieven is mogelijk. Ons stedennetwerk zorgt ervoor dat niet alle steden die hier wat mee willen doen, zelf het wiel hoeven uit te vinden wat betreft regelgeving en toelatingsbeleid.”
Maar ook de traditionele volkstuintjes, veelal naast een spoorweg gelegen, maken een tweede jeugd door. Volgens de AVVN, de landelijke organisatie van hobbytuinders, hebben bijna alle volkstuintjes een wachtlijst van 10 procent. Een tuintje van gemiddeld 10 bij 10 meter kost tussen de 50 en de 100 euro per jaar. Soms zijn ze duurder, als er ook een leuk huisje ”voor de koffie” bij zit. Jansma had ook al van de toenemende belangstelling gehoord. „Er vindt ook een enorme verjonging plaats, heb ik gehoord. Je ziet er steeds meer gezinnen met kinderen die gewoon weer willen weten wat ze eten.”
Voor degenen die toch ”voor het geld” met een moestuintje willen beginnen: volgens het Voedingscentrum heeft iemand zo’n 400 gram groente en fruit per dag nodig. Dat komt neer op 150 kilo per persoon per jaar. Als je dat wilt telen heb je ten minste 40 vierkante meter per persoon nodig. De grootste oogst heb je als de prijzen in de supermarkt het laagst zijn. En de kas die je voor de winter nodig hebt, is ook al niet goed voor de kas.