„Bestraling kind nauwkeuriger vastleggen”
AMSTERDAM (ANP). Kinderen die bestraald worden, krijgen vaak op latere leeftijd nog last van bijwerkingen. Om goed in te kunnen schatten hoe groot het risico op bijwerkingen is, moet veel preciezer gekeken worden naar de dosis bestraling die het kind krijgt. Daarvoor pleit AMC-promovenda Irma Van Dijk.
„Het bepalen van de dosis bestraling wordt vaak gedaan op basis van resultaten uit het verleden”, zegt Van Dijk. Om zo goed mogelijk in te schatten wat enerzijds goed werkt en anderzijds zo min mogelijk schade aanricht aan organen, is het goed om in detail te registreren hoeveel en op welke manier er bestraald is en wat de bijwerkingen waren.
„Er is een verschil tussen 20 bestralingssessies met 1,5 Gray (bestralingsmaat, red.) en 10 sessies met 3 Gray. Uiteindelijk krijgt een kind dezelfde totaalhoeveelheid binnen, maar omdat de afzonderlijke doses afwijken, is de kans op bijwerkingen verschillend”, legt Van Dijk uit. „Als die doses en bijwerkingen goed geregistreerd worden, kunnen artsen daar in de toekomst ook rekening mee houden bij hun beslissing over het toedienen van radiotherapie.” De registratie in onderzoeksverband is nu nog veel globaler: hoeveel bestraling heeft iemand in totaal gekregen. „Dat kan een stuk preciezer”, vindt Van Dijk.
Kinderen die bestraald worden aan de hersenen, hebben later een groter risico op herseninfarcten of -bloedingen. Kinderen die bestraald worden in de borststreek, kunnen last krijgen van hart- of longproblemen. Bestraling op de buik kan leiden tot vruchtbaarheidsproblemen (bij meisjes) of darmklachten.
„Het is telkens een heel delicate afweging: je wil net genoeg bestraling geven om de tumor te bestrijden, maar je moet rekening houden met gezonde organen in de buurt van de tumor, omdat anders de gezondheidsrisico’s op lange termijn te groot worden”, legt Van Dijk uit. „Ik hoop hieraan bij te kunnen dragen.”
Van Dijk promoveert op 11 juni op haar bevindingen.