Volgens de advocaten zijn de gemeente en de staat ernstig tekortgeschoten bij het waarborgen van de veiligheid van de burgers. De advocaten vinden dat de overheden na de ontploffing in een vuurwerkfabriek in Culemborg in 1991 konden weten dat er iets mis was met de opslag van evenementenvuurwerk, maar hebben zij daar niets mee gedaan.

De rechtbank stelt dat de omstandigheden in Culemborg anders waren en dat indertijd de berichten over dat incident te incidenteel waren om te kunnen concluderen dat de overheid op de hoogte had moeten zijn wat er bij Fireworks lag opgeslagen.

Volgens de rechtbank was ook de „wetgeving niet in strijd met het recht op bescherming van leven en eigendom". De rechters toetsten de regelgeving onder meer aan het Europees mensenrechtenverdrag.

Volgens advocaat J. Beer is hoger beroep een „serieuze optie". Hij wil eerst overleggen met zijn cliënten en de vereniging van letselschadeadvocaten ASP, die het initiatief nam tot een aansprakelijkheidsonderzoek. Dat mondde uit in een bodemprocedure bij de rechtbank in Den Haag namens drie slachtoffers van de vuurwerkramp. Twee jaar na aanvang komt er nu een voorlopig einde aan de civiele procedure.

De rechtbank vindt dat de bewoners vóór de ramp beroep hadden moeten aantekenen tegen de verleende vergunningen aan Fireworks en dat ze dat niet na de ramp alsnog mochten doen, zei Beer. „Dat is vreemd omdat de bewoners niet wisten wat er aan de hand was, dat de situatie zo gevaarlijk was, dat zich een ramp zou voordoen of dat levens gevaar zouden lopen", aldus de advocaat.

Ook hoefde de overheid van de rechters met de kennis waarover ze voor de ramp beschikte, destijds geen maatregelen te nemen. Na de ramp nam de overheid wel diverse beleidswijzigingen.

Bovendien neemt de rechtbank aan dat op het terrein zwaarder vuurwerk lag dan was toegestaan, maar dat dit niet aan de etiketten was af te lezen. Volgens de advocaat klopte de classificatie van het vuurwerk niet.

Het gerechtshof in Arnhem ging vorig jaar niet over tot strafrechtelijke vervolging van de Staat der Nederlanden, de gemeente Enschede en de betrokken ambtenaren in verband met de vuurwerkramp in Enschede. De Belangenvereniging Slachtoffers Vuurwerkramp Enschede (BSVE), de Ondernemersvereniging Gedupeerde Ondernemers Vuurwerkramp Enschede (OGOVE), W. Pater, directeur van het Enschedese vuurwerkbedrijf S.E. Fireworks en 341 individuele slachtoffers van de ramp waren een procedure begonnen.

Bij de explosies bij vuurwerkbedrijf S.E. Fireworks op 13 mei 2000 in Enschede kwamen 22 mensen om het leven. Honderden mensen raakten gewond en een woonwijk werd verwoest.