Kerk & religie

Liveblog: Synode GKV over rapport vrouw in ambt

De generale synode van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) vergadert op vrijdag 16, zaterdag 17 en dinsdag 20 mei over onder meer de vermaningen van buitenlandse kerken aan het adres van de GKV en het rapport Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie. Dit rapport van de deputaten m/v in de kerk bepleit ruimte voor het toelaten van vrouwen in het ambt van predikant, ouderling en diaken. De redactie houdt dit liveblog bij tijdens de vergaderdagen.

Redactie kerk
16 May 2014 09:54Gewijzigd op 16 February 2023 16:09
De GKV-synode in Ede. beeld RD, Henk Visscher
De GKV-synode in Ede. beeld RD, Henk Visscher

De agenda voor de synodevergaderingen is te vinden op de website van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, via deze link. De rapporten zijn beschikbaar via deze link. Zie voor eerdere artikelen over de GKV-synode het dossier op deze website.

DINSDAG 20 MEI 2014

19.30 – Sluiting liveblog

De redactie beëindigt dit liveblog.

19.30 – Samenvatting middagvergadering (slot)

De afgevaardigden krijgen in een tweede ronde de gelegenheid om te reageren op de uitlatingen van de deputaten en de adviseurs.

A. Niemeijer (Leiderdorp) bijt het spits af. Op verzoek van prof. Van Houwelingen verduidelijkt hij een eerder door hem gemaakte opmerking over het deputatenrapport. Kort samengevat stelt Niemeijer dat de teneur van het rapport naar zijn mening niet Schriftkritisch is, maar dat „het door de manier waarop sommige zaken verwoord worden, wel wel vragen oproept.”

Niemeijer ziet een bestudering van de ambtsvisie niet als een zoethouder, zoals de deputaten suggereerden. Ook herkent hij de bezwaren tegen een kleine kerkenraad niet, omdat hij heel wat GKV-gemeenten kent met een predikant en slechts een handvol ouderlingen.

Niemeijer kondigt een voorstel aan om op een besluitvormende vergadering „voordat we inhoudelijk oplossingen bedenken, uit te spreken dat we het betreuren dat dit dossier een te zware lading heeft gekregen. Het Schibboleth-karakter dat als je voor de vrouw in het ambt bent, je Schriftkritisch bent, moet van tafel. Deze discussie gaat over de ordening van het kerkelijke leven, niet over een kernzaak van het christelijke geloof.”

Ds. L. W. de Graaff (Heerde) doet een duit in het zakje in de discussie over de vraag of Bijbelse gegevens één op één doorgetrokken kunnen worden richting zowel kerk als maatschappij. Nee dus, concludeert hij in een betoog over het verschil tussen kerk en staat. Hij kondigt een tegenvoorstel aan, dat hij opstelt met ouderling C. G. Kruse. „In grote lijnen ziet dat er als volgt uit: We nemen het voorstel van de deputaten niet over, gelet op dat deputaten erkennen dat hun rapport niet overtuigend is. We stellen dat voortgang van de man-vrouwdiscussie gediend is met het bestuderen van de ambtsvisie. Tegelijk met de inwerkingtreding van nieuwe kerkorde stellen we voor om het diakenenambt open te stellen voor vrouwen en we roepen ertoe op om een nieuw deputaatschap in te stellen dat zusterkerken infomeert over besluiten.”

Ouderling J. A. van Arkel (Apeldoorn) vraagt zich af of, terugblikkend, het deputatenrapport eigenlijk niet bedoeld was als startdocument voor een discussie. Hij stelt voor om meer duidelijkheid te verschaffen over de toepassing van de hermeneutiek en de ambtsvisie te doordenken. Hij bepleit het „meenemen” van de kerken in dit proces en wil „broeders of zusters die met ons op het punt van de plaats van de vrouw in de kerk van mening verschillen, niet meer terechtwijzen maar hun mening accepteren.”

Ds. R. Tigelaar (Hardenberg) zegt dat het gesprek over de plaats van mannen en vrouwen in de kerk duidelijk op gang is gekomen, „en dat we ook aan het bewegen zijn.” Hij pleit ervoor om visies niet weg te zetten met woorden als ”dwaling” en ”Schriftkritiek”. „Ik zou het prachtig vinden als we komen tot een uitspraak dat we met de deputaten het gesprek hebben gevoerd op basis van de Schriften. Dat gesprek moeten we ook aangaan met de kerken en de kerkleden.”

Ds. Tigelaar bespleit de vorming van een nieuw deputaatschap met als opdracht de begeleiding van het gesprek over mannen en vrouwen in de plaatselijke kerken. De deputaten moeten de volgende synode inzicht geven in wat er op dat punt speelt in de kerken.

Ds. A. A. J. de Boer (Ureterp) schetst hoe de priesters in het Oude Testament nooit vrouw waren, in tegenstelling tot profetessen. In de bediening van de verzoening stelde God ook in het Nieuwe Testament mannen aan, zo zegt hij met een beroep op 2 Korinthe 5. „Terwijl we erkennen dat Christus ons rechtvaardigmaakt, is er wel een ambtelijk rechtvaardig verklaren (zoals priesters in het Oude Testament zieken genezen verklaarden, red.) in het preken van het Woord, de bediening van de sacramenten en de tucht. Nooit was er een vrouwelijke priester. Profeten en koningen waren er als vrouw. En waarom zou een vrouw niet mogen profeteren of koning zijn?”

Ds. De Boer bepleit het meer inzetten van diakenen in de gemeente, in combinatie met een kleine raad van oudsten.

Ds. P. Poortenga (Drachten) kan zich vinden in de door ds. Sietsma verwoorde reactie. Hij is geen voorstander van de instelling van een studiedeputaatschap, maar zou graag zien dat de adviezen van prof. De Bruijne worden opgevolgd. Hij kondigt een voorstel aan met een regeling om vrouwen preekconsent te geven, in aanvulling op de door de synode van Assen (2008) goedgekeurde regeling voor het preken door niet-predikanten.

Ouderling C. G. Kruse (Amersfoort) zou graag de komst zien van een studiedeputaat naar de mogelijkheid van een kleine raad van oudsten.

Ds. K. Beiboer (Amersfoort) kondigt een voorstel aan dat in lijn ligt met het advies van prof. De Bruijne.

Ouderling H. H. Bouma (’s-Heer Arendskerke) kan zich vinden in de adviezen van de hoogleraren De Bruijne en Te Velde en in de opmerkingen van ds. Tigelaar. Hij heeft geen bezwaren tegen de komst van vrouwelijke diakenen. Bouma bepleit het zoeken van een goede omgang met zusterkerken in het verdere traject.

Ds. W. van der Schee (Amsterdam): „Laten we accepteren dat we het niet eens zijn.” Hij waarschuwt tegen het nemen van ondoordachte lijnen of de keuze voor een onderscheid tussen ouderling en oudste op basis van „theologisch broddelwerk. Er is veel druk op de besluitvorming. Dat betekent dat we zo nauw mogelijk moeten aansluiten bij de regels van het eigen kerkrecht. Met het materiaal dat er ligt kunnen we best iets moois.”

Ds. Van der Schee bepleit het alsnog horen van een delegatie van vrouwelijke leden, bijvoorbeeld tijdens de vervolgzitting op 5 juni. Verder sluit hij zich aan bij de voorstellen van prof. Te Velde en ds. Tigelaar.

Ouderling M. de Jong (Brandwijk) zegt voorstander te zijn van een lijn op het punt van vrouwelijke ambtsdragers, die zo dicht mogelijk aanligt tegen de huidige visie.

Ds. W. L. de Graaff (Groningen) kondigt een tegenvoorstel aan dat hij nog moet uitwerken. Hij waarschuwt dat argumenten als: „Wat we hier doen valt niet uit te leggen aan de jeugd”, of: „De buitenwereld snapt niets van wat wij doen”, de discussie op een oneigelijke manier vervuilen. „Daar moeten we voor uitkijken.”

Ds. S. W. de Boer (Haren) zegt dat de deputaten de discussie onnodig ingewikkeld hebben gemaakt door alle ambten op een hoop te vegen, in plaats van de drie ambten te onderscheiden. Hij kondigt een voorstel aan.

Ouderling S. Poutsma (Hoogeveen) is moe van het „gerationaliseer” in de discussie over vrouwen in het ambt. Hij vindt het hoog tijd om het advies van zusters in te roepen.

Dr. P. L. Voorberg (Emmeloord) keert zich tegen een kleine kerkenraad, hier kleven zijns inziens te veel nadelen aan. Hij is tegen het alvast invoeren van vrouwelijke diakenen, omdat de basis voor een besluit daarover wat hem betreft smal is.

Dr. Voorberg komt met de volgende voorstellen: De synode moet zich publiek distantiëren van bepaalde paragrafen uit het deputatenrapport; besluiten dat het rapport niet aantoont dat vrouwen in de ambten kunnen dienen; dat handhaven van het rapport bedreigend is voor de kerkelijke contacten en de eenheid; dat de bezinning wel vooruit moet in voorzichtigheid en duidelijkheid en: dat de vraag of zusters in de ambten kunnen dienen niet is beslist.

Vrouwen hebben weliswaar een positie ondergeschikt aan de man, maar kunnen volgens dr. Voorberg binnen die onderschikking dienen in alle ambten „Het zou mooi zijn als de deputaten herziening kerkorde ons binnen half jaar met advies kunnen dienen hoe zusters in kerk als gelijkwaardige en ondergeschikt kunnen mee-dienen.” De volgende synode, in 2017, kan op basis van een bezinning in de kerken dan bezien of er ruimte is voor het openstellen van de ambten.

Namens de deputaten reageert dr. H. Schaeffer. „Een belangrijk misverstand willen we uit de weg helpen. Wij zeggen niet dat ons rapport niet overtuigend is. We constateren alleen dat het u niet overtuigd heeft.”

De deputaten stellen voor om de conceptbesluiten zo aan te passen dat de teksten niet meer verwijzen naar het rapport. Ze zien niets in de aanstelling van een nieuw studiedeputaatschap, wel een werkdeputaatschap om gemeente te begeleiden op het punt van de man-vrouwverhoudingen. Ook denken ze dat het belangrijk is „om toch gehoor te geven” aan de oproep van enkele vrouwen om gehoord te worden door de synode. Dr. Schaeffer: „Why not?”

Adviseur prof. Te Velde wijst de synodeleden er op dat de afgevaardigden met z’n zesendertigen geen leiding geven aan de GKV. „Je kunt leiding geven op basis van je verantwoordelijkheden als synode, binnen de grenzen van de kerkelijke regels.”

Prof. Te Velde stelt dat „heel veel op het gebied van het functioneren van man en vrouw behoort tot de bevoegdheid van elke kerkenraad.” Hij meent dat, als de synode niet tot besluiten komt op basis van de man-vrouwteksten in de Bijbel, er een studie moet komen naar de teksten over de ambten.

Assesor Wezeman geeft aan dat de synodale voorbereidingscommissie woensdag aan het einde van de dag amendementen en voorstellen van afgevaardigden wil ontvangen, om te verwerken tot voorstellen voor de vervolgvergadering. Na het weekend overlegt het moderamen over de behandelbaarheid. Op 5 juni wordt een extra synodezitting belegd om te praten over het rapport van de deputaten m/v.

De vergadering wordt om 17.50 uur gesloten.

18.45 – Samenvatting middagvergadering (2)

De adviseurs prof. dr. A. L. Th. de Bruijne en prof. dr. M. te Velde krijgen het woord.

Prof. De Bruijne wil een streep zetten onder zijn schriftelijke advies. „De teneur van uw vergadering bevestigt mijn constatering dat er geen overtuiging gegroeid is in de kerken dat je kunt zeggen: hier ligt evident de weg van de Heilige Geest op dit moment. Met elkaar hebben we de erfenis gecreëerd dat op dit punt discussie is over Schriftgezag. De basis om een stap te zetten is er nu niet, maar: het zál gaan gebeuren. Wie geen vreemde is in Jeruzalem kan constateren dat er over een aantal jaren een vrouw in het ambt is in de GKV. Mijn grote zorg is: hoe gaat het gebeuren? Met afval van de Schrift, zoals bij velen om ons heen, of: met trouw blijven aan de Schrift?

Mijn waarschuwing aan u is dat door te grote afkeuring uit te spreken over de methodiek van deputaten, er geen uit het geloof ontstaan antwoord komt, maar dat de kerken gaan meebewegen met de tijd.”

Volgens Prof. De Bruijne zijn er exegetische manieren om ruimte te zien voor vrouwen in de ambten. Hij verwijst naar het boek ”Ambtsdrager m/v” van Piet Dorland en een publicatie over vrouwelijke ambtsdragers van de anglicaanse theoloog N. T. Wright.

De Kamper ethicus wijst er op dat op zijn vakgebied voorturend normatieve gegevens uit de Schrift worden toegepast op het heden. En ook Calvijn boog zich al over de vraag hoe daarmee om te gaan. Hij noemt de discussie over hoe om te gaan met het hoofddeksel voor vrouw in de kerk als voorbeeld van hoe vanuit de cultuur in de GKV de opvatting is gegroeid dat het Bijbelse voorschrift over hoofdbedekking, vandaag niet meer zo geldt als toen. Ook geeft hij een voorbeeld van een artikel dat ooit is geschreven door prof. dr. J. van Bruggen, waarin deze aandacht geeft aan de onderliggende bedoeling van voorschriften van Paulus.

Prof. De Bruijne noemt de methode die de deputaten hanteerden niet ongereformeerd of onbijbels. Wel vindt hij dat de deputaten hun visie op de Schrift meer moeten uitwerken en zich hadden moeten afvragen: „Past ons gelijkheidsdenken bij de norm van de Schrift?”

Wat ziet de hoogleraar als oplossingrichting voor de man-vrouwdiscussie? „Kun je het niet zo zeggen dat de man-vrouwverhouding niet te zien is als gezagsrelatie, maar als een een relatie in eenheid en onderscheid, waarbij die relatie door de tijd en de cultuur kan wijzigen?”

De ethicus stelt dat God Zich in de Bijbel openbaarde in een tijd van ongelijkheid van man en vrouw, „terwijl er in Christus gelijkheid was. In onze cultuur is het andersom: alles en iedereen is gelijk, behalve tegenover Christus. Dus nu is het onze roeping om niet alleen af te lezen aan de Bijbel hoe we het verschil tussen man en vrouw recht doen. Het vraagt ook om geloof in de leiding van de Geest.”

Procedureel ziet prof. De Bruijne ruimte voor de visie van de deputaten. Hij verwijst naar de uitspraak van de synode van Assen (1926) in de kwestie-Geelkerken, waarbij gesteld werd dat zolang iemand zich op goede gronden baseert op de Schrift, hij niet mag worden veroordeeld.

Prof. De Bruijne is geen voorstander van het benoemen van een nieuw deputaatschap. „Ik krijg steeds meer de gedachte dat dat de discussie alleen maar moeilijker maakt.” Zijn lijn is meer om de kerken te ondersteunen om het inschakelen van vrouwen in de kerk te stimuleren. Een kleine raad van oudsten ziet hij daarbij als een hulpmiddel.

Prof. dr. M. te Velde roept ook de discussie over hoofdbedekking in herinnering, die in de GKV in de jaren ’70 van de vorige eeuw werd gevoerd. Methodologisch verliep die discussie identiek aan de discussie over vrouwelijke ambtsdragers, concludeert hij. „We lezen iets in de Schrift, het botst met wat we ervaren in de cultuur en de vraag wordt: hoe kun je een verantwoorde oplossing vinden om de hoofdbedekking te laten vallen.”

De hoogleraar wijst er op dat de opdracht aan de deputaten vrij open was: er kon zowel een rapport uit de bus rollen dat voor vrouwelijke ambtsdragers was, als een rapport dat daar tegen was. Dat het dus een ”ja” kon worden, kon de vorige synode weten, de deputaten mogen daarom zijns inziens daarop niet afgerekend worden. Bovendien onderstreept hij dat de synode geen rapporten voor zijn rekening neemt, maar besluiten neemt op basis van de rapporten. Daarop moeten kerkleden de vergadering dus beoordelen.

Prof. Te Velde herhaalt een eerder gedane uitspraak dat een studiedeputaatschap instellen volgens hem onwenselijk is. „Daarmee haal je denkwerk en theologie de kerk binnen. Laten de kerken in plaats daarvan zich uitspreken over wat praktisch moet gebeuren.” De huidige discussie op de synode ziet hij als een gevolg van de keuze voor het rationeel beslismodel. „Mijn advies zou niet zijn om met een verdere ambtenstudie te komen. De opdracht aan nieuwe deputaten zou moeten zijn: hoe geef je vorm aan de betekenis van vrouwen in de kerk, op allerlei wijze. Dan zal op langere termijn moeten blijken wat van datgene wat wij ambtelijk vinden, wel en niet ter discussie komt staan.”

18.20 – Samenvatting middagvergadering (1)

Na de luchpauze reageren allereerst de deputaten op de opmerkingen die synodeleden zaterdag en dinsdag gemaakt hebben.

Deputaat H. van Leeuwen zegt niet gehoord te hebben van de afgevaardigden dat ze bezinning op de positie van mannen en vrouwen in de kerk urgent vinden. Hij zou daarover graag meer horen van de synodeleden. In zijn omgeving neemt hij waar dat jongeren in hun denken de synode al vele stappen voor zijn op het punt van ruimte voor vrouwen in de ambten.

Van Leeuwen vraagt zich af of de instelling van een kleine raad van oudsten, een principiële oplossing vormt. Alleen ruimte scheppen voor vrouwelijke diakenen, ziet hij ook niet als een begaanbare weg.

Over dat de man Bijbels gezien voorop gaat zegt Van Leeuwen dat vrouwen nogal eens nodig zijn om de man „terug te plaatsen in die prioritaire positie. Hoe kan dat functioneren als vrouwen geen deel uitmaken van de raad van oudsten?”

Deputaat prof. dr. P. H. R. van Houwelingen zegt veel te hebben gehoord dat synodeleden na lezing van het rapport niet ervan overtuigd zijn geraakt dat vrouwen kunnen dienen in de ambten. „We zullen als deputaten de eerste zijn om, gehoord de bespreking, te erkennen dat ons rapport niet voldoende draagvlak heeft. Laten degenen die niet overtuigd zijn, in ieder geval proberen het standpunt van de deputaten te begrijpen.”

De deputaten zijn volgens prof. Van Houwelingen zeker van hun zaak. Ze hebben voorzichtig geformuleerd „om te voorkomen dat dit rapport als een bom zou inslaan en daarmee een ongewenst effect zou hebben. Het laatste wat we willen is een kerkscheuring veroorzaken. Als het effect toch is opgetreden, wil ik opmerken dat we dat nadrukkelijk hebben proberen te voorkomen.”

De deputaten zeggen slechts te vragen dat de visie dat vrouwen kunnen dienen in de ambten, mag bestaan. „Gezien de bespreking tot nu toe zouden deputaten de zinsnede in de concept-besluitteksten „zoals dit in ons rapport verwoord” weg willen laten.” Ook is het voor de deputaten een optie om het vervolg van de besluittekst, dat die visie valt binnen de bandbreedte van wat Schriftuurlijk en gereformeerd is, vervangen wordt door de zinsnede dat de visie past binnen de bandbreedte van de GKV.

Prof. Van Houwelingen zegt tot nu toe vier soorten reacties te hebben gehoord van synodeleden. Zakelijk samengevat volgen deze punten hieronder:

  1. Sommigen vinden dat er geen probleem is. Er is geen reden tot verandering van het altijd gehanteerde standpunt. Dat overtuigt de deputaten niet. „Als je niets doet zal de kloof tussen kerk en samenleving toenemen.”

  2. Sommigen zien wel ruimte, maar niet op de manier zoals de deputaten het onderwerp benaderen.

  3. Een groeiend aantal afgevaardigden ziet heil in een kleine raad van mannelijke oudsten onder wiens verantwoordelijkheid mannen en vrouwen pastoraal en diaconaal kunnen functioneren. „De vraag blijft dan waarom vrouwen geen oudste mogen zijn.”

  4. Er is een groep die zegt: we zijn bezig met een zoektocht, maar zij vinden dat de manier van omgaan met de Bijbel nog onvoldoende is onderzocht. „Dit geheel zou verder doordacht en uitgewerkt moeten worden.”

Deputaat P. G. Bakker waarschuwt de synode om geen theologische uitspraken te doen over dat de Bijbel spreekt over volgorde in plaats van rangorde in de verhouding tussen man en vrouw. Dat moet dan ook worden onderbouwd. De vraag komt vervolgens om de hoek kijken of dat alleen geldt in de kerk, of ook in de samenleving.

Hij stelt dat de doordenking van de ambtsvisie en de positie van man en vrouw in de kerk geen directe relatie hebben. De vraag blijft volgens hem overeind wat vrouwen op grond van de Schrift wel en niet aan kerkelijke taken op zich mogen nemen. Ook uit hij bezwaren tegen een kleine raad van mannelijke oudsten en pleit hij ervoor dat vrouwen in de kerk meer taken op zich mogen nemen dan nu het geval is.

Ten slotte waarschuwt Bakker tegen het nemen van ondoordachte besluiten. Dat risico ligt op de loer nu enkele recent verschenen adviezen van hoogleraren op de synode op draagvlak blijken te kunnen rekenen. „Deze nieuwe ideeën zijn de moeite waard om over door te denken, maar dat is nog onvoldoende gebeurd.”

Deputaat dr. H. Schaeffer zegt dat het theologische gesprek over mannen en vrouwen in de kerk, niet alleen zou moeten gaan over de ambten, „maar ook over gender en feminisering.”

Hij roept er toe op om de scheiding tussen kerk en maatschappij niet strikt te handhaven. Het uitvergroten daarvan is niet alleen moeilijk houdbaar, maar werkt ook seculariserend, meent hij, „omdat wij met elkaar dan een incongruentie laten bestaan tussen de geloofsovertuiging buiten- en binnen de kerk.”

Ten slotte zegt hij dat het openstellen van het diakenenambt als tussenoplossing niet de voorkeur heeft van de deputaten, maar dat deputaten daar niet tegen zijn.

17.50 – Afronding vergadering

De synode besluit de zitting. Op 5 juni is er een extra vergaderdag ingepland waarop mogelijk concept-besluiten over de man-vrouwdiscussie worden besproken, die de komende tijd ontwikkeld worden.

Dit liveblog bevat nog niet de bijdragen van de discussie dinsdagmiddag. Een samenvatting hiervan wordt de komende uren toegevoegd.

17.30 – Update ochtend deel 3

Ds. R. Vreugdenhil (Lelystad) zegt nog steeds zoekend te zijn in het man-vrouw dossier. Er zal altijd spanning blijven bij dit onderwerp, welk besluit de synode ook neemt, concludeert hij. „Niet kiezen is ook kiezen. Maar met toegeven bij elk onderwerp krijgen we de spanning ook niet weg.”

Welke richting kiest de predikant dan? „Die weg waarbij de minste spanning blijft en waarbij de spanning daar ligt waar die redelijkerwijs het meest te verwachten is. Dus waar elk onderscheid tussen man en vrouw wegvalt, ontstaat onaanvaardbare spanning met wat God in de Schrift meegeeft. Tegelijk: als alle taken liggen bij mannen levert dat ook spanning op bij mij en en in de omgang met de Schrift.”

Ds. Vreugdenhil zou daarom een oplossing willen zien die recht doet aan die beide punten, „waarbij de verantwoordelijkheid ligt bij mannen.”

Ouderling B. Zuidhof (Dalfsen) zegt lang geslingerd te zijn tussen ”ja”, ”nee” en ”ik weet het niet”. Hij is geholpen door de adviezen van de hoogleraren, specifiek noemt hij de bijdrage van prof. De Bruijne, die waarschuwt niets te forceren „wat de Geest niet geeft of nog niet geeft.” Hij heeft „veel waardering voor het werk van zusters in de kerk en zou hen een gehonoreerde plaats willen toebedenken.” Hij signaleert dat veel kerken al creatieve oplossingen hebben bedacht om vrouwen in te zetten op een manier die dicht aanschuurt tegen de ambten. Hij zou op een verdere studie naar de ambten toejuichten, „als tussenoplossing.”

Assesor K. Wezeman draagt de leiding over aan scriba A. Niemeijer. Hij leest de schriftelijke bijdrage voor van ds. G. Zomer, die niet aanwezig kan zijn.

In zijn schrijven zegt ds. Zomer de deputaten niet te willen betichten van Schriftkritiek, maar „het lijkt ze niet te lukken de beschuldiging daarvan op afstand te houden. Catechisanten zeggen onmiddellijk: als de tekst precies het tegenovergestelde betekent van vroeger, wat zegt dat van de waarheid van de Schrift?”

Het deputatenrapport overtuigt ds. Zomer niet. „Ik voel me thuis bij het advies van prof. Kwakkel en denk dat prof. Van Bruggen gelijk heeft als hij het belang onderstreept van onderwijs in de gemeente over het belang van de scheppings- en verlossingsgeschiedenis.”

Ouderling K. Wezeman (Haren, als afgevaardigde) zegt dat de redeneergang van de deputaten voor wat betreft de hermeutiek hem te veel ruimte laat voor de cultuur. Hij ziet dat op dit punt te weinig „piketpaaltjes” geslagen zijn. Voor wat betreft de Nieuwtestamentische teksten over de man-vrouwverhouding wordt wat hem betreft onvoldoende in rekening gebracht dat deze vooral gelden voor het huwelijk. „Ik zie een doorgaande lijn van Genesis tot de apostolische brieven die niet losgelaten moeten worden in discussies over rangorde en volgorde. Ik betreur het dat de deputaten deze lijn niet volgen en scheppingsgeschiedenis los zien van Paulinsche teksten.”

Wezeman concludeert dat de hermeneutisch-methodologische discussie niet heeft niet geleid tot een algemeen aanvaarde norm onder vakgenoten. „Cultuur is containerbegrip, gevuld door zondige mensen. Het heeft geen normativiteit en levert groot gevaar op het de Schriftopvatting wordt verduistert.” Het rapport kan dan zijns inziens ook geen deugdelijke grondslag vormen voor de openstelling van de ambten voor vrouwen. De argumenten van deputaat Slump om tot een afwijzing te komen van het rapport, zijn voor hem op dit moment doorslaggevend.

Wezeman ziet een risico dat de synode zich onbedoeld negatief uitspreekt over de gevolgde hermeneutische methodiek. Toch pleit hij ervoor om de lijn die de deputaten schetsen, niet om te zetten in besluiten.

16.45 – Update ochtend deel 2

Ouderling H. Huisman (Drachten) haalt als hoofdlijn uit de adviezen van hoogleraren dat zij menen dat het deputatenvoorstel niet overgenomen moet worden. „Dit maakt het voor mij lastig om in te stemmen, ik steun de gedachte over verdere studie naar het ambt.” Tegelijkertijd vindt hij het jammer dat dat minimaal drie jaar vertraging betekent. Hij bepleit daarom het alvast openstellen van het diakenenambt voor vrouwen.

Ds. J. Bomhof (Putten) was bij eerste lezing aangenaam verrast door het deputatenrapport. „Ik was geraakt het bood een prachtig uitzicht om alle gaven van broeders en zusters in te zetten voor het gemeenteleven en de dienst van God.” Nadere bestudering leerde hem om zijn gevoelen door ratio te laten corrigeren. „Deputaten overtuigen mij niet in hun zienswijze en hermeneutische aanpak”, concludeert hij, omdat er naar zijn indruk met de gekozen aanpak op allerlei terreinen mogelijkheden zijn om Bijbels spreken te veel in de richting van de cultuur te masseren.

Ds. Bomhof denkt dat de deputaten zich verslikt hebben in het onderwerp, door opening van alle ambten voor vrouwen te bepleiten. „Een olifant eet je in plakjes. Die schrok je niet in een keer in, zoals deputaten willen.” Hij zou daarom willen dat eerst begonnen wordt met het diakenenambt te openen voor vrouwen. „Hier is breed draagvlak voor, het maakt ook zichtbaar dat we in beweging zijn. Stap twee is het in kaart brengen welke taken echt alleen door mannen mogen worden uitgevoerd in de kerk van alle plaatsen en tijden. Als tussenoplossing kan, in gezamenlijkheid naar anderen en met het oog op draagkracht en eenheid, gemigreerd worden naar een kleine raad van oudsten.”

Ds. J. Sietsma (Middelburg) kan zich goed vinden in de lijn van het deputatenrapport. „De Bijbel geeft lijnen om mannen en vrouwen een taak te geven in de kerk. Ik zie uit naar vrouwen aan deze synodetafel.” Tegelijkertijd concludeert hij dat de kerken nog niet toe zijn aan die verandering. Zelf maakte hij nog maar recent een ommezwaai. „In een onderzoek in 2005 koos ik nog tegen de vrouw als ouderling en predikant.”

Doordat hij afgevaardigde werd naar de synode moest hij zich nader verdiepen in het onderwerp. Daarbij had de Middelburgse predikant gemak van zijn achtergrond als landbouwkundig ingenieur. „Natuurkundig gezien: waarom kunnen geschikte vrouwen niet net als mannen dienen? Veel grote teksten uit Genesis en van Paulus vallen af, omdat ze zelfs indirect niet over leidinggeven in de kerk spreken. Blijven over: de twee bekende teksten die zich negatief lijken uit te spreken, uit 1 Korinthe 14 en 1 Timothéüs 2. 1 Korinthe 14 valt af omdat het gaat over een totaal andere context, bovendien lezen we in hoofdstuk 11 over profeterende vrouwen. Blijft over: 1 Timothéüs 2. Daar liggen veel exegetische vragen en diverse uitleggingen. Velen menen: het past bij de specifieke situatie van Efeze toen. Voorstanders passen het selectief toe: wel in kerk, niet in maatschappij, maar kijken niet naar de teksten er omheen, over biddende mannen en weduwvrouwen. En dan nog: het is onduidelijk of Paulus een uitspraak doet voor alle tijden en culturen.”

Wat blijft er dan over?, vraagt ds. Sietsma zich af. „Geen Bijbelteksten die beslissend ingezet kunnen worden. Geen teksten, wel Christelijke vrijheid. Het gaat er niet om wie verkondigt, maar om Wie verkondigd wordt. Jezus Christus. Is het Schriftgezag dan niet in het geding? Natuurlijk! Maar dan omgekeerd, als gereformeerd Bijbellezen leidt tot selectief Bijbellezen en toepassen.”

Ds. Sietsma bepleit het overnemen van de adviezen van de hoogleraren De Bruijne en De Ruiter. „Steek niet in op onderzoek, maar op onderwijs. En op de vraag hoe we samen kerk kunnen blijven met degenen met wie we het oneens zijn.”

A. Niemeijer (Leiderdorp) roept in herinnering dat gereformeerden zich in de afgelopen decennia vaak moeiteloos hebben aangepast bij veranderingen in de samenleving, „soms met enige vertraging. Dat dat een aanpassing is bij het gelijkheidsbeginsel lijkt geen rol te spelen in de discussie. In kerkelijke formulieren lijkt het vooropgaan van de man in het huwelijk hergeformuleerd te worden op zo’n manier zodat het nog voor ieder acceptabel blijft. Maar de discussie over vrouwelijke ambtsdragers is verworden tot Schibboleth. Mede omdat andere kerken die vrouwen toelieten in de ambten, veelal overgingen tot modern Schriftkritisch Bijbelgebruik.”

Niemeijer zegt dat het gezien het ‘Schibboleth’ van moed getuigde dat de deputaten bereid waren de handschoen op te pakken die de synode van Harderwijk hen toewierp. „Een verdienste van het rapport is dat het komt tot een inhoudelijke keuze. Bovendien is het helder geschreven.” Hij twijfelt niet aan de integriteit van de deputaten en meent dat de gang van zaken aantoont dat de discussie binnen de grenzen van Schrift en belijden kan worden gevoerd en „dat er ruimte is voor verschillen die niet op voorhand kerkscheidend zijn.” Hij vindt het echter „ingrijpend” dat de deputaten het inzicht „een zeer bepalende rol” laten spelen dat het spreken van Paulus primair missionair bedoeld is.

Volgens Niemeijer is het veelzeggend dat de GKV zich in het verleden met soms forse uitspraken keerden tegen bijvoorbeeld de Bijstandswet en het Liedboek. maar dat deze bezwaren als sneeuw voor de zon zijn verdwenen. Hij confronteerde de vergadering ermee dat het niet ondenkbaar is dat kerken in de toekomst rechtszaken tegemoet kunnen zien als ze vrouwen uit de ambten blijven weren. „Als de overheid de vrijheid van de kerk op dit punt aan banden legt, hoe reageren we dan? Gaan we dan de confrontatie aan, met alle gevolgen van dien?”

Niemeijer hoopt evenwel dat de deputaten hun beschouwing over de rol van de cultuur terugnemen. „Vervolgens is me duidelijk dat in de Schrift man en vrouw niet identiek behandeld worden, maar dat de man voorop gaat. Dit is een harde noot. Laten we ons ervan bewust zijn dat veel zusters zich hierdoor existentieel geraakt voelen.”

Wel ziet hij in de kerken mogelijkheden om een veelheid van taken aan mannen en vrouwen toe te bedelen. „Ons voorgeslacht heeft veel in de drie ambten gelegd. Daardoor zijn veel te veel taken bij de gemeenteleden weggehaald, bij mannen én vrouwen. Paulus stelde leiding in, maar liet een veelheid aan taken aan mannen en vrouwen over. Hoort dan alleen de sleutelmacht bij de ambten?” Hij zou daar graag nadere studie over zien, die moet leiden tot een synodeuitspraak. Zusterkerken zouden erbij betrokken kunnen worden als adviseurs of als klankbordgroep. „Zo’n studie richt zich op de orde van het kerkelijk leven niet op kernzaak geloof.”

Ds. J. W. Boerma (Rotterdam) zegt dat het rapport hem niet overtuigt dat vrouwen ambtsdrager kunnen zijn. Hij krijgt te veel het idee dat deputaten hermeneutisch redeneren dat Paulus iets zegt, maar het toch niet zo bedoeld. „Verandert onze manier van Bijbellezen nu wel of niet?”

Ds. Boerman ziet in de maatschappij dat het verminderen van verschillen van man en vrouw in de praktijk vooral betekent dat de vrouw meer verantwoordelijkheden krijgt en mannen zich minder verantwoordelijk gaan voelen. Dat vindt hij voor vrouwen niet altijd een voordelige ‘ruil’.

16.15 – Update ochtend 10.00-11.00 uur

Ds. J. H. Soepenberg (Assen) gaat in zijn bijdrage in de discussie in op de ‘zwijgteksten’ van Paulus. Die staan naar zijn mening in een missionaire context. Bovendien wijst hij er op dat met Bijbelteksten in het verleden vrouwen op een in zijn ogen oneigenlijke wijze zijn weggezet.

Volgens ds. Soepenberg doen de deputaten hun best om in hun rapport een poging de spanning te beschrijven in het contact met de westerse samenleving. Hij wijst er op dat Paulus een voorbeeld geeft van hoe christenen die het niet in alles met elkaar eens zijn, toch elkaar respectvol kunnen bejegenen. „Paulus spreekt mensen die de grens overgaan van de gezonde leer, aan met „geliefde broeders en zusters”.”

Ds. Soepenberg zou graag zien dat de synode ruimte schept om ook vrouwelijke kerkleden te horen. Exegetisch sluit hij hierbij aan: „De vrouw is ter aanvulling en ter verrijking van de man.” Hij noemt voorbeelden uit de Bijbel bij die stelling. Tegelijkertijd ziet hij dat er sprake is van een volgorde, geen rangorde, in de man-vrouwverhouding in het Oude Testament. In het Nieuwe Testament is volgens hem aan mannen de opdracht: heb je vrouw lief zoals Christus. Ds. Soepenberg haalt de tekst uit Galaten 3:28 voor het voetlicht (In Christus is noch man noch vrouw). Daar gaat het over de besnijdenis van heidenchristenen, stelt hij. Deze tekst kan volgens hem geen argumenten bieden in de man-vrouwdiscussie van nu.

Concluderend stelt hij dat het rapport hem niet overtuigt dat het spreken van Paulus cultuurbepaald is en dat hij er dus ook niet zeker van is dat de visie van de deputaten betitelt kan worden als Schriftuurlijk en gereformeerd.

Wel ziet hij graag dat de synode uitspreekt dat het diakenenambt wordt opengesteld voor vrouwen, omdat dat buiten het regeerambt staat. (Sinds 1978 maken in de GKV diakenen geen deel uit van de kerkenraad, red.). En mocht er een vervolgopdracht komen van de synode, dan ziet hij graag dat bezwaren tegen een kleine kerkenraad van mannen met daaromheen pastorale en diaconale teams, serieus genomen worden.

Ouderling S. W. P. Verkade (Vlaardingen) zegt dat zijn grootste zorg is dat mensen selecteren welke delen van de Schrift hen wel en welke hen niet aanspreken. „Dat zal niet de bedoeling zijn van de deputaten, maar ik ben bang dat het de kerk afvoert van het luisteren naar de Schrift. Je kunt ook met de beste bedoelingen van het goede pad afwijken.”

Verkade zegt dat deputaten oproepen tot een brede bezinning, maar „het lijkt er op dat er een beslissing geforceerd wordt op het moment dat het gesprek nog moet beginnen.”

Mocht er een kleine kerkenraad komen met daaromheen teams met mannen en vrouwen, waarbij mannen en vrouwen beide kunnen preken, dan vreest hij „dat toch wordt binnengehaald waarvan Paulus zegt dat dat alleen aan de man toekomt. We zijn nog steeds geen democratie in de kerk, uiteindelijk is het Woord van God beslissend. Dat moeten we dan aan anderen, inclusief zusters, duidelijk maken.”

Ds. W. van der Schee (Amsterdam) maakt onderscheid tussen overtuigingen waarvan mensen zich bewust zijn en overtuigen waarvan mensen zich niet bewust zijn.

Volgens ds. Van der Schee krijgen mensen in overtuigingen die geleefd worden, een plaats in de samenleving zonder dat ze daarop persoonlijk invloed hebben. Door de eeuwen heen is de overtuiging gegroeid dat dat onjuist is, concludeert hij. Maar in de tijd van de Bijbel was dat nog niet zo, aldus ds. Van der Schee. „Voorbeelden van die toewijzing als het eerstgeboorterecht en het vertegenwoordigen van een stam door de oudste, of als het koningschap op basis van afkomst, dragen zelfs bij aan de inhoud van het Evangelie: de Messias vertegenwoordigt ook ons niet maar op basis van Zijn mens zijn, maar omdat Hij de Koning is uit het huis van David, de Koning van het volk dat de mensheid vertegenwoordigt op basis van de geslachtslijn van Abraham.”

Ondanks dat, leven mensen de overtuiging dat het toewijzen van rollen en functies op die basis „onjuist, ja zelfs onrecht is. En we doen dat wat mij betreft op goede Bijbelse gronden”, zegt de predikant uit Amsterdam. Daarnaast attendeert hij op de studie van dr. Klinker-de Klerck die aandacht schenkt aan het geheel van de apostolische instructie over vrouwen en mannen. „Dat geheel kan niet gereduceerd worden tot een rol van vrouwen in de kerk of in de kerkdienst, maar gaat over de rol van vrouwen in het algemeen, in de kerk én in de samenleving.”

Ds. Van der Schee: „Dat betekent dat wij een probleem hebben. Wij leven een overtuiging waarin we het niet eens zijn met Paulus en de andere apostelen. (…) Je dan in discussies over het al dan niet open staan van bepaalde functies voor vrouwen nog wèl beroepen op trouw aan de apostolische instructies lijkt me niet meer integer mogelijk.”

Volgens ds. Van der Schee blijkt uit die opsomming dat er voor wat betreft de positie van vrouwen geen sprake is van een van buitenaf opgedrongen probleem, maar dat het van binnenuit komt. „De conclusie zal vroeg of laat toch zijn dat moet worden toegegeven dat we niet geloven in toewijzing van rollen of functies op basis van geslacht.”

Zijn tweede punt gaat over de theologie: „Wat hier speelt is de vraag hoe God ons aanspreekt in de Bijbel. Is dat een soort van één op één verhouding of niet? Kun je zeggen: als ik begrepen heb wat een Bijbelschrijver ergens wil zeggen, dan heb ik begrepen wat God tegen mij zegt, of ligt dat ingewikkelder?”

Daarom voelt hij zich op het verkeerde been gezet door de nadruk op hermeneutiek. „De manier waarop deputaten hierover vooral buiten, maar ook in deze vergadering bejegend worden vind ik abject en infaam. Maar het effect van die nadruk op hermeneutiek lijkt me te zijn geweest dat we theologisch niet op gang gekomen zijn. Als we klaar zijn met het in onze context verstaan van wat een Bijbelschrijver in zijn context heeft geschreven, dan begint de wat mij betreft niet meer hermeneutische, maar theologische afweging van de vraag wat God zelf ons in deze tekst zegt.”

De werkelijke beslissingen in het gesprek over vrouwelijke ambtsdragers vallen volgens ds. Van der Schee niet op hermeneutisch terrein. „Ze vallen zelfs niet op exegetisch terrein. Het is niet de vraag wat Paulus voorschreef. Het is tenslotte de vraag of de Heer dat ook aan ons voorschrijft. Beslissingen daarover vallen in de theologie, of je nu voor of tegen bent. (…) Tot dusver hebben we het over al deze dingen niet of nauwelijks gehad. We zijn theologisch niet op gang gekomen, en dus hebben we tot dusver de werkelijke discussie ontlopen.”

Hij roept de vergadering ertoe op om uit te spreken dat de visie van de deputaten betitelt kan worden als binnen de bandbreedte van wat Bijbels en gereformeerd is. Hij wil ook graag ruimte om zusterkerken en gemeentestichtingsprojecten niet te veroordelen omdat ze al vrouwelijke ambtsdragers kennen. „Voor de rest hebben we beslist een nieuw deputaatschap m/v nodig om het verdere gesprek in de kerken te begeleiden en zijn we nog niet toe aan concrete kerkrechtelijke regelingen.”

14.30 – Update technische problemen

De technische problemen zijn opgelost. De uitwerking van de bespreking van vanmorgen kan nog geruime tijd duren. Voor 16.00 uur wordt geen nieuwe update verwacht.

De synode heeft het geven van een reactie op het rapport afgerond. Ook de deputaten hebben gereageerd op de opmerkingen die in hun richting zijn gemaakt. Op dit moment reageren de adviseurs van de synode.

11.50 – Technische problemen

Vanwege technische problemen wordt dit liveblog tijdelijk niet ververst.

9.50 – Aanvang vergadering

Assesor K. Wezeman zegt dat het moderamen gesproken heeft over de omgang met de „grote woorden” die door sommige sprekers zaterdag zijn gebezigd. Hij geeft aan dat een aantal synodeleden onderling contact heeft gehad „en elkaar in de ogen gekeken heeft.”

Ds. K. van den Geest vraagt of het niet beter is dat de synode hierover een uitspraak doet, „omdat er naar buiten toe iets zichtbaar is geweest van hoe het hier er aan toegaat.”

Ds. W. van der Schee: „Ik heb mensen met tranen in de ogen zien zitten over hoe gepraat werd over vrouwen. Laten we ons daarvan bewust zijn voor we het laatste restje geestelijk gezag verspelen.”

Ouderling S. Poutsma zegt te zijn aangesproken op wat door de synode is besproken. Hij onderstreept ieders verantwoordelijkheid voor de manier van verwoorden van zijn gedachten.

Ouderling H. H. Bouma zegt dat de kwestie niet onnodig uitvergroot moet worden.

Assesor Wezeman roept de afgevaardigden daarna op om zich te beperken tot meningsvorming over de voorstellen van de deputaten.

9.30 – Opening

Ouderling C. G. Kruze (Amersfoort) opent de vergadering met Schriftlezing en gebed. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om excuses te maken „voor mijn stellige manier van spreken zaterdag.” Hij zegt het deputatenrapport een integere bijdrage aan de man-vrouwdiscussie te vinden en ook de integriteit van de opstellers niet in twijfel te trekken.


ZATERDAG 17 MEI 2014

15.50 – Schorsing tot dinsdag

De leiding van de vergadering wordt overgedragen aan preses dr. Voorberg. Hij schorst de vergadering tot dinsdag, nadat ouderling H. H. Bouma de vergadering heeft beëindigd met Schriftlezing uit Hebreeën 13:13-17 en Hebreeën 8:1. Synodeleden moeten uiteindelijk aan God verantwoording afleggen over hun handelingen, aldus Bouma. „Maar in de hemel is een Hogepriester die niet verandert.” De synode zingt lied 838 (”O grote God die liefde zijt”), waarna ouderling Bouma afsluit met gebed.

15.45 – Woord aan deputaten

Deputaat H. van Leeuwen zegt in reactie op kritiek aan het adres van de deputaten dat „wat ons drijft is de liefde van Christus.”

Deputaat Vlieg-Kempe brengt bezwaren in tegen een kleine raad van oudsten, „die ontvangt niet alle signalen uit de gemeente. Een kleine groep kan zich als manager gaan gedragen en meer macht naar zich toetrekken, je ziet dat soms in evangelische gemeenten waar echtparen de leiding hebben.” Ze ziet een kleine raad van alleen mannelijke oudsten als „een tijdelijke oplossing. Als eindoplossing is het een pragmatische. De vraag die blijft liggen is hoe we als christenen invulling geven aan de rol van mannen en vrouwen.”

Deputaat Slump wijst nog op het bevestigingsformulier voor ouderlingen, dat spreekt over het gevaar van heerszuchtigheid van enkelingen, waartegen de kerk beschermd moet worden.

15.40 – Afronding inbreng synodeleden

Assesor Wezeman rondt de inbreng van synodeleden voor vandaag af. Dinsdag wordt verder gesproken, nu krijgen nog drie deputaten (Van Leeuwen, Vlieg-Kempe en Slump) het woord, omdat zij er dinsdag niet zijn.

De afgelopen drie kwartier is gesproken door verschillende afgevaardigden, te beginnen met ouderling L. H. Olde (Doorn), die beweert dat de wijze waarop het rapport omgaat met de toepassing van Schriftegevens voor vandaag zijn „enthousiasme voor hermeneutiek niet vergroot.” Hij meent dat het eerder genoemde missionair motief „min of meer uit de lucht komt vallen, nadat Schriftgegevens zijn weggeredeneerd. Zo blijft het accomodatiemodel over en wijkt confrontatie met de wereld.” Olde volgt prof. Te Velde als deze stelt dat de uitleg van deputaten „dan misschien wel geoorloofd is, maar niet de toets der kritiek kan doorstaan.” Hij ziet graag dat de synode onderzoek doet of laat doen naar de mogelijkheden voor de invoering van een kleine oudstenraad, ruimte biedt aan vrouwelijke diakenen en in lijn met eerdere synodeuitspraken ruimte biedt aan het uitvoeren van pastorale taken door vrouwen.

Ds. J. B. de Rijke (Krimpen aan den IJssel) zegt niet overtuigd te zijn door het rapport, terwijl hij het aanvankelijk nog het voordeel van de twijfel wilde geven. „Dit rapport kan niet de basis zijn voor een paradigmashift. Een andere ambtsvisie kan misschien wel helpen. Ook al zal het misschien nooit uit te leggen zijn waarom vrouwen geen deel uit kunnen maken van een kleine raad van oudsten. Deze synode moet daarvoor wel wat in gang zetten en niet drie jaar wachten.”

Het accent in het deputatenrapport op de voortgang van het Evangelie overtuigt hem niet. „Ik ervaar een oneindig gehamer op dat degenen die buiten zijn toch wel enigszins moeten begrijpen wat wij doen.” Ook vindt hij deze benadering te optimistisch, omdat die ervan uitgaat dat het Evangelie zich verder verspreidt, terwijl afgaande op wat er in de samenleving gebeurt „het ook kan zijn dat het vuur van het Evangelie dooft en dat daardoor mensen niet meer tot het geloof komen. Moeten we ons misschien niet meer ervan aantrekken dat de tegenstander, de duivel, rondgaat als een leeuw? Moeten we in dat licht niet vooral toezien op de gemeenten?”

Ds. De Rijke: „Het rapport zorgt ervoor dat er iets niét gaat gebeuren waarvan mijn gevoel zegt dat het wél moet: dat mannen en vrouwen schouder aan schouder verder gaan in de kerk. Zolang dit rapport me niet overtuigt dat God anders wil dan wat ik tot nu toe heb geleerd, durf ik niet de verantwoordelijkheid te nemen om dit rapport te aanvaarden.”

Ouderling P. van Oudheusden (Andel) vindt dat de deputaten redeneren vanuit vooraf ingenomen standpunten. „De hele openbaring van God in Zijn Woord wordt op de kop gezet. Tweeduizend jaar kerkgeschiedenis wordt de nek omgedraaid. De consequentie is dat kerken afhaken.”

Dr. P. L. Voorberg (Emmeloord) richt zich in zijn kritiek op het deputatenrapport vooral er op dat „een regel van God (dat mannen dienen in de ambten, red.) door mensen buiten werking wordt gesteld. Dat gebeurt nergens in de Bijbel. Je kunt regels uit de Schrift niet buiten werking stellen als God dat Zelf niet doet.” Hij kritiseert het feit dat de deputaten de Scheppingsorde soms relativeren, terwijl Christus dat bijvoorbeeld op het punt van echtscheiding niet doet.

Dr. Voorberg voorziet „grote gevaren” als de hermeneutische denklijnen van de deputaten worden gevolgd.” Ook neemt hij het op voor het advies van prof. Van Bruggen, „Daarover is gezegd dat het suggestief is, maar er moet concreter worden aangetoond op welke punten zijn visie niet klopt.” Ook wil dr. Voorberg van de deputaten graag weten waaruit blijkt dat de voortgang van het Evangelie belangrijker is dan de onderschikkking van de vrouw.

De Emmeloordse predikant „acht het onmogelijk” dat de kwestie van de vrouw in het ambt een vrije kwestie wordt, waarbij iedere gemeente kan besluiten al dan niet ruimte te bieden aan vrouwelijke amtsdragers. Hij ziet graag dat de synode expliciet afstand neemt van de paragrafen 2.6 en 4 van het rapport en wil dat de kerkvergadering uitspreekt dat (op basis van dit deputatenrapport, red.) niet is aangetoond dat naast mannen ook vrouwen kunnen dienen in kerkelijke ambten.

Wel vraagt hij er aandacht voor dat „daarmee vraag of vrouw mag dienen in ambten is nog niet is beantwoord.” Dr. Voorberg suggereert dat een nieuw deputaatschap zich over die vraag zou kunnen buigen.

Ouderling J. A. van Arkel (Apeldoorn) meent dat hermeneutiek en de opvattingen over vrouwen in het ambt in het deputatenrapport sterk verweven zijn. „Met het oordeel over de man-vrouwverhouding hebben we dus impliciet een oordeel over de hermeneutiek. Het is voor mij mogelijk dat de uitkomst van uw rapport juist is, maar de onderbouwing vanuit de hermeneutiek vind ik onjuist.” Van Arkel meent dat deze synode enerzijds de tijd moet nemen voor nadere studie, en anderszijds „iets moet doen met de voorsprong die ze heeft opgebouwd”, als het gaat om kennis van het dossier man-vrouw in de kerk. Hij ziet graag een studie waarin „meer duidelijkheid komt over toepassing van hermeneutiek, omdat we geen middel kunnen gebruiken waarover we het niet eens zijn”. Van Arkel wil meer aandacht voor de ambten in de vroege kerk, denklijnen onderzoeken richting vrouwen in het ambt in lijn met de eerder genoemde publicatie van Piet Dorland en ten slotte: dat de zusterkerken mee worden genomen in dit proces, zodat een brede acceptatie ontstaat van de uitkomsten van deze bezinning.

Ds. A. A. J. de Boer (Ureterp) meent dat de deputaten m/v niet „moeten worden weggezet” alsof ze hun werk verkeerd hebben gedaan. Inhoudelijk herkent hij zich echter in het minderheiddstandpunt van deputaat Slump. „Als we de kant opgaan dat we de inhoud en uitwerking van het ambt opnieuw gaan doordenken, wil ik de vinger erbij leggen dat het ambt een bulkbegrip is. Bij de overdenking van het ambtsbegrip moet er echter iets overeind moet blijven van Zondag 31 van de Heidelbergse Catechismus, over de sleutels van het Koninkrijk: de tucht en de prediking.”

15.00 – Vervolg (2)

Ouderling J. Halma (Drachten) zegt niet overtuigt te zijn „dat ik de Bijbel anders moet lezen dan tot nu toe. Tegelijkertijd doet het me pijn dat we een deel van de gemeente (vrouwen, red.) niet kunnen inschakelen zoals we dat bij mannen doen.”

Ds. R. Tigelaar (Hardenberg) ziet in het deputatenrapport de hermeneutiek te veel los staan van de exegese. Hij wil een verdere bezinning „in ieder geval op de ambtsvisie.” Hij zou graag zien dat in de kerken het gesprek, desnoods begeleid, op gang gebracht wordt „om binnen de band die je hebt, door te spreken over de verschillen die je ervaart.”

Ouderling C. G. Kruse (Amersfoort) vindt dat de deputaten „op indringende en integere wijze” ingaan op de vraag hoe vrouwen kunnen worden ingezet. Hij is weliswaar voor vrouwen in het ambt, maar teleurgesteld in delen van het rapport. Hij ziet graag meer studie naar de ambten, met daarin aandacht voor Bijbelse notie dat de man als regel voorop gaat.

Kruse kritiseert de houding van de deputaten, die in zijn ogen niets anders lijken te willen dan een volledig gelijktrekken van de man-vrouwverhoudingen. „De beslissing in het rapport valt bij het niet meer willen accepteren van verschillen. Elk alternatief voorstel waarbij er toch onderscheid blijft en mannen de eindverantwoordelijkheid houden, wordt afgewezen met „Dan blijven mannen eindverantwoordelijk en dat pruimen we niet”.”

Hij stelt dat „deputaten hun standpunten zo onderbouwen, dat het Bijbels verantwoord lijkt. Daarbij tonen ze een grote mate van creativiteit.” Op die manier kan zelfs het bestaan van God ontkent worden, vreest hij. Het rapport kan dus geen basis zijn voor besluitvorming door deze synode, concludeert Kruse. Hij ziet meer in een onderzoek naar een model van een kleine raad van oudsten.

Als laatste gaat hij in op het motief dat vrouwen moeten worden toegelaten tot de ambten met het oog op de voortgang van het Evangelie. „Ik geloof er niets van dat dit terecht is. Neem de gemeenten van Tim Keller en Orlando Bottenbleij. Zij kennen alleen mannelijke ambtsdragers. Als er één groep gevoelig is voor culturele setting, dan zijn het wel de young professionals uit New York, waar de gemeente van Keller is. Het Evangelie is soms dwars, laten we maar rustig uitdragen dat God met de man-vrouw verhouding in de ambten een diepe bedoeling heeft die culturele contexten overstijgt.”

Ds. R. van Wijnen (Zuidlaren) zegt dat het symptomatisch is voor gereformeerd-vrijgemaakten om zich lang in kerkelijke vergaderingen bezig te houden met allerlei vragen, „terwijl er in goede afstemming zo ongeveer van alles mogelijk is voor mannen en vrouwen. (…) Hoewel ik besef dat er vragen over heersen, meen ik dat er goede argumenten zijn voor het handhaven van standpunten die eeuwenlang hebben standgehouden.”

Dat het er in de kerk niet hetzelfde aan toegaat als in de samenleving, „is omdat het in het Koninkrijk van God er anders aan toegaat dan in de maatschappij. We moeten ons niet aanpassen, maar vasthouden aan de tot nu toe gehandhaafde koers.” Wel bepleit hij meeveranderen met zaken die het gezag van de Schrift niet aantasten.

Het toelaten van vrouwen met het oog op de voortgang van het Evangelie, noemt ds. Van Wijnen „een waardeloze redenering.” Wel ziet hij ruimte voor een pastoraal team met daarin mannen en vrouwen, in combinatie met een kleine kerkenraad die alleen uit mannen bestaat. Hij bepleit een synodeuitspraak die er op neer komt dat de vergadering de visie van de meerderheid van de deputaten niet kan volgen. Ds. Van Wijnen wil dat deze synode nog aanstuurt op een Schriftuurlijke begrenzing van het ambt en ziet graag dat nieuwe deputaten aan het werk gezet worden, die de lijn uitwerken die prof. Te Velde schetst over het preken door vrouwen. Ook bepleit hij een duidelijker communicatie richting kerken in binnen- en buitenland.

14.15 – Vervolg (1)

Ds. B. C. Buitendijk (Bunschoten) signaleert dat er sprake is van nieuwe hermeneutiek in het deputatenrapport. Hij ziet ook een verschuiving richting de (meer relativerende, red.) manier van Bijbellezen die de Nederlands Gereformeerde Kerken hanteren. Hij komt terug op de beantwoording van zijn vragen door de deputaten in de (besloten) schriftelijke voorbereiding van de vergadering. Die antwoorden noemt hij „beneden de maat.” Hij haalt aan dat de Bijbel alleen spreekt van mannelijke priesters, tempeldienaren en voorgangers. Daar gaat het rapport zijns inziens onvoldoende op in. „De onderbouwing van de besluiten is hermeneutisch, ik ben bang dat we dan toch een bocht omgaan. Ik denk dat het van belang is de ambtsleer opnieuw te overdenken.” Daarnaast roept hij ook op tot meer genderstudies, naar de plaats van vrouwen in de kerk.

Ouderling T. A. G. Bakker (Zuidlaren) vindt de argumentatie onder de nog niet openbare concept-besluittekst 2 „te dun”. Uit zijn woorden blijkt dat deze tekst op dit moment stelt dat het binnen de bandbreedte is van wat gereformeerd is om tot de conclusie te komen dat vrouwen kunnen worden toegelaten in de ambten. „Ik kan me daarin niet vinden. De argumentatie is te dun, te aanvechtbaar en ook niet overtuigend.” Hij is blij met de adviezen van de hoogleraren, die een weg wijzen om vrouwen meer taken te geven. Bakker roept op tot een heroverweging van de ambtsvisie.

Ds. K. van den Geest (Alphen aan den Rijn) heeft er moeite mee dat in de synodevergadering geen vrouwen het woord kunnen voeren over een rapport dat gaat over vrouwen. „Dat is tegen wat ik zie als wat de Schepper heeft gewild. Dat is tegen als wat ik zie als respect voor de ander.” Hij meent dat sommige afgevaardigden zich te veel afsluiten van de wereld als ze ”nee” zeggen tegen het rapport. Ds. Van den Geest meent dat in de kerk het volgen van Jezus centraal moet staan, waarbij vrede en barmhartigheid belangrijke noties zijn. De kerk is volgens hem „geen huis voor discussies, debatten of argumenten.”

Ds. Van den Geest stelt dat in de Bijbel vrouwen profeteren en meedoen in veel ambtelijke bedieningen, ook als dat niet direct een ambt heet. Hij ziet openingen als gesproken wordt over bedieningen in plaats van ambten, „omdat de ambtsvisie in beton gegoten lijkt.” Bij het lezen van de Bijbel moet volgens hem de voortgang van het Evangelie voorop staan en geen man-vrouwdiscussie.

13.30 – Hervatting vergadering

Ds. W. L. de Graaff (Groningen) voert als eerste het woord. Hij verdeelt zijn bijdrage in drie onderdelen. Eerst een persoonlijke noot: „Mijn eerste reactie op het rapport was er een van schrik. Mijn vraag is: dient het rapport de kerken op een verstandige manier? De toon vond ik provocatief, omdat het rapport doet alsof het gesloten houden van de ambten voor vrouwen, achterhaald is. Ik mis een degelijke confrontatie met argumenten die eerder aan de orde kwamen.”

Dan over de hermeneutiek: De predikant kan zich vinden in het exposé in het deputatenrapport over hermeneutiek. Toch voelt hij onrust, omdat hij het idee krijgt dat het rapport over mannen en vrouwen in de kerk soms wel een rapport lijkt te zijn over hermeneutiek. Hij vreest dat „hermeneutiek een middel vormt om uit de exegetische moeilijkheid te komen. Daarbij neig ik ernaar te denken dat er wordt doorgeschoten richting van aanpassing bij de huidige cultuur.”

Als laatste: Hoe verder? Ds. De Graaff vindt het niet gepast om uit te spreken dat de visie mag bestaan dat vrouwen kunnen dienen in het ambt. „Dat zet in feite de deur open voor de vrouw in het ambt.” Hij is er ook „persoonlijk niet van overtuigd dat we de ambten nu kunnen openstellen.” Later maakt hij wel een uitzondering voor het diakenenambt. Hij zou graag een bezinning zien op de ambten en steunt de lijn die prof. De Ruijter uitzet in zijn advies.

Ouderling K. Bouma (Emmeloord) vraagt zich af of wat in de maatschappij gebeurt, ook in de kerk moet gebeuren? „Ik zie in wat we bespreken dat humanistische tendensen vanuit de Franse revolutie doorsijpelen. Dan vraag ik me af of we de kant opgaan dat baanbrekers van humanisme ons voorlichten in onze keuze of de vrouw al dan niet in het ambt moet dienen.”

12.40 – Lunch

De synode onderbreekt de zitting tot 13.30 uur voor een lunch. Vooraf leest ds. G. Zomer Hebreeën 13:20-21 en betoogt dat de kerk „mannen nodig heeft.” Aansluitend wordt Psalm 79 gezongen.

12.30 – Vervolg tweede vragenronde

Ds. P. Poortenga (Drachten) voorziet dat, mocht de synode besluiten tot een nadere studie over de ambten, dit in de kerken zal worden opgevat als een ”nee” tegen vrouwelijke ambtsdragers. Hij ziet daarom graag dat er niet alleen gestudeerd gaat worden, maar wil dat de besluiten van de synode van Zuidhorn (2008) over preekbevoegdheid voor niet-ambtsdragers, worden uitgebreid met een clausule die ook ruimte biedt aan vrouwen om te preken.

Ouderling M. de Jong (Brandwijk) is niet overtuigd geraakt door het rapport. „Mijns inziens is de gedachte dat de man toch ergens een leidende rol heeft zo diepgeworteld in de Schrift dat dat niet kan worden weggepoetst. Bij het rapport krijg ik het gevoel dat dat wel gebeurt.” De Jong voelt meer voor het minderheidsrapport van deputaat Slump. Toch vindt hij dat het mogelijk moet zijn om ook recente hermeneutische inzichten te betrekken bij de discussie. Bovendien zou hij graag een doordenking van de ambtsstructuur zien. In zijn gemeente is er een grote kerkenraad en vormt de vervulling van de ambten een probleem. „Terwijl we de helft van de gemeente (vrouwen, red.) niet inschakelen. Misschien is toch herstructurering van de ambten de moeite van het overwegen waard. We kunnen wellicht komen tot twee soorten ambten: een waaraan wel en een waaraan geen gezag is gekoppeld.”

Ouderling S. Poutsma (Hoogeveen) zegt te willlen waken voor theologiseren op een kerkvergadering, maar doet vervolgens toch een duit in het zakje op dit gebied. Kort samengevat betoogt hij dat mannen en vrouwen elkaar bij de schepping aanvulden en dat door de zonde de man over de vrouw heerst. Hij ziet het als een teken dat de Heilige Geest aanwerkt op de herschepping, dat dat verschil tussen man en vrouw in de huidige cultuur wegvalt. De kerk zou daarom de ambten moeten openen voor vrouwen.

11.35 – Tweede vragenronde

Ieder synodelid wordt uitgenodigd zich uit te spreken over het rapport. Er gelden geen spreektijden, aldus assesor Wezeman. Een selectie uit de gemaakte opmerkingen:

Ouderling S. de Vries (Zuidhorn) vraagt door op de visie van de deputaten dat de onderschikking van de vrouw de voortgang van het Evangelie hindert. „De adviezen van hoogleraren geven daarnaast aanleiding om te denken dat er meer ruimte is voor vrouwen om te profeteren. Ik zou studie naar ambtsleer willen op volgende synode, toegespitst op de positie van oudsten.”

Ds. L. W. de Graaff (Heerde) vreest dat het missionaire motief (zie bij De Vries) „als leeswijzer wordt gebruikt bij andere uitlatingen van Paulus. Daar moet niet ik aan denken.” Hij kan zich „in grote lijnen” vinden in het minderheidsrapport van deputaat D. A. C. Slump, maar vindt dat er nog meer aandacht nodig is voor het onderscheid tussen kerk en maatschappij over de positie van de vrouw. Hij komt mogelijk met een tegenvoorstel, omdat hij niet in kan stemmen met het deputatenrapport.

Ds. K. Beiboer (Amersfoort) zegt onder invloed van het boek ”Ambtsdrager m/v” van Piet Dorland van mening te zijn veranderd, en niet meer tegen vrouwelijke ambtsdragers te zijn. „Maar om zo’n verandering uit te leggen, moet er een rapport liggen waarmee je duidelijk maakt waarom je vindt dat dat mogelijk is. Daarin vind ik dit rapport tekort schieten.”

Ouderling H. H. Bouma (’s-Heer Arendskerke) is niet voor de in het deputatenrapport gehanteerde lijn. Hij stelt een verdere doordenking voor van de ambtsvisie, in samenwerking met CGK en NGK, „misschien zelfs nog breder.” Hij waarschuwt andere synodeleden dat het hem niet verstandig lijkt om het rapport af te wijzen, maar vervolgens wel te pogen om op onderdelen al veranderingen door te voeren. Dan liever wat meer tijd uittrekken voor bezinning, aldus Bouma. „Laten we als synode pogen tot een eensluidende conclusie te komen.”

Ds. S. W. de Boer (Haren) meent dat het deputatenrapport te veel de indruk wekt dat de Bijbel het dienen van de vrouw helder afwijst, waarna deputaten toch redeneren dat dat in de huidige context anders gelezen moet worden, ofwel: „Het staat er niet meer. Misschien moeten we het gewoon laten staan en ons afvragen: wat doen we er nu mee.” Dat geldt ook voor verhouding man-vrouw, waarvan hij graag een diepere doordenking ziet.

11.00 – Hervatting vergadering

Assesor K. Wezeman heropent de vergadering. Deputaat dr. H. Schaeffer bijt het spits af bij de beantwoording van vragen namens deputaten m/v. Hij zegt in reactie op een opmerking van ds. Van ’t Spijker –is er voor wat betreft de positie van vrouwen een reëel probleem of een pastoraal probleem?– dat er volgens hem een reëel probleem is. „Het niet beantwoorden van vragen op dit punt kan niet.” Hij licht vervolgens nog kort toe hoe het deputatenrapport hiermee omgaat.

In reactie op een vraag van ouderling S. de Vries (Zuidhorn) hoe aan te kijken tegen het gegeven dat in de Bijbel over het algemeen mannen het voortouw nemen en vrouwen volgen: „Dat is helder, dat ontkennen we ook niet. De grote vraag is of er in de 21e eeuw een andere realiteit is dan toen. De culturele context betekent dat je niet één op één kunt zeggen: we doen het nog net als toen.”

Prof. Van Houwelingen reageert op een vraag van ds. G. Zomer (Waardhuizen) of hij boos is op prof. Van Bruggen. „Er zat wat emotie in mijn uitlatingen. Ik heb goede verstandhouding met voorganger, maar dat hij mij nieuwe hermeneutiek in schoenen schuift, kan echt niet.”

Daarna reageert de hoogleraar op vragen van dr. P. L. Voorberg (Emmeloord) over de rangorde tussen man en vrouw, zoals het rapport dat benoemt. „Paulus spreekt daarover, de vraag is alleen of en hoe je dat in Genesis terugziet. Wij proberen het spreken van Paulus uit te leggen.” Of deputaten de voorschriften voor samenkomsten veralgemeniseren? In de tijd van Paulus was er sprake van een „open interactie” met de maatschappij. De kerk is dat wat kwijtgeraakt, aldus prof. Van Houwelingen. „De kerk kan geen voorschriften geven voor het maatschappelijke leven, maar wij menen: wat we in de kerk doen moet niet teveel schuren met de maatschappij.”

Deputaat mr. D. A. C. Slump, die als enige deputaat zich niet achter de inhoud van het rapport schaarde, beantwoordt een vraag van ds. J. Sietsma (Middelburg) over wat hij bedoelt met het door hem in zijn verklaring bij het deputatenrapport gemaakte onderscheid tussen gezaghebbend spreken en geestelijk leiding geven. „Je ziet dat Paulus een begrenzing geeft aan het spreken van de vrouw, ik heb deze termen gebruikt om dat te typeren. Dat vrouwen ook gezaghebbend kunnen spreken en leiding kunnen geven is vanzelfsprekend, dat lees ik ook in de Bijbel, bijvoorbeeld bij Abigaïl in 1 Samuel 25. Maar gehoorzamen van de leiders: daarin zie ik iets van wat het eigene van het ambt is.”

In reactie op een vraag van ds. W. van der Schee (Amsterdam) of er ruimte is voor een kleine kerkenraad, met daaromheen niet-ambtelijke werkers in de gemeenten (kennelijk mannen én vrouwen, red.), antwoorden de hoogleraren Te Velde en De Bruijne dat zij dat haalbaar achten en dat hier en daar ook al zien functioneren.

10.45 – Pauze

De synode pauzeert een kwartier.

10.30 – Informerende vragenronde

Afgevaardigden krijgen de gelegenheid om informatieve vragen te stellen. Deze vragen worden in dit liveblog niet expliciet uitgewerkt, een selectie komt aan de orde bij de beantwoording ervan (zie bij 11.00 uur).

10.00 – Adviseur en deputaat aan het woord

Prof. dr. M. te Velde en prof. dr. R. van Houwelingen voeren het woord.

Prof. Te Velde, rector van de Theologische Universiteit Kampen (TUK), gaat in op het punt dat hoogleraren en docenten van de TUK het niet altijd met elkaar eens zijn. Dat blijkt onder anderen uit het rapport van de deputaten m/v waaraan de prof. Van Houwelingen en dr. Schaeffer meewerkten, terwijl in adviezen aan de synode enkele Kamper hoogleraren, waaronder prof. Te Velde, tot andere conclusies komen. „Ondanks onze kritische opmerkingen over het rapport, trekken we de inzet, het vakmanschap, de integriteit en eerbied voor het Woord van God bij de twee collega’s niet in twijfel.” Prof. Te Velde stipuleert dat de conclusies van deskundigen kunnen verschillen, terwijl de gehanteerde theologische methodiek wel goed toegepast kan zijn. „We willen dus een nuchtere benadering voorstaan, die er op neer komt dat het niet erg is als Kamper docenten een verschillend geluid laten horen.”

Prof. Van Houwelingen voelt zich genoodzaakt het woord te voeren omdat de adviezen van zeven hoogleraren „onbedoeld in de publiciteit gekomen zijn.” Hij stelt het rapport van de deputaten beknopt is, „het geeft soms aanzetten tot verdere discussie. De adviezen van collega’s dragen daaraan een steentje bij.” Hij stelt dat er in Kampen geen „twee blokken” zijn van hoogleraren die elkaar tegenspreken. Wel vraagt hij de synode om expliciet uit te spreken dat de visie dat vrouwen in de ambten kunnen dienen, binnen de bandbreedte past van wat gereformeerd is.

Prof. Van Houwelingen is het meest kritisch over het advies van zijn voorganger, prof. dr. J. van Bruggen. Hij noemt diens bijdrage „suggestief”, en meent dat de emeritus het deputatenrapport „geen recht doet”. Net als zijn voorganger wil hij naar eigen zeggen de klassieke hermeneutiek onderwijzen. Prof. Van Houwelingen voelt zich door het advies van prof. Van Bruggen in de hoek gezet als iemand die nieuwe hermeneutiek bedrijft. Hij meent echter dat er in de laatste decennia ook door orthodoxe theologen een bijdrage is geleverd aan het doordenken van het verstaan van de Schrift. Dergelijke visies, zoals van de Anglicaan N. T. Wright –zijn naam valt bijna dagelijks op de synode– kunnen volgens prof. Van Houwelingen niet genegeerd worden.

9.30 – Toespraak ds. Van ’t Spijker (CGK)

Namens de CGK-deputaten kerkelijke eenheid voert ds. W. van ’t Spijker het woord. Hij uit niet mis te verstane kritiek op het rapport over vrouwelijke ambtsdragers, de Schriftvisie die daarin naar voren komt en de hermeneutische benadering die deputaten kiezen. „De hermeneutiek lijkt een sleutelrol te spelen, ook al ontkent het rapport dat.” En passant onthult ds. Van’t Spijker ook enkele vragen uit de (niet openbare) voorbereidende stukken van de synode. Hij geeft aan dat vanuit de synode aan deputaten m/v gevraagd is het hoofdstuk over de hermeneutiek terug te nemen, „omdat de argumentatielijnen niet overtuigen.”

Ds. Van ’t Spijker erkent dat vragen rond de positie van vrouwen „reëel” zijn en ook in de CGK leven. De cultuur geeft daarvoor voldoende aanleiding. Maar hij vindt de GKV-deputaten over die cultuur veel te positief als ze stellen dat in die cultuur misschien de doorwerking zichtbaar is van het „bevrijdende werk” van de Heilige Geest. „In deze bevrijding wordt zo weinig zichtbaar van de bevrijdende kracht van het Evangelie. Waar emancipatie ruimte vroeg voor zelfontplooiing, moest ook ruimte komen voor keuzes die soms letterlijk tegen het leven zijn.” Vervolgvraag is dan of de ontwikkeling van de cultuur „rechtvaardigt dat we iets uit te leggen hebben als we de ambten voor vrouwen gesloten laten?”

Volgens ds. Van ’t Spijker hebben de CGK in 1998 ”nee” gezegd tegen vrouwelijke ambtsdragers en geconcludeerd dat, „ook al is het lastig, we niet via de hermeneutische binnenbocht aansluiting moeten vinden bij de samenleving. Liever leggen we ons neer bij het feit dat we op basis van Schriftgegevens niet de ambten kunnen openstellen voor zusters.”

Ds. Van ’t Spijker bespreekt vervolgens enkele lijnen uit het deputatenrapport. Zo stelt hij vragen bij de studie van dr. Klinker-de Klerck op het punt waar deze stelt dat de manier waarop een vrouw een man te schande kan maken, cultureel bepaald is. „Zogezegd lijkt onderwerping geen specifiek christelijke term, maar iets wat algemeen geldend is. Daartegen is ingebracht dat dit wel heel kort door de bocht is. De liefde laat binnen de bestaande structuren Gods genade in Christus zien.”

Volgens de CGK-predikant lijkt de bevordering van het Evangelie een motief om vrouwen te laten dienen in de ambten. „Het lijkt een motief waaraan alle andere ondergeschikt zijn.” Deputaten zeggen dat het gezag van de Bijbel voor hen niet ter discussie staat, aldus ds. Van ’t Spijker. Uit het rapport citeert hij enkele gedeelten waaruit hij het tegendeel afleidt. Ook stipt hij aan dat het zijns inziens de vraag is of er voldoende sprake is van Schrift met Schrift vergelijken. „Als de Schrift haar eigen uitlegster is, wat is dan het probleem? Of we hebben de uitleg nog niet gevonden, of we lusten die uitleg van de Schrift eigenlijk niet en we zeggen: je kunt het niet goed uitleggen. Welk tegengewicht heb je dan nog tegen het verwijt Schriftkritiek?”

De predikant concludeert dat, wanneer de GKV-synode een besluit neemt wat in lijn is met het deputatenrapport, „u op z’n minst iets te hebben uit te leggen, en niet alleen aan onze kerken.”

Ds. Van ’t Spijker vreest dat door de manier waarop het rapport omgaat met Schriftgegevens bij de beantwoording van theologische vragen, „het niet moeilijk is om nog een klein stapje te zetten en te stellen: Dat zei Paulus.” (Waarmee hij bedoelt te zeggen dat het maar een mening is van Paulus, red.) „Het is niet moeilijk om te denken dat er vlak langs of net over het randje van de Schriftkritiek wordt gegaan.”

De CGK-predikant roept de GKV ertoe op om werk te maken van een nadere doordenking van de ambtsvisie. Daarover dient volgens hem eerst gesproken te worden „voordat over toelating van zusters aan de orde kan zijn. Daarover moet overigens wel gesproken worden.” Ds. Van ’t Spijker stelt voor dat de GKV daarom een „een uitdagende en goede uitnodiging komt” aan CGK en NGK, eventueel in samenwerking met de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk en de Hersteld Hervromde Kerk, om na te denken over de ambtsvisie. „Laten we samen liever langer luisteren, dan snel knopen doorhakken.”

9.25 – Overdracht leiding

De leiding van de vergadering wordt door dr. Voorberg overgedragen aan de assessor, K. Wezeman. Er worden geen mededelingen gedaan over de aanleiding voor deze overdracht. Een mogelijke reden kan zijn een interview in het Nederlands Dagblad, waarin de preses zich inhoudelijk uitsprak over de discussie over vrouwelijke ambtsdragers. Kort daarop belegde de synode vorige week vrijdag een besloten zitting, waarover geen mededelingen zijn gedaan.

9.15 – Aanvang vergadering

Preses dr. P. L. Voorberg heet iedereen welkom. Er zijn deputaten m/v, gasten uit zusterkerken en adviseurs. Bovendien zitten er zo’n veertig mensen op de publieke tribune. Dr. Voorberg memoreert dat het na een besloten bijeenkomst voorafgaand aan de synode en een opiniërende bijeenkomst enkele weken geleden, de derde keer is dat de synode nadenkt over het onderwerp vrouwelijke ambtsdragers. De preses geeft aan dat voorbereidende stukken pas dinsdag wordt vrijgegeven.

9.00 – Opening

Ds. J. Sietsma (Middelburg) opent de zitting met Schriftlezing uit Hebreeën 13:1-9. Hij meditert over de onveranderlijkheid van Christus te midden van een cultuur die verandert, een kerk die verandert en de kerk in de cultuur die verandert. Hij schenkt aandacht aan vrouwen in liederen, gebeden en in de Schrift. In het gebed wordt de Soedanese Christin opgedragen, die donderdag ter dood werd veroordeeld.


VRIJDAG 16 MEI 2014

17.20 – Voortzetting vergadering

De vergadering over de afhandeling over de bezwaren gaat na een korte pauze richting een afronding. De redactie vervolgt dit liveblog op zaterdagmorgen.

17.00 – Afhandeling bezwaren

De synode heeft het afgelopen half uur gesproken over de afhandeling van de vermaningen van de buitenlandse kerken, waar het gaat om kritiek op de Theologische Universiteit Kampen (TUK). De conceptbesluiten sturen er op aan dat de TUK de synode voorziet van tekst ten behoeve van het opstellen van een reactie voor een reactie richting de buitenlandse zusterkerken. Ook moet de TUK het wetenschappelijke gesprek voortzetten met theologen die verbonden zijn aan kerken die bezwaren hebben tegen de gang van zaken in de GKV en aan de TUK.

16.20 – Besluit

De synode concludeert dat het nog niet de tijd is om uit te spreken of het studierapport Huwelijk en Samenlevingsvormen de juiste denklijn hanteert. De besluitvorming hierover werd enkele weken geleden nog uitgesteld. Het rapport van de deputaten huwelijk en echtscheiding in samenwerking met de deputaten relatie kerk en overheid, schetst de moeilijkheden die ontstaan door de uitholling van het burgerlijk huwelijk en de verdergaande accep­tatie van samenwonen.

Om het verschil tussen het uitgeholde burgerlijk huwelijk, alternatieve relatievormen en het kerkelijk huwelijk aan te geven, introduceert de rapportage de aanduiding ”huwelijk in Bijbelse zin”. De deputaten zijn hierover verdeeld, omdat daarmee het kerkelijk huwelijk losgekoppeld wordt van het burgerlijk huwelijk.

De synode draagt de deputaten op om in samenspraak met andere kerken te bezien of er een gezamenlijk standpunt kan worden ingenomen over dit onderwerp. De deputaten moeten hierover rapporteren op de volgende synode. Tot die tijd geldt het huwelijk tussen man en vrouw kerkelijk gezien als „meest passende vorm” van samenleven.

15.30 – Hervatting

De vergadering wordt hervat, de besluitvorming over de grieven van de buitenlandse kerken wordt onderbroken. Op de agenda staat nu eerst het rapport van de deputaten huwelijk en echtscheiding. Zij hebben een studierapport ”Huwelijk en samenlevingsvormen” opgesteld.

15.10 – Pauze

Er is een pauze van een kwartier.

15.00 – Vervolg besluitvorming

Afgevaardigden gaan in op enkele details in de concepttekst bij besluit 2. De synode stemt uiteindelijk unaniem in met dit hele besluit. Dit komt er op neer dat de synode de bezwaren vanuit de buitenlandse kerken afwijst. Concreet gaat het dan om bezwaren die de synodale voorbereidingscommissie als volgt heeft samengevat, en waarvan de synode dus uitspreekt dat ze niet overgenomen worden:

  1. Bezwaren tegen publicaties vanuit de TUK, zoals van dr. K. van Bekkum (historiciteit van de Schrift), prof. dr. S. Paas (idem), dr. J. J. T. Doedens (exegese Genesis 1 en 2) en prof. dr. A. L. Th. de Bruijne (hermeneutiek). Ook uitlatingen van prof. dr. G. Harinck worden genoemd (Schrift en homoseksualiteit). De buitenlandse kerken concluderen op dit punt dat eerdere synodes bezwaren tegen deze opvattingen niet in behandeling hebben genomen. Ze vrezen dat aan de TUK Schriftkritiek en een historisch-kritische benadering binnendringen. Ze zien hun vrees bewaarheid worden in de rapporten over vrouwelijke ambtsdragers en huwelijk en samenlevingsvormen.

  2. Bezwaren tegen de besluiten van generale synodes en de inhoud van deputatenrapporten, op de punten: het ruimte geven voor het spreken van de Heilige Geest buiten het Woord van God; de ‘nieuwe ethiek’, waarbij de „stijl van het koninkrijk” richtinggevend is rond de beoordeling van situaties rond echtscheiden en hertrouwen; het rapport over vrouwelijke ambtsdragers in combinatie met nieuwe hermeneutiek, waarbij er voor beide ruimte is; de positieve benadering van samenwerking met de NGK; het deelnemen aan de Nationale Synode; de invoering van nieuwe liederen en het wegvallen van artikel 31 uit de oude kerkorde.

14.30 – Besluitvorming

De synode neemt een aantal besluiten. De concept-besluitteksten zijn geformuleerd door de predikanten De Boer, Van der Schee en Tigelaar. Zij hebben hebben een alternatief geformuleerd voor de tekst die een synodale voorbereidingscommissie opstelde. Allereerst besluit de kerkvergadering unaniem om de brieven met bezwaren van de buitenlandse zusterkerken formeel in behandeling te nemen. Er wordt wordt gesproken over besluit 2: Dat de zorgen van de zusterkerken worden gewaardeerd als meeleven vanuit verbondenheid in Jezus Christus; dat de Gereformeerde Kerken aanspreekbaar willen zijn en blijven op de binding aan de Schrift en de gereformeerde belijdenissen; dat de Gereformeerde kerken van vandaag niet meer dezelfde kerken zijn als veertig jaar geleden, maar daarmee niet minder gereformeerde kerken; dat de verschillen van mening met bepaalde auteurs of met (onderdelen van) rapporten van deputaten niet uitvergroot mogen worden tot bezwaren tegen ”de Gereformeerde Kerken”.

14.10 – Behandeling besluiten

De synode behandelt besluitteksten over de ”grieven” van buitenlandse kerken. Er wordt een leespauze ingelast van vijf minuten, omdat er nog tijdens de middagpauze is gesleuteld aan de inhoud van de concept-besluiten.

13.40 – Hervatting zitting

Na de middagpauze krijgt ds. De Gelder (Canada) nog kort het woord. Hij vult zijn betoog van vrijdagmorgen op enkele onderdelen aan.

Aansluitend is het woord aan prof. dr. M. te Velde, rector van de Theologische Universiteit Kampen (TUK). Hij reageert op kritiek die vrijdagmorgen aan de orde kwam op de koers van de TUK.

De hoogleraar roept de buitenlandse kerken op om kritiek die eerder is besproken en in zijn ogen is weerlegd, niet te blijven herhalen. „Voor de broederlijke, oecumenische omgang zou het goed zou zijn om niet om de drie jaar aan te komen met een dossier dat steeds dikker wordt.”

Prof. Te Velde meent dat sommige buitenlandse afgevaardigden in hun kritiek op de universiteit „wel erg vrijmoedig zijn.” Hij wijst er op dat de TUK eerder dit jaar met een delegatie naar Canada is geweest om lezingen te geven en toe te lichten waarmee de universiteit zich bezighoudt. „Laten we over zulke grote afstanden heel erg voorzichtig zijn met zaken als: bij jullie is het met de Schriftvisie niet in orde, of met te stellen dat er sprake is van historisch-kritische benaderingen. Volgens mij moet je daar veel voorzichtiger mee zijn.”

Volgens prof. Te Velde wordt er erg veel gewicht gehangen aan „een paar dissertaties. Ik denk dat de hier genoemde dissertatie heel diepgravend is bezig geweest, waar heel veel Schriftgetrouwe instellingen niet aan kunnen tippen qua diepgang. Als we makkelijk zouden omgaan met het Woord van God, waarom zouden we dan zo diepgaand ingaan op de vraag wat de Bijbel te zeggen heeft.”

12.45 – Lunchpauze

De synode onderbreekt de zitting voor de lunchpauze.

12.30 – Beantwoording vragen door Ev. Presb. Church of Northern Ireland

Ds. A. Lucas reageert op een vraag van ds. W. van der Schee, of alle culturele ontwikkelingen „van de duivel zijn?” „Nee”, aldus ds. Lucas, „maar ze zijn wel besmet door de zonde, daarom moeten we er voorzichtig mee zijn.”

Voor wat betreft de uitspraak van ds. Lucas dat de GKV de ”plain teaching of the scriptures” dreigen los te laten: Wat bedoelde ds. Lucas daarmee? „Alles wat daartegenin gaat ontkent de Waarheid van de Schrift”, zegt de Noord-Ierse predikant. Hij ziet dit onder meer in het GKV-rapport over vrouwelijke ambtsdragers. „De lijnen van argumentatie op het punt van vrouwen in het ambt kunnen ook worden toegepast op het punt van het huwelijk en homoseksualiteit.” De vrees van de predikant is kortom, dat de redeneertrand het rapport ten opzichte van het spreken van de Schrift in de huidige cultuur, de deur opent voor ook andere verschuivingen in de GKV.

12.20 – Beantwoorden vragen door Australische kerken

Ds. P. K. de Boer zag in een dienst in Nederland de gevolgen van een preek waaruit niet duidelijk werd of de zes scheppingsdagen echte dagen waren. „Kerkleden raken in verwarring, want zelfs de dominee weet het niet meer”, zegt hij in reactie op een vraag van oud. K. Bouma (Emmeloord), over de doorwerking van theologische keuzes op het niveau van het ‘gewone’ gemeentelid. Desalniettemin waren er ook in de tijd van het Nieuwe Testament verschillen tussen kerken, zegt ds. De Boer. Maar bij een Schriftuitleg waarbij buitenbijbelse gegevens dezelfde autoriteit krijgen als de Schrift zelf, is hij bang dat God de kaars van het Woord uitdooft.

Gaan de GKV dan nu te ver? „In de jaren ’60 speelde die vraag ook, uit discussies toentertijd ontstonden de Nederlands Gereformeerde Kerken. Dat er nu toenadering is tussen NGK en GKV zie ik als een teken dat de GKV is opgeschoven, dat het Woord van God en de Drie formulieren van Enigheid niet vastgehouden worden. Daarom zijn we hier, en daarom hebben we een vermaning opgesteld. In de hoop dat de Heere u terugbrengt bij de duidelijkheid van Zijn Woord.”

11.50 – Beantwoording vragen door Canadese kerken

Ds. J. de Gelder (Canada) gaat in op vragen die vanuit de synode zijn gesteld aan de Canadese zusterkerken. Of de cultuur in Canada zo afwijkt van die in Nederland, dat kerken daardoor een verschillende koers kunnen varen? „We leven in een global village. De moderne cultuur werkt overal door. Dus wat u in Nederland meemaakt is voor ons herkenbaar. De vraag is: wat doe je ermee, hoe ga je ermee om? Hoe geef je onderwijs uit de Bijbel vorm in gezin en kerk?”

Ds. De Gelder vreest dat in de GKV mensen op „een activistische wijze” druk zijn met allerlei zaken die „stuk voor stuk goede dingen zijn, terwijl tegelijkertijd het gevaar bestaat dat onderworpenheid aan de Schrift verdwijnt.”

De predikant zegt niet te twijfelen aan de integriteit van TUK-docent dr. K. van Bekkum, maar moeite te hebben met de onderzoeksmethode die deze hanteert in zijn dissertatie. Die werkt ondermijnend ten opzichte van Schriftgezag, stelt hij. Ds. De Gelder wordt aangevuld door prof. dr. C. van Dam, emeritus hoogleraar Oude Testament van het Canadian Reformed Theological Seminary in Hamilton. Deze stelt dat het punt is dat „mensen moeten beslissen wat juist is. Is het correct wat de Bijbel stelt of zijn de buitenbijbelse gegevens juist? De doorwerking van de benadering leidt ertoe dat meer en meer oudtestamentische gegevens betwijfeld worden. Deze methode plaatst het menselijke verstand boven de Schrift. De Schrift verliest op die manier zijn autoriteit.”

Ds. De Gelder zegt dat het mogelijk moet zijn om te komen tot verschillende exegeses. „Als je conclusie is dat een nieuwe exegese beter is, moet die niet leiden tot een gevolgtrekking die in strijd is met andere delen van de Schrift. Schrift met Schrift vergelijken is een belangrijk principe. Als archeologie ervoor zorgt dat feiten die in de Bijbel worden genoemd terzijde worden geschoven, denk ik dat je op een gevaarlijk spoor zit.”

11.35 – Vragenronde

Synodeleden kunnen de buitenlandse kerken bevragen op de inhoud van de vermaningen. Daar wordt ruim gebruik van gemaakt. Een selectie:

Oud. K. Bouma (Emmeloord) vraagt wat de impact voor de gemeenten is van de opvattingen die op de synode worden gebezigd.

Oud. T. A. G. Bakker (Zuidlaren) stelt dat de zusterkerken enerzijds signaleren dat de GKV-synode zich wil binden aan de belijdenisgeschriften, terwijl ze anderzijds de indruk krijgen dat de GKV zich hieraan willen onttrekken. „In hoe verre gelooft u ons op ons woord?”

Ds. W. L. de Graaff (Groningen-Zuid) haakt aan bij kritiek die gegeven wordt op onder meer het lezen van Genesis 1. Hij vraagt van de buitenlandse kerken verduidelijking over hoe zij het begrip ”jom” (Hebreeuws voor ”dag”) uitleggen als het gaat om de Scheppingsdagen.

Ds. R. van Wijnen (Zuidlaren) vraagt zich af wat het beeld is dat de buitenlandse kerken hebben van de GKV. „Realiseren de buitenlandse kerken zich dat er in de GKV verschillen zijn en dat er ook broeders en zusters zijn die uw bezwaren delen, maar dat we in deze vergadering zoeken naar een oplossing die recht doet aan Gods Woord?”

Ds. S. W. de Boer (Haren) vraagt de buitenlandse kerken aan te geven waar in de Bijbel wordt gesteld dat de ambten van diaken, ouderling en ambt moeten worden bekleed door mannen.

11.15 – Prof. Haemoo Yoo namens de Presbyterian Church of Korea

De Zuid-Koreaanse hoogleraar stelt dat de synode in „zwaar gevaar” verkeert. Hij richt zich in zijn toespraak alleen op het punt van de vrouw in het ambt. In Zuid-Korea is twee derde van de kerkleden vrouw, toch worden zij niet toegelaten tot de ambten, aldus prof. Yoo. Wel zijn vrouwen werkzaam als evangelist. Een noodgreep, aldus de hoogleraar, omdat sommige gemeenten alleen maar vrouwelijke leden hebben. „Daar preekt dan soms een vrouwelijke evangelist, onder toezicht van een predikant uit een naburige gemeente. In zo’n situatie mogen ze geen doop en avondmaal bedienen.” De hoogleraar roept de GKV op om „te staan in de Bijbelse lijn die we onder de besturing van onze Verbondsgod mochten trekken.”

11.00 – Hervatting vergadering na pauze

Ouderling C. Roose van de Verenigde Gereformeerde Kerk van Suid-Afrika (VGKSA) licht een brief toe die deze kerk twee weken geleden stuurde aan de synode. De VGKSA heeft zorgen over de handhaving van de gereformeerde leer aan de Theologische Universiteit Kampen, zo stelt hij. Hij noemt onder meer de dissertaties van prof. dr. S. Paas en dr. K. van Bekkum. Hij stelt dat de intrede van Schriftkritiek aan Zuid-Afrikaanse theologische faculteiten desastreuse opvattingen heeft gehad voor de kerken. „We moeten ervoor waken dat de liefde voor de academische theologie niet ten koste gaat van de liefde voor de levende God.”

Roose roept de synode op voor wat betreft de toelating van vrouwen in de ambten, „de orthodoxe koers vast te houden.” Hij meent dat „gevaarlijke hermeneutiek” zijn intrede doet en roept de synode op om „het egalitaire en emancipatorische denken het hoofd te bieden.”

10.20 – Toelichting door zusterkerken

Drie kerken krijgen achtereenvolgens de gelegenheid om hun vermaningen aan de synode toe te lichten. Als eerste spreekt ds. J. de Gelder van de Canadian Reformed Churches.

Ds. De Gelder legt uit dat de Canadese vermaning aan de GKV al opgesteld was voordat het rapport over vrouwelijke ambtsdragers verscheen. „Toen het rapport eind vorig jaar uit kwam, was wat er in stond aan de ene kant nieuw voor ons, aan de andere kant bevestigde het de zorgen die we al hadden. Zoals over de koers van de Theologische Universiteit Kampen en de openheid richting NGK. Voor ons zijn die zorgen echter het gevolg van iets anders. De achtergrond die wij er in herkennen, is een ander verstaan van de Schrift en het op een andere manier omgaan met de Schrift.

Wat zien wij daar dan in? Bij de uitleg van de Bijbel is buitenbijbels materiaal altijd behulpzaam geweest. Maar wat we bij u meer en meer herkennen is dat de archeologie of de cultuur een meer zelfstandige rol gaan spelen bij de uitleg van de Schrift. Onbedoeld worden deze op hetzelfde niveau geplaatst als de Schrift. Waar blijft dan de erkenning van het Goddelijk gezag van de Schrift? Dat God tot ons komt door Zijn Woord, in mensentaal?

U bent deze synode begonnen met het erkennen van de belijdenisgeschriften. Maar in de praktijk zien we andere dingen. Dat is onze zorg. De cultuur is besmet door de kracht van de zonde. Er zijn tradities, er zijn verschillen, maar het Woord van God overstijgt deze zaken.

Wat als mythe blijft rondzingen, is dat onze brieven gebaseerd zijn op wat we horen zeggen, en niet op officiële besluiten. Ik zou u willen uitdagen om dat aan te tonen. We krijgen te horen: jullie emigrantenkerken zijn blijven hangen in de jaren ’50 en ’60. Ik denk dat duidelijk is dat andere kerken uit de wereld tot dezelfde conclusies komen. En dat die zich daarbij baseren op onze, Canadese rapporten? Ik denk dat dat een onderschatting is van wat er speelt. Deze kerken zijn echt bezorgd.

De Heilige Geest vergadert de kerk van Christus, in gehoorzaamheid en gebondenheid aan het Woord van God. Waar die elementen uit elkaar gehaald worden, gaat er iets mis. Ik ervaar het als heel pijnlijk dat ik hier sta en deze dingen moet zeggen. Toch hoop ik dat we elkaar vinden in Jezus Christus, want daar gaat het om.”

Ds. P. K. de Boer, namens de Free Reformed Churches of Australia, zegt zegt dat bezwaren uit buitenlandse kerken, vanuit de GKV te veel worden gezien als een gevolg van cultuurverschillen tussen Nederland en andere landen. Hij betwijfelt of dat juist is. „In de Australische samenleving is ook veel wat tegen de Schrift ingaat. Onze kerken hebben dezelfde Bijbel, dezelfd belijdenisgeschriften en deels dezelfde kerkgeschiedenis. We menen dat u in uw Schriftuitleg te veel aandacht geeft aan cultuur bij de uitleg van de Schrift. We denken bijvoorbeeld aan de uitleg van Genesis 1: Dat zou een Mesopotamische achtergrond hebben. Maar als ik in Genesis lees dat God de aarde schiep in zes dagen, is het voor mij heel eenvoudig. In Hebreeën staat ook dat de Heere alles geschapen heeft uit niets. En in 1 Timotheüs spreekt de Heere niet over verschillende culturen, maar Hij laat dingen schrijven tegen de achtergrond van wat Hij eerder geopenbaard heeft. Waarom moet de vrouw zwijgen? Omdat God Adam eerst geschapen heeft en toen de vrouw. Dat missen we in de conceptbesluiten. We roepen u op de Schrift vast te houden, zodat we samen verder kunnen als kerken.”

Ds. A. Lucas van de Reformed Presbyterian Church of Ireland zegt dat de zorgen over de GKV vanuit zijn kerk zich concentreren rond het rapport over vrouwelijke ambtsdragers. De onderliggende lijnen daarin beschrijft hij als „een radicaal verlaten van de leer van Schrift, doordat de aandacht voor de cultuur overheerst.”

De predikant meent dat de GKV de bezwaren vanuit zusterkerken onderschat. „Uw culturele context is niet zo uniek. Ook in andere Westerse samenleving krijgen christenen te maken met druk van buitenaf om te veranderen. Maar geen van de GKV-zusterkerken overweegt daarin mee te gaan.” Ds. Lucas karakteriseert het rapport ook als eenzijdig, omdat er alleen wordt ingegaan op argumenten vóór vrouwelijke ambtsdragers vanuit kerken die hier al ruimte voor hebben geschapen „en die de binding aan de Schrift hebben losgelaten.”

De Noord-Ierse predikant onderstreept dat het „een gereformeerde opvatting is” dat Schrift met Schrift vergeleken moet worden. „Dit rapport haalt de Schrift van de troon. De culturele context wordt het enige wat van belang is in het beoordelen van de Bijbel.”

9.57 uur – Inleiding preses

Preses dr. P. L. Voorberg heet de buitenlandse afgevaardigden welkom, van zusterkerken in onder meer Canada, Australië, Zuid-Afrika, het Verenigd Koninkrijk en Zuid-Korea, die speciaal naar Ede zijn afgereisd om een toelichting te geven op de vermaningen die hun kerken hebben gestuurd aan de GKV. Dr. Voorberg: „Op sommige punten is er een diepgaand verschil tussen u en ons. Er is verwijdering ontstaan. Wij geloven dat God ons ook weer aan elkaar kan verbinden.”

Aansluitend krijgen twee afgevaardigden uit Oeganda het woord. Zij waren tijdens de ‘buitenlanddagen’ enkele weken geleden, door visumproblemen niet aanwezig.

9.35 uur – Opening

Ds. J. B. de Rijke (Krimpen aan den IJssel) gaat in de dagopening in op het thema ‘vervreemding’, iets dat in de Bijbel zichtbaar is tussen Pasen en Pinksteren, als de opgestane Messias Zijn volgelingen ervan overtuigt dat hij de dood heeft overwonnen. Vervreemding is echter ook zichtbaar in de hedendaagse kerken, omdat niet iedereen de ander begrijpt. „Dat maakt het samenspreken niet makkelijk, we gaan elkaar niet bereiken als we vast blijven zitten aan onze eigen context.” Hij leest Johannes 20:19-23. Jezus komt binnen, terwijl angst en machteloosheid heerst. „Een geweldige gebeurtenis, ook voor ons, als Hij binnenkomt ondanks gesloten deuren. Hij zegt: Vrede. De synode zingt Gezang 167 ”Samen in de Naam van Jezus”, waarna ds. De Rijke voorgaat in gebed.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer