Kerk & religie

Waarom oosterse christenen niet westers zijn

Streep door wat niet van toepassing is: oosterse christenen hebben a. veel binding met het Westen of b. diepe banden met hun eigen samenleving. Het goede antwoord is a. Maar het zou eigenlijk b moeten zijn, betoogt scheidend hoogleraar Herman Teule van de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Jacob Hoekman

8 May 2014 18:00Gewijzigd op 15 November 2020 10:34Leestijd 7 minuten
Prof. Herman Teule, kenner van het oosters christendom. beeld RD, Anton Dommerholt
Prof. Herman Teule, kenner van het oosters christendom. beeld RD, Anton Dommerholt

Oosterse kerken hebben het niet makkelijk. Veel ervan zuchten onder vervolging van islamitische overheersers. En dus is het belangrijk aandacht aan deze vervolgde broeders en zusters te besteden. Prof. Herman G. B. Teule is er blij mee. „Het Reformatorisch Dagblad is een van de weinige kranten die systematisch aandacht hebben voor het oosters christendom”, zegt hij.

Maar al die aandacht uit het Westen heeft ook een keerzijde. Dat is vandaag goed te zien in het Midden-Oosten: er is een leegloop van christenen aan de gang omdat zij, vaak meer dan de overige 
–islamitische– bewoners van het Midden-Oosten, banden hebben met westerlingen. Het verwijt laat zich raden: het christendom is een westers product, christenen horen niet thuis in het Midden-Oosten.

Natuurlijk is het tegendeel waar, zegt prof. Teule in zijn werkkamer op de zeventiende verdieping van de Radboud Universiteit, waar hij een panorama heeft over heel Nijmegen en de wijdere omgeving. De wieg van het christendom stond juist in het Midden-Oosten. Alleen, hoe maak je dat duidelijk? En wat kunnen christenen in het Westen daar aan doen? Moet, bijvoorbeeld, deze krant dan minder berichten over oosterse christenen?

„Aandacht schenken aan hun moeilijke situatie is altijd goed, maar doe het binnen het perspectief van de gehele werkelijkheid”, is de oplossing van prof. Teule. „Neem Irak. Het aantal christenen dat in Irak is gedood sinds de val van Saddam Hussein, is enorm groot. Aandacht daarvoor is terecht. Maar in dezelfde tijd zijn er in absolute zin in Irak nog veel meer moslims omgekomen. Daar horen we in het Westen minder over. Probeer de dingen te duiden vanuit het grote perspectief. Je voorkomt daarmee dat je christenen isoleert.”

Ook voor hulporganisaties ligt daar volgens hem een taak. „Hun projecten moeten de héle gemeenschap ten goede komen. Als je alleen christenen helpt, zet je hen nog meer apart van de rest van de bevolking. Dan bevorder je hun afhankelijkheid van het Westen. Ik geloof vast dat je geen eilanden voor christenen moet gaan creëren in het Midden-Oosten, want juist dan zullen ze niet overleven.”

Etnisch hoekje

Oosterse christenen moeten gezien worden binnen de Arabische context waarin ze leven: dat is in een notendop de boodschap die prof. Teule morgen meegeeft in zijn afscheidscollege aan de Radboud Universiteit.

Dat is overigens niet alleen een boodschap voor westerlingen; heel wat oosterse christenen hechten er zelf ook aan om hun identiteit juist te zoeken in alles wat afwijkt van de omliggende Arabische wereld. En dus duiden verschillende christelijke gemeenschappen in Noord-Irak zichzelf aan als Aramees of Assyrisch en pleiten ze voor een eigen leefgebied. „Heel gevaarlijk”, noemt prof. Teule dat. „Als je je gaat koesteren in je eigen etnische hoekje, heeft dat geen toekomst. Daar komt nog bij dat de christenen in Noord-Irak hun eigen graf graven door alle onderlinge ruzies.”

De scheidend hoogleraar ziet best dat die nadruk op eigenheid ook voordelen heeft gebracht, zoals het feit dat christenen nu een tamelijk grote stem hebben in de politiek van de Koerdische regio in het noorden van Irak. Maar op de lange termijn levert het volgens hem weinig op. „Ik denk vaak aan de net benoemde patriarch van de Chaldeeuwse Kerk, Louis Sako. Hij zegt: Onze christelijke identiteit ligt niet allereerst in het zijn van Assyriër of Chaldeeër, maar in het laten horen van een christelijk getuigenis.”

Turks-orthodox

Een christelijke identiteit valt niet samen met een bepaalde etnische achtergrond. Dat is juist het verwijt van sommige moslims aan oosterse christenen: dat ze in wezen westers zouden zijn.

Maar als christenen in het Midden-Oosten tóch aandacht willen hebben voor hun afkomst, doen ze er volgens prof. Teule veel beter aan om zich te afficheren als Arabische christenen. „Daarmee maken ze meer deel uit van de samenleving waarin ze wonen. Laten we weer Irak als voorbeeld nemen. Dat is een Arabisch land. Wil je in die samenleving een rol spelen, dan moet je je niet opstellen als een klein groepje dat alleen opkomt voor de eigen taal. Het gaat erom dat je een positie verwerft in de samenleving, en die samenleving is in veel gevallen Arabisch.”

Net zo zouden de weinige christenen in Turkije hun Turkse identiteit moeten benadrukken, vindt prof. Teule. „Maar wat zie je? Dat christenen in Turkije zich Grieks-orthodox noemen, of Armeens-orthodox, of nog weer naar een ander volk. Ik zeg weleens als grap tegen hen: Waar zijn eigenlijk de Turks-orthodoxen? Met al die buitenlandse namen benadruk je dat je anders bent.”

„Wij Arabieren”

Het zou niet nieuw zijn als oosterse christenen zich meer op de omliggende samenleving richten. Een nestoriaanse theoloog gebruikt al in de achtste eeuw de term „wij Arabieren” in zijn gesprek met islamitische collega’s.

Vooral in de tijd van het kalifaat van de Abbasiden, van ongeveer 750 tot 1250, ziet prof. Teule allerlei voorbeelden van christenen die voluit christen bleven, maar tegelijk voluit hun Arabische identiteit benadrukten.

Voor de Chaldeeuwse patriarch Louis Sako was dat onlangs de reden om een boek te publiceren met teksten uit die periode. Hij deed dat boek cadeau aan de imams van de Iraakse stad Kirkuk.

Prof. Teule was daar bij. „Het maakte grote indruk op mij. Het was een eyeopener voor deze imams omwille van twee redenen: ze wisten niet af van deze ontmoetingen in de Abbasidische periode en nog minder hadden ze gehoord van het bestaan van een christelijke theologie in het Arabisch. In hun optiek hoort Arabisch eigenlijk niet bij de christenen.”

Dialoog

Door al vroeg een Arabisch vocabulaire te ontwikkelen, konden deze christenen de dialoog met de islam aangaan. Dat hoort er helemaal bij, vindt prof. Teule. Volgens hem hebben de christenen van die tijd zelfs de islamitische theologie weten te beïnvloeden. „Je moet niet vergeten: we hebben het over Bagdad rond het jaar 800. De islam is dan nog geen 200 jaar oud. Er zijn dan alleen een paar Korancommentaren en er is een bepaalde ontwikkeling van het islamitisch recht. Verder kwam men niet. Men had niet het gereedschap om na te denken over bijvoorbeeld de vrije wil, of voorbeschikking. Kerkvaders waren daar toen al eeuwen mee bezig. Zij hebben ervoor gezorgd dat de filosofie binnen de horizon van de islamitische theologie is gekomen.”

Christenen in het Midden-Oosten zeggen dat ook graag, dat de islam schatplichtig is aan de christelijke theologie. „Dan betekent het dat de islam in wezen alles uit het christendom heeft gepikt. Zo bedoel ik het niet. Maar feit is wel dat je de Koran niet kunt begrijpen zonder het Oude en Nieuwe Testament.”


Onder de noemer ”oosters christendom” valt een waaier aan kerken. Globaal zijn ze in drieën te verdelen:

  1. Byzantijns-orthodoxe kerken. Zij zijn behalve in het Midden-Oosten ook in Rusland en Oost-Europa terug te vinden. Ze vallen onder de oecumenische patriarch van Constantinopel.

  2. Oriëntaals-orthodoxe kerken. Deze gemeenschappen, zoals de Koptisch-Orthodoxe en de Syrisch-Orthodoxe Kerk, hebben weinig met elkaar te maken. Een verschil met de Byzantijns-orthodoxe kerken is dat ze nooit onder het Oost-Romeinse Rijk vielen.

  3. Geünieerde kerken. Hieronder vallen kerken die van oorsprong Byzantijns of oriëntaals waren, maar zich in de loop der tijd onder het gezag van de Rooms-Katholieke Kerk hebben gesteld.


Herman G. B. Teule (1948) werd geboren in een rooms-katholiek gezin in Vlaanderen. Als jongen werd hij misdienaar bij een priester die lange tijd in Nazareth had gewoond en allerlei Byzantijnse rites had overgenomen. De pracht en praal van de Byzantijnse liturgie maakte diep indruk. Een levenslange interesse in oosters christendom en de islam was geboren. Op zijn vijftiende nam Herman zijn eerste lessen Arabisch.

Als student godsdienstwetenschappen in de jaren zeventig bezocht hij per auto christelijke gemeenschappen in Zuidoost-Turkije en Irak: eveneens een beslissende ervaring. In 1991 werd hij staflid van het Instituut voor Oosters Christendom, dat huist in de Radboud Universiteit Nijmegen. Van dat instituut werd hij later directeur. Ook werd hij in Nijmegen hoogleraar. Morgen neemt hij daar afscheid wegens zijn pensionering.

Vond je dit artikel nuttig?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer