Kantelpunt in historie oudste Lekdorp van de Krimpenerwaard
KRIMPEN A/D LEK. In de hervormde kerk van Krimpen aan de Lek wemelde het gisteravond van de historische figuren. Mensen liepen er rond in mode uit de achterliggende negen eeuwen. Dominee B. F. Bakelaar betrad in een 16e-eeuws predikantskostuum de kerk. Het Zuid-Hollandse dorp luidde zo de viering van het 950-jarig bestaan in.
Een tijdelijk naaiatelier vol vrijwilligers heeft maandenlang ijverig aan de benodigde kledingstukken gewerkt. „Allemaal vrouwen die het leuk vinden om oude jurken te maken”, vertelt naaister Karin van der Grond. De docente zorg en welzijn van het Driestar College in Lekkerkerk leverde de dominee zijn –letterlijk oud-gereformeerde– voorgangerskleed.
Het maken van de historische kleding is lastig: „We bezitten natuurlijk geen kledingpatronen uit die tijd. We halen veel ideeën van plaatjes waarop mensen te zien zijn, van 1200 tot nu.” Over belangstelling hebben de naaisters geen klagen gehad. „Zeker de afgelopen weken liep het storm met mensen die nog kleding wilden hebben voor de gedenkavond.”
Nu wacht de naaisters een nog veel grotere klus. In september houdt Krimpen aan de Lek een historisch getinte feestweek. Van der Grond: „Het is de bedoeling dat iedereen dan mode uit de voorbije eeuwen draagt. De kleding hiervoor kunnen ze bij ons kopen of huren.”
Het ruim 6000 inwoners tellende Krimpen aan de Lek is het oudste dorp van de Krimpenerwaard. De allereerste vermelding van Crempene, toen nog vier huizen groot, dateert van 2 mei 1064. In de eeuwen daarna beleefde het dorp een bewogen geschiedenis. Tragisch dieptepunt was zijn verwoesting in 1576 tijdens een hevige strijd tussen de geuzen en de Spanjaarden. Het dorp lag op een strategisch belangrijk punt.
Het dorp kende ook welvaart. Zo was Krimpen aan het einde van de achttiende eeuw de thuishaven van veel walvisvaarders. Reden waarom op de spits van de kerktoren een windvaan in de vorm van een walvis prijkt en niet het gebruikelijke haantje. Honderd jaar later bood het Lekdorp zelfs een thuishaven aan de grootste vloot van de Nederlandse grote zeilvaart.
In de twintigste eeuw trof een ingrijpend besluit het dorp recht in het hart. Na de watersnoodramp van 1953 volgt een flinke dijkversterking. De sloopkogel veegt hierbij onverbiddelijk het uitgebreide winkelbestand de dijk af. „De dijk vormde toen het centrum”, herinnert de geboren Krimpense Riet Visser-Bouter (69) zich. „Op de dijk stonden vele tientallen winkeltjes, in bijna elk huis zat wel een bedrijfje.”
De secretaresse van de historische vereniging Crempene was destijds een jong meisje. Ze besefte niet direct wat Krimpen hiermee verloor. „Dat gold ook voor volwassenen. Mensen zetten hun schouders onder de wederopbouw. Later realiseerden ze zich wat ze kwijt waren.”
Toch wil Visser het verleden niet idealiseren. „Ik kan mij nu niet meer voorstellen dat alle winkels op de dijk zouden staan. In dat geval kun je bijvoorbeeld nooit met de auto boodschappen doen. Dankzij de sloop kwam er ook plaats voor nieuwe initiatieven, zoals het winkelcentrum beneden.” De weinig fraaie contouren daarvan relativeert ze. „Je moet alles in het tijdsbeeld van de wederopbouw na de oorlog plaatsen. Nu kijken we veel meer naar de architectuur. Toen ging het om functionaliteit.”
Op dit moment balanceert het dorp op een kantelpunt in zijn bestaan vanwege de bouw van een compleet nieuw dorpshart. Visser: „Ik vind het heel mooi worden. Ik hoop wel dat er genoeg winkeliers blijven die de moed hebben om de nieuwe panden te betrekken.” Het laatste punt baart haar zorgen. „De huurprijzen liggen een stuk hoger dan eerst. Daarnaast heb je met de crisis te maken.”
Vanwege de jarenlange bouwwerkzaamheden in het centrum wijkt het publiek momenteel uit naar omliggende plaatsen. „Hierdoor hebben winkeliers nog minder klanten. Ik hoop dat het centrum gauw gereed is en dat de mensen daarna weer terugkomen.” Die kans lijkt Visser overigens reëel. „Je wilt toch graag in je eigen dorp je spullen kunnen blijven halen. Daarnaast is de nieuwe wijk Molenweide bijna klaar, daarmee krijgen we dus weer aanwas. Verder trekken er heel wat toeristen door het dorp, op weg naar Kinderdijk aan de overkant. Die mensen willen we ook wat kunnen bieden.”
Bij Sander en Annie Swijnenburg roept het vernieuwende dorpshart gemengde reacties op. Het paar woont sinds zijn trouwen in 1969 in Krimpen aan de Lek. „Sommige gebouwen vind ik lelijk”, oordeelt Annie Swijnenburg. „In zijn geheel vind ik het wel leuk worden. Krimpen aan de Lek had geen gezicht. Dat verandert nu.” Haar man volgt als oud-timmerman de bouw met bovengemiddelde belangstelling: „Het dorp gaat erop vooruit. De nieuwbouw wordt niet kazerneachtig of zo. De gebouwen krijgen eigen geveltjes en er komt een plein in het midden waardoor je wat meer levendigheid krijgt. Je krijgt een zekere eenheid die voor die tijd ontbrak.”
Wel vreest zijn vrouw een toename van uitgaansdrukte. „Het streven is ons dorpshart even bruisend te maken als dat van buurdorp Lekkerkerk. Maar dat hoeft van mij niet. Krimpen aan de Lek is nu een slaapdorp en dat vind ik helemaal niet erg. Laat die herrie maar in Lekkerkerk blijven.”
Lees ook:
Nieuw dorpshart voor Krimpen a/d Lek