Huub Oosterhuis: geen priester, wel paus
In deze artikelenserie wordt iedere maand de schijnwerper gericht op een persoon die vaak in het nieuws is of was. Vandaag: Huub Oosterhuis, dichter, prediker.
Hij is al decennialang geen priester meer in de Rooms-Katholieke Kerk. Toch noemt een biograaf hem zonder aarzelen de paus van Amsterdam. Huub Oosterhuis (80): „Ik ben nooit uit m’n ambt en de kerk gezet. Maar ze hebben ook nooit meer wat van zich laten horen.”
Is hij nu afstandelijk, arrogant of vooral verlegen? Niemand die er het laatste woord over wil of kan zeggen. Auteur Marc van Dijk schreef een vuistdikke biografie over hem ter gelegenheid van zijn 80e verjaardag. Een boek vol lof over de briljante dichter en bewonderde prediker. Maar scherpe kritiek op het moeilijke karakter van Oosterhuis van mensen die ooit met hem samenwerkten, ontbreekt niet.
Huub Oosterhuis autoriseerde alleen de interviews die hij zelf aan Van Dijk gegeven had, maar beveelt tegelijk het boek vrijmoedig aan bij mensen die meer over hem te weten willen komen. Over de kritiek in de biografie haalt hij de schouders op, terwijl de intonatie van zijn stem duidelijk maakt dat het hem toch niet koud laat. „Je staat soms in een bepaalde verhouding tot mensen en dan kun je het niet iedereen naar de zin maken.” Een lange stilte volgt. Dan zet hij zijn hart aarzelend op een kier: „Ik heb trouwens ontzettend lange relaties met componisten. Die heb ik nooit horen zeggen dat ik een moeilijk mens ben.”
In zijn werkkamer in het statige pand De Nieuwe Liefde, aan de Da Costakade in Amsterdam, staat de kast achter zijn bureau vol met Bijbels en liedbundels. Binnen handbereik staan de drie delen van de Statenbijbel met kanttekeningen.
Op zijn bureau alleen kladblokken, brieven en een opengeslagen agenda waarin met grote hanenpoten zijn dagprogramma geschreven staat. Geen computer. Wel een loep, want Oosterhuis blijft een man van de details.
Beroemd werd hij in het land vanwege zijn gedichten die als liederen gezongen worden in honderden kerken. Oosterhuis verstaat de gave om woorden op zo’n manier achter elkaar te zetten dat het zinnen worden die, als ze eenmaal gehoord zijn, nooit meer uit de gedachten van mensen verdwijnen. Liederen over de steppe die bloeit, over licht dat mensen aanstoot in de morgen en over God Die mensen wil bewonen als Zijn huis.
Hoeveel liederen hij dichtte, weet hij zelf niet. Mogelijk weet niemand het. Het waren er in ieder geval vele honderden. In het nieuwe Liedboek zijn er zo’n negentig opgenomen. Hij is er zichtbaar trots op, al kan hij het niet laten juist die liederen te noemen die er níét in staan, bijvoorbeeld het voorbedelied ”Groter dan ons hart”. De dichter-prediker leunt nu eenmaal niet snel tevreden achterover.
Weinig affiniteit heeft bij met rooms-katholieke bisschoppen die al vele jaren zijn liederen op de zwarte lijst zetten omdat ze een vrijzinnige inhoud hebben en niet in overeenstemming zijn met de leer van de kerk. „Ze kunnen dat doen, die macht hebben ze”, zegt hij afgemeten.
Als hij begint te vertellen over hoe de problemen met de Rooms-Katholieke Kerk, waar hij priester was, begonnen, is hij net een dieselmotor. Hij komt langzaam op gang, maar kan slechts met moeite tot staan gebracht worden. Terwijl hij door het raam naar buiten kijkt, komt het hele verhaal eruit. Inclusief belangrijke data en letterlijke citaten van kerkelijke leiders.
Zijn breuk met de Rooms-Katholieke Kerk ontstond doordat Oosterhuis met zijn Amsterdamse gemeente, de zogenoemde Studentenekklesia, achter een priester bleef staan die trouwde en daarmee zijn celibaatsgelofte brak. „Maar ik ben nooit uit de kerk of uit het ambt gezet. Evenmin hebben ze ooit contact met me gezocht om zaken uit te praten. Ook later niet.”
Doet dat pijn?
„Ik weet hoe ze zijn. Ik ken het instituut. We hadden er niets van te verwachten. Maar ik heb er geen trauma aan overgehouden.”
Ging het conflict alleen over het celibaat?
„Het ging over meer. We waren bezig om de liturgie vanuit het Latijn te hertalen naar het Nederlands. Daarmee liepen we vooruit op de rest van de kerk. We dachten dat we ook wat het celibaat betrof een soort voorhoedepositie zouden kunnen innemen. Het zou wel goed komen, dachten we. Maar dat kwam het niet. De eenheid van de Rooms-Katholieke Kerk was voor de kerkleiders in die tijd allesbeslissend.”
Begrijpt u dat?
„Het is maar wat je onder eenheid verstaat. Het was een verbale eenheid. Wij konden daarmee niet instemmen zonder de theologische visie ontrouw te zijn die we al heel lang hadden.”
Een theologische visie die niet meer strookte met de leer van de Rooms-Katholieke Kerk, maar ook niet met de klassieke christelijke leer.
„We willen nog steeds staan in de weg van de oorspronkelijke Jezusbeweging. In de uitleg die de Man van Nazareth gaf aan de Thora.”
Een Man Die u in uw liederen, preken of toespraken nooit Christus noemt.
„Nee, omdat dat een titel is, geen eigennaam. Een titel die bovendien de Griekse vertaling is van het Hebreeuwse woord Messias. Een aanduiding ook die veel te triomfalistisch is. En daarmee niet strookt met de Dienstknechtsgestalte van Jezus zoals die uit de evangeliën naar voren komt. Het is religieus jargon waarmee we niet onbedachtzaam moeten omgaan.”
Noemt u zich christen?
„Als ik me al zo noem, zal ik er in ieder geval wel een heleboel bij vertellen. Ik ben een leerling van de Joodse Bijbel. Ik lees de evangeliën als uitleg bij dát grote boek. In de Jezusbeweging zijn de Thora van Mozes en de boeken van de profeten doorgegeven.”
Nooit overwogen om over te gaan naar het Jodendom?
„Nee. Ik ben ook een leerling van Paulus. En die zegt dat er in Jezus-Messias noch Jood is noch Griek, noch slaaf noch vrije. In Hem zijn we allemaal gelijk en gelijkwaardig. Ik denk dat het onderscheid tussen Jodendom en christendom steeds meer zal wegvallen. De zuilen zijn al weggevallen, dit kon weleens het volgende onderscheid zijn dat gaandeweg voor veel mensen verdwijnt.”
Wat is voor u de kern van de Bijbel?
„Gerechtigheid. Heb lief je naaste die een mens is zoals jij. Dát is de rode draad in het hele Boek.”
En verzoening?
„Verzoening met God is er door je met je naaste te verzoenen. Daar staat de Bijbel vol van.”
Is voor u het offer van Jezus een verzoening voor de zonden?
„Het is helemaal niet-Bijbels om te denken dat God alleen door het bloed van Jezus verzoend kan worden. God is een Vriend voor het leven, niet Iemand die bloed wil zien.”
In de Joodse traditie heeft de offerdienst een centrale plaats.
„De offerdienst hád in het Jodendom een centrale plaats. Maar de profeten leren dat God geen offers wil, maar gerechtigheid. Gerechtigheid wil Ik, zegt de Eeuwige, geen offerande.”
De christelijke traditie leest deze teksten in de eerste plaats als aanklacht tegen de manier waarop er geofferd werd en niet als verwerping van de offerdienst op zich.
„Dan lees je het voorzichtig. Té voorzichtig. Het Jodendom heeft de tempel niet herbouwd na het jaar 70, waarin Jeruzalem door de Romeinen werd verwoest. De offerdienst is nooit hersteld. Omdat de tempel werd ingeruild voor het leerhuis.”
U bent onlangs 80 jaar geworden. Denkt u veel na over het einde, over de dood?
„Ik ben m’n hele leven bezig geweest met de dood en heb talloze uitvaarten begeleid. Vroeger kwam ik van vakantie terug als er iemand stierf die ik pastoraal had begeleid.” Naar buiten blikkend: „De dood is de laatste vijand, hè? Die had er niet moeten zijn. Maar hij is er wel.”
Dan draait hij zich op z’n stoel, buigt naar voren en wijst priemend met zijn vinger naar een denkbeeldig publiek. „Maar Jezus zal die laatste vijand overwinnen, zegt Paulus. En dan zal Hij de heerschappij overgeven aan God en zeggen: „Nu is het alles volbracht.” En dan zegt Paulus erbij: „En dan zal God alles in allen zijn. Ja, dat staat er.” Bijna hulpeloos haalt hij zijn schouders op. „Dat zijn woorden waar ik nooit vanaf kom. Nooit vanaf wíl komen.”
U gelooft dat?
„Ik hoop het. Ik kan niet anders. Geloven klinkt me te vaag. De hoop is dichterbij. Maar toch: ik geloof het ook, ja. Maar dan in de zin dat ik me er aan toevertrouw, me eraan overgeef. Dat visioen mag je nooit prijsgeven. Het kán niet, maar wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.”
„Prins Claus was op zoek naar de Bijbel”
Wie alles wil opsommen wat de nu 80-jarige Huub Oosterhuis heeft gedaan, gedicht of geschreven, heeft een flink boek nodig. In zijn leven waren er echter een paar momenten waarin hij ineens in het volle licht van de publiciteit stond. De uitvaart van zijn vriend prins Claus, op 15 oktober 2002, was zo’n moment. Oosterhuis werd door de koninklijke familie gevraagd de overweging te houden tijdens de rouwdienst.
Eigenlijk las hij daar het geestelijk testament voor van de prins, die hij omschreef als een geboren vreemdeling en een geboren koning. Hij sprak in zijn uitvaartpreek uitvoerig over de diepe depressies waaronder de prins in zijn leven gebukt ging.
Oosterhuis: „Claus had ik lang geleden eens ontmoet en het was bij ons een vriendschap op het eerste gezicht, om het zomaar te zeggen. We hebben heel veel met elkaar gesproken. Ook over de Bijbel. Juist over de Bijbel, dat Joodse boek dat in het Duitsland van de jeugdige Claus eigenlijk niet gelezen mocht worden. Daar was hij naar op zoek.”
Sinds het overlijden van prins Claus raakte Oosterhuis ook bevriend met prins Friso. „Zijn dood was voor Beatrix een immens verdriet, een vreselijk verlies.”
Ook tijdens de begrafenis en de herdenking van prins Friso voerde Oosterhuis het woord.
Bij de opening in 2011 van het gebouw in Amsterdam waarin Oosterhuis nu kantoor houdt, de Nieuwe Liefde aan de Da Costakade, liet Oosterhuis zich tegenover een journalist van tv-programma Blauw Bloed ontvallen dat de kersttoespraak van de toenmalige koningin zwaar gecensureerd was door premier Rutte om PVV-leider Wilders niet tegen de haren in te strijken. „Ze was woedend over die censuur”, zegt Oosterhuis nu. „Maar het was natuurlijk dom van me om dat te zeggen tegen die journalist.” Als hij gevraagd wordt naar zijn huidige contact met prinses Beatrix, steekt hij afwerend zijn handen op: „Daar zeg ik niets over.”
Oosterhuis blijft de geestelijke vader van de beweging die een thuis heeft gevonden in De Nieuwe Liefde, ook al is hij er geen directeur meer van. Het geld voor het statige en lichte pand aan de Da Costakade kreeg hij van investeerder Alex Mulder, die ook de musical ”Soldaat van Oranje” financierde.
Oosterhuis: „Mulder komt uit een gereformeerd vrijgemaakt gezin en heeft daar meegekregen dat hij moet delen van zijn welvaart. Hij pakt het groots aan, omdat hij echt gelooft in wat we hier doen.”
Uitgelicht
1 Kerk en staat moeten gescheiden zijn.
„Ik zeg: ja. In dit huis worden debatten georganiseerd over het vreemdelingenbeleid. Hier stellen we het verschrikkelijke kwaad van het neoliberalisme aan de kaak. Tegelijk vieren we hier óók de liturgie. Allemaal onder één dak.
Maar in het grote verband moet het wel gescheiden zijn. Trouwens niet op de manier van: religie hoort achter de voordeur. Daar hoort ze namelijk zeker niet alleen. Het ethische appel van de Bijbel is ook het meest humane politieke appel dat er is.”
2 De vrijheid van onderwijs moeten we ongemoeid laten.
„Zoals het op dit moment in ons land geregeld is, is het goed. Mensen moeten de mogelijkheid hebben om kinderen op te voeden in de traditie waarin ze staan. Vanzelfsprekend is dat het onderwijs daarbij wel aan de normen moet voldoen die de overheid stelt.”
3 Wat heeft u met orthodoxe christenen?
„Dat is wisselend. In de eerste plaats moet ik eerlijk zeggen dat ik er in mijn omgeving op dit moment niet zo heel veel ken. Hier in De Nieuwe Liefde kom ik ze niet iedere dag tegen.
Jaren geleden was dat anders. Toen hield ik veel spreekbeurten in plaatsen op bijvoorbeeld de Veluwe. Dat waren uiterst zinnige bijeenkomsten.
Op zich is dat ook niet zo wonderlijk natuurlijk, anders hadden ze me niet uitgenodigd. Als ze je vragen om te komen spreken, weet je wel dat er geen gevechten zullen uitbreken in de zaal. Ik was op die bijeenkomsten heel vaak diep onder de indruk van de grote kennis van orthodoxe christenen.
Het viel me bij die spreekbeuren op dat er onder orthodoxe protestanten veel tolerante mensen zijn. Ik gruw namelijk van iedere vorm van intolerantie. Niet alleen bij orthodoxe protestanten, maar overal. Als het allemaal heel stellig wordt, is er geen echte communicatie meer mogelijk.
Dat zie je ook bij veel orthodoxe rooms-katholieken. Ook bij de mensen die het hier in Nederland voor het zeggen hebben in de Rooms-Katholieke Kerk. Daarmee is geen enkele vorm van gesprek meer mogelijk. Je kunt niet meer communiceren over zaken. Zeker niet over de theologie.
Persoonlijk vind ik de orthodox-katholieke wereld verschrikkelijk.
Wat orthodoxe protestanten betreft: ik heb wel enkelen van hen pastoraal begeleid en uiteindelijk begraven.
Dat waren dan mensen die waren weggegroeid van hun opvoeding, maar later in hun leven toch op zoek gingen naar een nieuwe vorm van geloven. Die probeerde ik een thuis te bieden, en dat lukte soms.”