Commentaar: Kamer moet rond kwestie-Cees H. van ophouden weten.
Al te veel slepende kwesties die hem week in, week uit achtervolgden, had justitieminister Opstelten tot dusver niet bij de hand. Een dreigende opstand onder rechters over een te hoge werkdruk wist de bewindsman behendig in de kiem te smoren. Van zoekgeraakte strafrechtdossiers en veel te laat aangeleverde, belangrijke processtukken als gevolg van bezuinigingen en reorganisaties bij het openbaar ministerie wordt eveneens weinig meer vernomen, sinds Opstelten vorig jaar verbetermaatregelen nam.
Curieus genoeg is het een oude en allang weer in de vergetelheid geraakte drugscrimineel in ruste die kans ziet de Kamer te voorzien van munitie om het Opstelten knap lastig te maken. De minister zit duidelijk in zijn maag met de vraag welk financieel voordeel de crimineel, Cees H., behaalde toen hij in 2000 instemde met een schikkingsvoorstel van het OM; het deel van de uitvoerende macht waarvoor Opstelten rechtstreeks verantwoordelijk is.
Ging het om een bedrag van 1,25 miljoen gulden? informeerde de Kamer in maart tijdens een debat met Opstelten. Dat was, zo reageerde de minister, inderdaad een feit. De strekking van een dinsdag door Opstelten verstuurde brief is echter veel genuanceerder. Er zijn goede redenen om uit te gaan van het bedrag dat de minister in de Kamer noemde. Tegelijkertijd bestaat de mogelijkheid wel degelijk dat justitie zich heeft misrekend, in het voordeel van H. Eind deze maand moet Opstelten rapporteren of dit door te zoeken naar digitaal bewaarde bankafschriften nog viel te achterhalen. Omdat justitie sinds 2000 diverse keren van automatiseringssysteem is veranderd, is dat waarschijnlijk niet het geval.
Debatteren met Opstelten om alle details over een oude, omstreden schikking boven tafel te krijgen; volgens sommigen is het niet meer dan oude koeien uit de sloot halen om de reputatie van de minister te beschadigen. Die stelling is beslist te ongenuanceerd. Het eerste debat draaide om de vraag of de spelregels waaraan justitie zich in 2000 bij het treffen van schikkingen met criminelen moest houden niet te ruim waren, en of er sindsdien het nodige is veranderd. Die vraag is van wezenlijk belang.
Wel klopt het dat de relevantie van de kwestie aanzienlijk is verminderd sinds Opstelten deze kernvraag wist te beantwoorden met een overtuigend ja. Sindsdien rest vooral nog de vraag: hoe ondoordacht ging het OM te werk toen het een procedure opstartte om H. zijn vermogen te ontnemen? Dat deze rechtsgang een noodsprong was, staat inmiddels wel vast. Als justitie in 2000 de hoogte van dat vermogen ook nog eens verkeerd getaxeerd heeft, komt de kwalificatie van amateurisme wel heel erg dichtbij. Vaststaat ook dat Opstelten zich te stellig uitliet toen hij verzekerde dat H. hooguit 1,25 miljoen gulden aan voordeel met de deal behaalde. Toch is dat in de context van de hele kwestie van ondergeschikt belang. Als dat voordeel nog groter was, betekent dat in de eerste plaats dat het OM in 2000 nog slordiger opereerde dan de minister tijdens het debat nog kon bevroeden. Excuses voor de misinformatie zijn dan op zijn plaats, maar nóg een debat voegt in dat geval niets meer toe.