Binnenland

„Collectie Koenigs niet naar erfgenaam”

De zogenoemde Koenigscollectie moet niet worden overgedragen aan kleindochter Christine Koenigs van kunstverzamelaar Franz W. Koenigs. Dat meent de speciale Restitutiecommissie, die dit advies aan de staatssecretaris van Cultuur dinsdag bekendmaakte.

Cultuurredactie
17 December 2003 10:01Gewijzigd op 14 November 2020 00:49

De collectie omvat 34 schilderijen, vooral werken van Rubens, en 37 tekeningen van voornamelijk Duitse meesters zoals Dürer.

Christine Koenigs denkt recht te hebben op teruggave van alle Koenigs-stukken die het Rijk in bezit heeft, omdat het zou gaan ”oorlogskunst” die Koenigs onvrijwillig kwijtraakte. De kunst kwam later in handen van vooraanstaande nazi’s als Hitler en Göring. In mei vorig jaar kreeg de Restitutiecommissie de claim, die sinds 1997 speelt, voorgelegd door de staatssecretaris.

De Restitutiecommissie heeft staatssecretaris Van der Laan van Cultuur nu geadviseerd de claim van Christine Koenigs af te wijzen. Van onvrijwillig bezitsverlies als gevolg van „omstandigheden die direct verband houden met het nazi-regime”, noodzakelijk voor teruggave, is volgens de commissie geen sprake. „Het bezitsverlies door Koenigs had uitsluitend een economische/zakelijke oorzaak.” Christine Koenigs noemt de beslissing „beroerd.” Ze heeft weinig hoop meer op teruggave van de collectie. „Ik heb al een brief van de staatssecretaris dat ze het advies overneemt.”

De van oorsprong Duitse bankier en verzamelaar Koenigs vestigde zich in 1923 in Haarlem en verkreeg begin 1939 het Nederlands staatsburgerschap. Vanaf de jaren twintig bracht hij een verzameling tekeningen van oude meesters bijeen. Verder verzamelde Koenigs schilderijen, waaronder een groot aantal werken van Rubens. In 1933 gebruikte Koenigs zijn collectie als onderpand voor een lening bij de Joodse bank Lisser & Rosenkranz. De kunstwerken werden in 1935 in bruikleen gegeven aan het Museum Boijmans te Rotterdam.

Onder dreiging van de naderende invasie ging de bank Lisser & Rozenkranz over tot liquidatie. Koenigs was niet in staat de lening terug te betalen, waardoor zijn kunstcollectie op 2 april 1940 volledig eigendom werd van de bank. De complete collectie tekeningen en twaalf schilderijen werden vervolgens door Lisser & Rozenkranz verkocht aan D. G. van Beuningen, die ze in Museum Boijmans liet. De overige 35 schilderijen werden door de kunsthandelaar Jacques Goudstikker op 19 april 1940 in Rotterdam opgehaald. Via de kunsthandel Goudstikker/Miedl werden verschillende schilderijen doorverkocht aan onder anderen H. Göring en H. Hoffmann.

Christine Koenigs gaat de zaak bepraten met haar advocaat. Ze is het niet met de commissie eens: „Ze houden vast aan de gebeurtenissen van 1931 en daardoor vervalt al het andere. Verder bevat het rapport van de commissies veel aannames en speculaties.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer