Slechte ervaringen met politie na dodelijk verkeersongeval
DEN HAAG. Slechte ervaringen heeft ze met de politiezorg, nadat haar zoon was doodgereden. Daarom juicht de Haagse Elly Winkel (66) het toe als er agenten komen die speciaal zijn opgeleid om nabestaanden van slachtoffers van dodelijke verkeersongevallen te begeleiden.
De politie wijst 200 ‘familieagenten’ aan die nabestaanden van slachtoffers van dodelijke verkeersongevallen begeleiden, meldde het AD gisteren. Zij worden de boodschappers van het slechte nieuws en blijven vast aanspreekpunt. Een zegsvrouw van de nationale politie stelt desgevraagd: „Er zijn plannen, maar er is nog geen besluit genomen.”
Agenten die bedreven zijn in het omgaan met nabestaanden van slachtoffers van dodelijke verkeersongevallen zijn meer dan welkom. Dat is zo klaar als een klontje voor Elly Winkel, die bij de Vereniging Verkeersslachtoffers werk doet voor de afdeling lotgenotencontact. „Nabestaanden van slachtoffers van een dodelijk verkeersongeval zijn een vergeten groep. Terwijl de impact van een dodelijk ongeval op nabestaanden net zo groot is als de impact op nabestaanden bij een moord. Het zou goed zijn als één speciale agent contacten onderhoudt met nabestaanden. Zo voorkom je dat zij door de politie van het kastje naar de muur worden gestuurd. Het is voor nabestaanden belangrijk dat ze informatie krijgen. Wie is de veroorzaker van een ongeval? Heeft hij spijt, is hij zelf ook ondersteboven van het ongeval? Heeft de geliefde in zijn laatste ogenblikken nog iets gezegd? Heeft die persoon geleden? Antwoorden op al die vragen zijn helend en helpend.”
In augustus 2012 reed een veelpleger in Den Haag Fred, de 43-jarige zoon van Winkel, dood. „De veroorzaker van het ongeval had twaalf joints gerookt. Hij schepte mijn zoon op een zebrapad in een winkelstraat. De dader reed 107 kilometer per uur waar 50 is toegestaan. Mijn zoon kreeg het stuur van zijn fiets in zijn borstkas en is een akelige dood gestorven. De dader kreeg vier jaar cel voor doodslag.”
Winkel zegt slechte ervaringen te hebben met de politie. Dat begon volgens haar met de manier waarop ze geïnformeerd werd over de dood van haar zoon. „Ik was toen in Groenlo op vakantie, samen met vijf pleegkinderen. Ik kreeg de politie aan de telefoon en er werd gevraagd of ik de moeder van Fred was en waar ik was. De agent zei: „Het spijt me u te moeten vertellen dat uw zoon is doodgereden.” Ik vond dat zo grof en te direct. Hij had ook kunnen vragen of er iemand in mijn buurt was die hij kon spreken en dat hij via die ander het nieuws bekend zou maken.”
Allerminst te spreken is Winkel verder over het contact met de politie kort na het ongeval, toen ze nog op haar vakantieadres was. „De ene agent zei me: U hoeft niet meteen naar Den Haag te komen, want het duurt nog zeker een week voordat het lichaam van uw zoon wordt vrijgegeven. De volgende dag zei een andere agent: „Bent u al in Den Haag? U moet uw zoon nu identificeren.” Dat waren tegengestelde boodschappen.”
Tot haar ontsteltenis belandde Winkel, toen ze bloemen wilde leggen op de ongevalsplek, in een politiereconstructie van het ongeval. „Er kwam een auto aanscheuren. De politie had mij niet geïnformeerd over die reconstructie. Ik zakte van ellende op straat in elkaar. Door die ervaring heb ik een posttraumatische stressstoornis opgelopen waar ik een halfjaar voor behandeld ben.”
Ze is ervan overtuigd dat haar verhaal niet uniek is. „Ik hoor dit soort verhalen van meer lotgenoten. Ze klagen over botte agenten die niet zien hoe nabestaanden na een ongeval in nood zijn. Nabestaanden vertellen dat de politie hun vragen maar lastig vindt.”
Woordvoerder Wim Hoonhout van de politie-eenheid Den Haag zegt dat bij de afhandeling van het ongeval met Fred Winkel een familieagent ontbrak. De moeder werd „onnodig zwaar belast met zaken zoals de reconstructie, die door goede onderlinge afstemming en informering naar betrokkenen toe meer leed had kunnen voorkomen.” Hij wijst erop dat het bureau verkeer van de eenheid Den Haag betrokken is bij een door de politieacademie aangeboden opleiding waarbij agenten worden opgeleid tot familieagent. „We hopen dat we de agenten snel kunnen inzetten. De praktijk laat maar weer eens zien dat dat onontbeerlijk is.”
Hieronder de volledige reactie van de politie-eenheid Den Haag op de klachten van Elly Winkel in verband met het ongeval waarbij haar zoon werd doodgereden.
Politiewoordvoerder Wim Hoonhout schrijft:
Bij de politie-eenheid Den Haag worden familierechercheurs ingezet om in Teamgrootschalige Opsporiing TGO zaken en andere voltooide levensdelicten het contact met familieleden te onderhouden. Dit zijn speciaal opgeleide rechercheurs (32 stuks) die bij toerbeurt in een koppel een team grootschalig opsporing (TGO) ondersteunen om tijdens zo’n TGO-onderzoek het contact met de familie te onderhouden.
Bij verkeerszaken, kende de politie tot voorheen niet de inzet van dergelijke rechercheurs. In het oude korps Hollands Midden dat met de ontwikkeling van de Nationale Politie is samengegaan met Politie Haaglanden in de politie eenheid Den Haag had men wel speciale familieagenten die juist met dit soort zaken hun rol oppakten. In Hollands Midden, een gebied met veel doorgaande – provinciale wegen – waarbij helaas in de regel ook dodelijke slachtoffers vallen, ontstond de behoefte om daarin te voorzien. Zo ontstonden in de loop der jaren ‘de familieagenten’. Nu de samenvoeging een feit is, korps Nationale Politie de eenheid Den Haag is het zaak daarin verder te ontwikkelen.
De politieacademie heeft recentelijk een opleiding ontwikkeld die in deze behoefte voorziet. In deze opleiding, die landelijk aan alle politie-eenheden wordt aangeboden, worden agenten opgeleid tot familieagent om in min of meer gelijkwaardige situaties zoals met de familierechercheurs bij zaken zoals genoemd (doodrijdingen, zelfdodingen) in deze behoefte te kunnen voorzien. Bureau Verkeer van de Politie-eenheid Den Haag is bij de implementatie van deze nieuwe cursus betrokken.
Recentelijk werd bij een verkeerszaak waarbij een dodelijk slachtoffer viel al gewerkt met twee familierechercheurs. Dit ging om de casus van Boetzelaerlaan waar een 13-jarige jongen (Donny Rog) werd aangereden, hulpeloos werd achter gelaten en de dader doorreed. Deze zaak werd niet alleen als verkeersmisdrijf opgepakt maar kende parallel een tactisch onderzoek naar doodslag. In samenspraak met het OM Den Haag werd het een rechercheonderzoek (TGO) en werd de inzet van familierechercheurs een vanzelfsprekendheid. Met de nieuwe opleiding tot familieagent is het zaak om dit soort inzet van deze agenten te borgen in de organisatie omdat juist in die zaken hun inzet door familieleden erg wordt gewaardeerd en zij in zo’n onderzoek van toegevoegde waarde kunnen zijn. De zaak Weimarstraat in Den Haag, waarbij de zoon van Ellie Winkel het leven verloor, heeft maar weer eens aangetoond dat de inzet van een familieagent zeer belangrijk kan zijn. Betrokkenen die zo’n zaak overkomen en daarbij een familielid verliezen hebben geen ervaring met zo’n tragische gebeurtenis die hun leven zeer ingrijpend veranderr. De inzet van familieagenten kan daarin van toegevoegde waarde zijn. Bij de afhandeling van het ongeval van Fred Winkel en het contact met zijn moeder ontbrak deze en werd zij onnodig zwaar belast met zaken zoals de reconstructie die door goede onderlinge afstemming en informering naar betrokkenen toe meer leed had kunnen voorkomen. We hopen dan ook dat we de agenten snel kunnen inzetten. De praktijk laat maar weer eens zien dat dat onontbeerlijk is.