Binnenland

Cannabisroker: Joint geeft me relaxed gevoel

Honderdduizenden Nederlanders verkeren geregeld in hogere sferen. Ze roken cannabis. De productie van hennep, op duizenden illegale wietplantages, is miljoenenbusiness. Tot bezorgdheid van de autoriteiten; tientallen burgemeesters dringen aan op regulering van de wietteelt. Deze week onderstreepte minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) nog eens dat hij daar niets in ziet. Een tweeluik over wiet in Nederland. In dit artikel onder meer portretten van mensen die van begin tot eind van de ‘keten’ van doen hebben of hadden met het groene goud.

Jakko Gunst en Johannes Visscher

26 February 2014 15:20Gewijzigd op 15 November 2020 09:03
De vlam erin. beeld Sjaak Verboom
De vlam erin. beeld Sjaak Verboom

De growshop

„Wij werken in een schemergebied”, zegt de medewerkster van growshop De Tevreden Rookster in Groningen. In de zaak, die al tientallen jaren bestaat, zijn spullen te koop die worden gebruikt voor de wietteelt: zaden, lampen, afzuigapparatuur, ventilatoren, potaarde, kweektenten. „Die tenten kun je ook voor tomatenteelt gebruiken, maar hoogstwaarschijnlijk worden ze gebruikt voor wietteelt.”

Ook voor (wiet)rokers biedt de growshop een keur van artikelen. Zo zijn er honderden vloeitjes met kleuren, smaken en opdrukken te koop. Wiet- en waterpijpen worden in allerlei soorten en maten aangeboden. De medewerkster wijst op een waterpijp met een skeletachtige vorm. „Die doet het heel goed.” Te koop is ook een grinder, een apparaat dat wiet verkruimelt. Of neem de vaporizer. „Door verdamping inhaleer je daarmee de werkzame stof thc en geen teer.”

De Tevreden Rookster verkoopt volgens de medewerkster met name aan de „kleine kwekers.” Dat ook mensen met grotere wietplantages de weg naar de growshop weten te vinden, sluit ze echter niet uit. „Pas wilde iemand veertig lampen hebben. Toen hebben we gezegd: Dat gaan we niet regelen.”

In de kelder, waar spullen voor wietkweek zijn te vinden, wijst ze op een zak aarde. „Aarde met vleermuizenpoep is populair omdat die extra groeizaam is.”

Ze vindt niet dat de growshop een schakel in een criminele keten is. Het stoort haar dat de growshop wordt „gecriminaliseerd.” De vrouw wijst erop dat ook tuincentra bijvoorbeeld aarde verkopen die mensen gebruiken voor de wietteelt. „Ik doe niks illegaals.”


De ex-teler

In het verleden teelde Hendrikus („ik ben de vijftig gepasseerd”) wiet. „Ik begon met één lamp en dat werden er vier”, blikt hij terug. „Ik probeerde iets groters. Het werden veertig plantjes. Ik heb een beetje groene vingers.”

Het oogsten gebeurde na een aantal weken. „De ene soort kon je vanaf zes, zeven weken oogsten. De andere soort moest meer dan negen weken staan.”

Hendrikus sleet zijn wiet aan onder meer coffeeshops. Hij bewaart er goede herinneringen aan. „Ze betalen netjes. Ik kreeg boter bij de vis. Het ging om nette mensen.”

Hij kon toendertijd leven van de productie van wiet, vertelt hij. Soms ging het met een oogst „helemaal fout.” „Dan zat er de schimmel in en kon je er maar voor 300 gulden tussenuit plukken.”

Hij nam zijn maatregelen om calamiteiten te voorkomen. „Boven de planten in een betonnen verblijf hing een soort sprinkler. Als de temperatuur te hoog werd, zou er poeder naar beneden komen en zou de brand gelijk worden geblust. Maar ik heb geen brand gehad.”

Vindt Hendrikus dat hij crimineel bezig was met zijn wietteelt? „In het geheel niet”, antwoordt hij. „Cannabis hoort niet in het strafrecht thuis.” Hij koestert de cannabisplant en noemt hem „levensboom.” „Het is een geneeskrachtige plant.” Volgens Hendrikus spreekt de Bijbel positief over de cannabisplant. „De plant staat in allerlei geloven in hoog aanzien, ook in het hindoeïsme.”

Hendrikus zal nu niet meer beginnen aan het kweken van wiet, zegt hij. „Ik waag me er niet aan. Er heerst momenteel grote repressie. Ik wil niet uit huis worden gezet.”


De drugshandelaar

Al jarenlang moet de 45-jarige Barry (schuilnaam) op zijn tellen passen. Zit de politie hem op de hielen? Barry handelt in drugs. Hij heeft er een dagtaak aan. Hij koopt cannabis van telers en tussenhandelaren en verkoopt de drugs weer aan een drietal coffeeshops in Amsterdam, zo vertelt hij aan een tafeltje in coffeeshop 420 Café in Amsterdam. Met de regelmaat van de klok heeft Barry contact met de winkeliers. Hij vult de voorraad voortdurend aan. Een coffeeshop mag niet meer dan 500 gram cannabis tegelijk op voorraad hebben.

Barry zegt contacten te hebben met thuistelers, die –illegaal– bijvoorbeeld enkele honderden planten kweken. „Het gaat om mensen uit alle lagen van de bevolking. Van huismoeders tot advocaten.” Barry blowt zelf heel wat af. „Ik keur of de kwaliteit van de cannabis naar mijn goedvinden is.” Hij heeft zijn geheime plekken waar hij de drugs opslaat.

Barry beklinkt de koop van cannabis „in warenhuizen, cafés, restaurants.” Hij piekert er niet over op bezoek te gaan bij een hennepkwekerij zelf. „Veel te gevaarlijk. Als net op dat moment de politie komt om een hennepplantage op te rollen, heb ik een probleem en kan ik door de politie worden meegenomen.”

Barry ontkent niet er dat zich in het criminele drugscircuit gewelddadigheden voordoen. „Denk bijvoorbeeld aan ripdeals.”(drugsroven, JV) Hij zegt geen zaken te doen met „mensen met grote BMW’s en Mercedessen, mensen die zich schuldig maken aan intimidatie en geweld.” „Ik handel met mensen die een normale baan hebben en daarnaast nog een paar planten kweken.”

Ooit werd de Amsterdamse drugsdealer gepakt. „Ik had een paar honderd gram cannabis in bezit. De drugs zijn in beslag genomen. De zaak is geseponeerd.”

Aan zijn activiteiten zegt Barry maandelijks zo’n 2000 euro te verdienen. „Ik kan ervan leven.” Knaagt het dat hij bezig is met illegale zaken? Barry lacht. „Nee. Ik heb er geen problemen mee. Ik heb geen uitkering, ik betaal belasting.” Na twintig minuten verlaat hij het tafeltje in de coffeeshop. „Ik ga legaal een biertje drinken.”


De coffeeshop

Groepjes mensen bevolken coffeeshop 420 Café in de Amsterdamse binnenstad. Coffeeshopbaas Michael Veling steekt het ene sjekkie na het andere op. Hij wijst op een Amerikaan. „Hij probeert high te worden. Hij blowt al vijftig jaar en komt hier sinds jaren. Vaak zit hij in een boek te lezen.” De coffeeshop verkoopt zo’n tien verschillende soorten cannabis. Een placemat vermeldt de prijzen van de verdovende middelen. Eén gram White Widow kost 9 euro, voor vijf gram betaal je 42 euro. Veling zegt in zijn coffeeshop 420 Café maandelijks 6000 tot 7000 euro te verdienen.

Dat het softdrugsbeleid in Nederland „hypocriet” is, lijdt voor Veling geen twijfel. „Het heeft de wetgever behaagd de verkoop van cannabis aan de consument te faciliteren, terwijl verzuimd is de aanvoer van de drugs te regelen. Er wordt weggekeken.” Dat de verkoop in een coffeeshop van enkele grammen cannabis per klant wordt gedoogd, is best bijzonder, legt Veling uit. „Het is eigenlijk belachelijk dat ik samen met enkele honderden coffeeshophouders illegale roesmiddelen mag verkopen. Ik geniet van dat voorrecht.”

Veling, die twee coffeeshops bestiert, erkent volmondig dat hij met de inkoop van drugs aan de achterdeur „volstrekt illegaal” bezig is. „Ik handel via tussenhandelaren, met de telers heb ik geen contact.”

Dagelijks slaat Veling voor 420 Café zo’n 200 gram cannabis in. Op drukke dagen kan dat oplopen tot 500 tot 700 gram. De wiet (marihuana) wordt aangeleverd in zakjes van 30 gram per soort, de hasj (wiet in compactere vorm) in zakjes van 20 gram.

Stuit het Veling tegen de borst dat hij mensen producten verkoopt die schadelijk zijn voor de gezondheid? „Nee. In Nederland heerst het dogma dat wiet slecht is, dus eigenlijk verboden zou moeten worden. En dat terwijl alcohol duizenden levens per jaar eist.” De coffeeshopbaas zegt niet in het onderscheid tussen soft- en harddrugs te geloven. „Ik vind het onderscheid tussen soft gebruik en hard gebruik veel nuttiger.”

De overheid zou zich „diep moeten schamen” voor de oorlog tegen drugs, vindt Veling, die in het verleden actief was voor het CDA in stadsdeel Amsterdam-Centrum. „Doe nou niet alsof Nederland door cannabis naar de haaien gaat.” Met criminaliteit in en rond coffeeshops valt het mee, stelt hij. „Het is volslagen onzin om het beeld te schetsen dat iedereen in deze branche met een gun rondloopt. Ik heb in de 37 jaar dat ik in Amsterdam in de horeca werk nog nooit iemand met een pistool gezien, behalve een agent.”


De gebruiker

Sinds jaar en dag rookt meubelmaker Dimitri Breeuwer (47) uit Terneuzen cannabis. „Ik ben een therapeutische gebruiker. Ik rook twee tot drie joints per dag. Na het werk. Voor het slapen gaan. Een joint geeft me rust en een relaxed gevoel. Ik ben een druk persoon. Als ik geen joint zou nemen, zou ik na mijn werk nog een paar uur doorstuiteren”, zegt Breeuwer, die woordvoerder is van We Smoke, een consumentenorganisatie die de belangen van cannabisliefhebbers behartigt.

Breeuwer koopt zijn wiet niet bij de lokale coffeeshop, maar op „bekende adresjes.” „Mensen met liefde voor het plantje. Ik koop op de illegale markt. Ja, dat stuit me best tegen de borst.”

Het idee om de teelt van wiet te reguleren, zoals sommige burgemeesters willen, spreekt Breeuwer aan. „Het is een heel goed plan. De cannabisconsument zou moeten weten wat er in het product zit. Net zoals mensen nu kunnen weten wat er in een blikje bier of in de chocoladepasta zit.”

Voor Breeuwer is het zonneklaar dat er nu „gevaarlijke” wiet op de markt circuleert. „Dat heeft te maken met pesticiden en chemicaliën die worden gebruikt.”

Moet je dat als overheid wel willen, een stof die slecht is voor de gezondheid reguleren? „Alcohol is ook een slechte stof. Een half miljoen tot één miljoen mensen roken cannabis. Dat draai je niet terug. Ik erken wel dat cannabis een schadelijk effect kan hebben op mensen. Daarbij komt dat in negen van de tien joints tabak zit verwerkt. Tabak is schadelijk voor de longen.”


Coffeeshop verdeelt burgemeestersland

Burgemeesters en coffeeshops; al jaren vormen ze een spanningsvolle combinatie. De laatste jaren neemt die spanning duidelijk toe, vooral in grote steden en grensgemeenten zijn coffeeshops uitgegroeid tot toeristische trekpleisters, met alle overlast van dien. Feit is wel dat het aantal coffeeshops ten opzichte van 1999 is gedaald. In april 2013 telde Nederland er 614, in 1999 stond de teller op 846.

In de omgang van burgemeesters met coffeeshops zijn diverse trends te ontwaren. De burgemeesters van Bergen op Zoom en Roosendaal zetten de afgelopen jaren in op de zogeheten nuloptie, waarbij alle coffeeshops uit de gemeente worden geweerd. De christelijke partijen CDA, ChristenUnie en SGP vinden dat minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) alle burgemeesters moet aanmoedigen dit voorbeeld te volgen. Dat gaat rechtse partijen, zoals VVD en PVV, weer net een stap te ver. Zij vrezen dat gebruikers volledig raken aangewezen op illegale straathandelaren als de coffeeshop verdwijnt.

De vijf partijen samen, aangevuld met de Groep Bontes (samen 77 zetels), vinden wel dat Opstelten burgemeesters zo veel mogelijk moet helpen met het terugdringen van de overlast rond coffeeshops. Daarom zijn zij enthousiast dat coffeeshops sinds vorig jaar geen softdrugs meer mogen verkopen aan buitenlandse drugstoeristen.

Een groeiende minderheid van gemeenten wil een volstrekt andere kant op dan de burgemeesters van Bergen op Zoom en Roosendaal. Zij willen dat gemeenten voor het bevoorraden van coffeeshops zelf wiet mogen (laten) kweken. Waar de (kleinschalige) consumptie van wiet sinds 1976 wordt gedoogd, is de productie ervan nog altijd verboden. Het reguleren (en op termijn legaliseren) van de teelt kan volgens deze gemeenten een eind maken aan de overlast rond wietkwekerijen in woonwijken en aan het groeiend aantal gewelddadige overvallen op illegale plantages op het platteland. Ook betekent regulering van wietteelt, stellen de gemeenten, zicht op de kwaliteit van de cannabis die in coffeeshops wordt verkocht.

Werd de lobby voor deze koerswijziging jarenlang ad hoc en achter de schermen gevoerd; onder aanvoering van PvdA-burgemeester Depla (Heerlen) hebben de burgemeester van gemeenten die deze kant op willen, zich onlangs verenigd in een burgemeesterscollectief. Hun vorige maand gepresenteerde manifest over gereguleerde teelt is inmiddels door 49 burgemeesters ondertekend.

Hoewel coalitiepartner PvdA in de Tweede Kamer voorstander is van deze plannen wijst het kabinet op advies van minister Opstelten en staatssecretaris Van Rijn (PvdA, Volksgezondheid) het manifest van de hand. Volgens Opstelten zal de wietteelt, ook na regulering, in handen blijven van criminelen, omdat het gros van de illegale productie voor de export is bestemd.

VVD, PVV, CDA, ChristenUnie, SGP en de Groep Bontes steunen deze lijn, waardoor er geen Kamermeerderheid is voor deze plannen. „Een wethouder moet geen wiethouder worden”, zei SGP-fractievoorzitter Van der Staaij deze week in een Kamerdebat.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer