Wim Büdgen: Ik blijf graag ontspannen orthodox
Hij wijst naar het stapeltje boeken naast zich. Pittige kost. Calvijn, Van de Beek, Seldenrijk. „Als jongen had ik al een enorme intellectuele honger”, biecht schoolleider Wim Büdgen op. „Tegelijk vind ik het heerlijk om in m’n werkplaatsje te sleutelen aan fietsen. M’n hoofd raakt er leeg van.”
Soms vragen mensen aan Büdgen, van huis uit neerlandicus, waarom hij nooit z’n doctoraalexamen deed. Hij schaamt zich er niet voor. „Ik hou van lezen, maar heb altijd moeite gehad met het schoolse leren. Daarom snap ik de leerlingen zo goed die ook zo in elkaar steken. Dagen achter een bureau doorbrengen is niks voor mij.”
De voorjaarsvakantie, deze week, begon anders dan de 61-jarige bestuurder van het reformatorische Wartburg College in Rotterdam had verwacht. „Vorige week vrijdag overleed totaal onverwacht een leerling van onze school; 15 jaar. Hij was aan het klussen bij z’n broer, viel en kwam ongelukkig terecht. Gisteren is hij begraven. Maandag hadden we een bijeenkomst voor leerlingen en ouders. Ik heb gesproken over Psalm 39.”
Wat was uw boodschap?
„Toen David deze psalm maakte, was hem iets ergs overkomen. Hij vraagt: „Heere, maak mij bekend hoe nietig ik ben.” David is bang om verkeerde dingen tegen de Heere te zeggen. Maar dan komt de kanteling: „En nu, wat verwacht ik, o Heere? Mijn hoop, die is op U.” We hoeven niet te eindigen in doffe berusting, ook niet bij het sterven van een leerling. Bij de Heere zijn uitkomsten tegen de dood. Dat is een tere boodschap, die klein maakt, afhankelijk.”
U groeide op in Eindhoven en Westzaan. Wat deed die seculiere omgeving met u?
„Ik werd in die tijd heen en weer geslingerd, maar het oprechte geloof van mijn ouders bleef waar voor mij. M’n latere schoonvader was ouderling in de gereformeerde gemeente in Westzaan. Ik hield van die man, al voordat ik verkering kreeg met zijn dochter. Het kerkelijke klimaat was mild. Ik zat op een middelbare school met 1500 leerlingen. Misschien dat er tien, hooguit vijftien naar de kerk gingen. Steeds werd ik gedwongen verantwoording af te leggen van wat ik geloofde, waar ik stond. Ik leerde onderscheid te maken tussen mensen en opvattingen. Is zo’n strijd heftiger dan die van jongeren in de biblebelt? Ik weet het niet. Zij komen vaak niet aan het echte front van het seculiere ongeloof. Maar een innerlijke overtuiging verwerven te midden van gelijkgezinden is ook niet gemakkelijk. Wordt er dan later aan je boom geschud, dan valt-ie soms alsnog.”
Dus met z’n allen in de stad gaan wonen?
„Neem elkaar daarin niet de maat. In evangelische kring zouden ze zeggen: Niet iedereen heeft dezelfde bediening. Ik vond het fijn om met een opgroeiend gezin in het beschermde Moerkapelle te wonen. Ik geef toe: daar zit iets dubbels in. Christenen die er wel bewust voor kiezen om in de stad te gaan wonen, wil ik drie adviezen geven. Zorg dat je een goede thuisgemeente hebt waar je op zondag én doordeweeks een antwoord krijgt op fundamentele vragen, draag niet de hele wereld op je nek alsof het van jou afhangt dat anderen tot geloof komen, en wéés er gewoon, zonder pretenties.”
U bent niet meer zo enthousiast over onderwijsvernieuwingen als de tweede fase en het studiehuis.
„Ik was een van de kartrekkers van deze vernieuwingen in de jaren negentig, opgejaagd door de deadlines die we moesten halen. Achteraf zeg ik: We hadden meer tijd moeten nemen voor de discussie over de ideologie erachter. Goeroes maakten karikaturen van het traditionele onderwijs. Er ontstond een loopgravendiscussie. Later zijn we opnieuw het gesprek begonnen over de vraag wat echt goed onderwijs is. Dat leidde er op de Wartburg toe dat we de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg in het vmbo hebben omgevormd tot een beroepencollege, en het vwo tot een opleiding met een brede intellectuele en culturele vorming. Sinds die tijd zien we de motivatie bij leerlingen daar toenemen. Voor mavo en havo hebben we nog niet zulke scherpe profielen.”
Zou u schoolleider op de Veluwe kunnen zijn?
„Dat zou ik best moeilijk vinden. Ten diepste ben ik geen biblebeltmens. Ik voel me als een vis in het water op een reformatorische school in de grote stad. In het westen zijn we gewend om niet alle verschillen tot op het bot uit te benen. Ik werd ooit gebeld door een RD-journalist met de vraag hoe onze school met leggings omgaat. Mijn eerste reactie was: heb je niets beters te doen? Een collegabestuurder van een openbare school zei tegen me: De meiden op mijn school hebben geen rok aan, maar ik vind dat ze er vaak netter uitzien dan de meiden bij jou op school. Dat raakte me. Het gesprek over kleding moet allereerst over de waarden erachter gaan. Daarna zijn regels nodig.”
U gaf 23 jaar catechisatie in Moerkapelle.
„Ik ben al die jaren steeds meer de Bijbel zelf centraal gaan stellen. Als catecheet ben je geroepen het verhaal van Gods openbaring door te geven. Ik deed dat door met de jongeren perikopen uit de Bijbel te lezen en die te koppelen aan (auto)biografieën. Dus niet beginnen met de geloofsleer en daar het Bijbelbewijs bij zoeken, maar andersom. Uit de Bijbel de geloofsleer laten opkomen. Dat vereist veel voorbereiding en studie, maar wat is het mooi om dat te doen. Bij deze methode helpt het enorm als kinderen al in de basisschoolleeftijd veel teksten en korte kernen van de gereformeerde geloofsleer uit het hoofd hebben geleerd. Dan vallen de puzzelstukjes in de middelbareschoolleeftijd beter op hun plaats. Ik kreeg de ruimte van de kerkenraad om het op mijn manier te doen. Mijn grootste uitdaging was: hoe breng ik de lesstof zo dicht mogelijk bij het hart van de jongeren zonder concessies te doen aan de inhoud?”
Wat heeft u met jongeren?
„Dat kan ik niet goed verklaren. Ik ben zelf als jongen een behoorlijk eenzame weg gegaan. Toen ik ouder was, zag ik andere jongeren dezelfde weg gaan. Jongeren zijn nu opener, directer. Ze krijgen meer prikkels die het lastig maken om volwassen te worden. Intussen merk ik dat ik ouder word en meer op afstand kom te staan. Voor jongeren word je dan een soort grijze eminentie: veel luisteren, belangstelling tonen en af en toe iets van je verhaal vertellen. Daar hebben ze behoefte aan, dat vinden ze mooi. Ik merk het aan m’n kleinkinderen.”
U heeft tien kinderen. Mooi, zo’n groot gezin?
„M’n vrouw Corrie en ik genieten ervan. Er woont nog één dochter thuis. Onze kinderen kunnen allemaal aardig meekomen en pakken hun rol goed op: in het werk, maar ook als vader, moeder. Het grootste is dat we ervaren dat de Heere doorgaat met Zijn werk. Hij denkt aan Zijn verbond. Dat zien we. We hebben ook kinderen die zijn vastgelopen met de Bijbel, de kerk. Dat is heftig. Je voelt dat je als ouders bent tekortgeschoten. Waar hebben we hen gemist? We hebben ook met deze kinderen bij de doopvont gestaan, een belofte gedaan. Het heeft ons schuldig gesteld voor God. Maar in die crisis heeft de Heere gesproken uit Ezechiël 36: „Ik doe het niet om uwentwil, maar om Mijn heiligen Naam.” De angel zit er nog steeds, maar het perspectief is anders geworden. Zondag hoorden we in een leespreek iets moois: we mogen God binden met de touwen van Zijn belofte.
We hebben een dochter die lid is geworden van een baptistengemeente en zich opnieuw heeft laten dopen. Ik heb het heel moeilijk gevonden dat zij op zo’n belangrijk punt van onze opvoeding een andere keuze heeft gemaakt. Tegelijk merk ik dat ze dicht bij de Heere leeft. Over al deze zaken praten we eerlijk met onze kinderen. Er is getrokken aan de onderlinge band, maar onze omgang heeft toch weer iets teers gekregen, waarbij de liefde de eerlijkheid niet schaadt en de eerlijkheid de liefde niet.”
U spreekt op bijeenkomsten van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten én van de interkerkelijke organisatie Jij daar!.
„Nog veel breder: voor de stichting IRS, voor gezinskampen, voor gemeenten van allerlei kerkelijke snit. De belangrijkste vraag voor mij is: tref ik een waardige context aan waarin ik mezelf kan zijn en de Bijbelse boodschap geen geweld hoef aan te doen? Overal waar ik kom, hoor ik dezelfde wezenlijke geloofsvragen. Bij Jij daar! gaan sommige jongeren tijdens het zingen staan en heffen hun handen omhoog. Ik heb daar weinig last van. Als ik maar een eerlijke, Bijbelse boodschap kan brengen. Het maakt me niet zo veel uit wat andere mensen ervan vinden dat ik ook bij Jij daar! kom. Ik ben zuinig op mijn onafhankelijkheid en wil me niet laten inkapselen.”
In discussies in reformatorische kring loopt u nogal eens voor de troepen uit.
„Als dat zo is, dan is dat zo gegroeid. Het is niet om te provoceren. In toenemende mate ervaar ik het ingrijpende karakter van de secularisatie. Daardoor wordt veel van onze basisveiligheid als gereformeerde gezindte aangetast. De secularisatie bepaalt ons bij de vraag: wat is het wezen van de Bijbelse pelgrimage? We kunnen daarbij leren van christenen die aan de rand van ons land wonen en in andere landen. Zij maken dat proces al langer mee. We zullen ons meer moeten oefenen in vreemdelingschap. Dat zijn we een beetje kwijtgeraakt. Ik vrees: fundamenteel kwijtgeraakt. Die zorg drijft me. Terecht is er in de prediking veel aandacht voor de rechtvaardiging van de goddeloze. Tegelijk is er een tweede Bijbelse component: de levensheiliging. Hoe leef je als christenen met elkaar en met je buren die nergens aan doen?”
De tegenstellingen in reformatorische kring worden groter. Benauwt u dat?
„Er is een afnemende bereidheid om elkaar vast te houden en een groeiende drang om elkaar de maat te nemen. Het zijn beide symptomen van een gebrekkig geestelijk leven. Ik geef toe: ik ben voorheen in sommige discussies ook te verhit geweest. Dat is niet goed. Iemand zei laatst tegen me: Je bent zo ontspannen orthodox. Dat vond ik mooi. Ik hoop het te blijven. Dat hoeft overigens niet te betekenen dat je kleurloos wordt. Ik zit uit overtuiging in het comité van aanbeveling van de Herziene Statenvertaling, omdat ik geloof dat we onze jongeren met deze vertaling helpen. Maar ik steun ook de GBS, en de Gideons. Waarom? Omdat ze Bijbels verspreiden.”
U heeft chronische pijn aan uw heup. Hoe beïnvloedt dat uw leven?
„Staan, wandelen en traplopen gaan moeizaam. Tegelijk heeft de Heere in mijn ziekte zo veel van Zichzelf gegeven dat ik er alleen met verwondering over kan spreken. Ik denk aan die keer in het ziekenhuis, dat Hij mij vroeg: Bent u tevreden met Mijn Lam? Ik moest alles vertellen wat ik in dat Lam gevonden had. De Heere maakte de balans op met mij van mijn leven en antwoordde: Dan ben Ik tevreden met u. Een onvergetelijke ervaring, hoewel ik kreupel het ziekenhuis uitkwam.”
Waar verlangt u naar?
Büdgen citeert M’Cheyne. „Nu reis ik getroost onder ’t heiligend kruis, naar ’t erfgoed daarboven in ’t Vaderlijk huis. Hoewel ik twee keer de dood in de ogen heb gekeken –bij een epilepsieaanval achter het stuur en bij een ernstige longembolie– heeft de Heere juist toen veel angst voor het einde weggenomen. Hij heeft een heimwee in mijn hart verwekt dat niet altijd even sterk is, maar nooit meer weggaat.”
Levensloop Wim Büdgen
Wim Büdgen –z’n opa was een volbloed Duitser– groeit op in Eindhoven en Westzaan. Hij bezoekt het gymnasium in Zaandam, studeert Nederlands en behaalt zijn eerstegraadsakte. Büdgen start als leraar aan het Driestar College in Gouda en maakt de overstap naar het Wartburg College in Rotterdam/Dordrecht. Sinds 1997 is hij daar schoolleider. Büdgen is bestuurslid van de stichting Mediawijzer en van het Smijtegeltfonds. Hij mengt zich geregeld in discussies op het gebied van kerk en onderwijs. Büdgen woont in Moerkapelle, is getrouwd, heeft tien kinderen en negentien kleinkinderen en behoort tot de Gereformeerde Gemeenten.