„Onmacht bij agenten in achterstandswijk”
TILBURG. Nogal wat agenten in achterstandswijken met veel allochtonen ervaren „onmacht.” De dienders zouden soms met een ander bijltje moeten hakken, vindt mr. drs. Artie Ramsodit, die woensdag aan de Universiteit van Tilburg promoveert op het thema ”Optreden in de politiefrontlinie”.
Hoe houdt een agent zich staande in wijken waarin het gros van de bewoners van niet-Nederlandse afkomst is en criminaliteit welig tiert? Moet de politieman ingrijpen als allochtonen er gebruiken op na houden die voor onrust zorgen? Dergelijke vragen onderzocht promovenda Ramsodit, ook PvdA-raadslid in Haarlem en geboren in Suriname. Voor haar onderzoek liep ze mee met de politie in de regio’s Haaglanden en Kennemerland.
Agenten komen in allochtone achterstandsbuurten in aanraking met gewoonten die voor overlast kunnen zorgen, schetst Ramsodit. „Denk aan een Turks gezin dat het normaal vindt om in de zomer in de tuin een schaap aan het braadspit te rijgen.”
Onder dienders in achterstandsbuurten bespeurt ze nogal eens „onmacht” over criminaliteit onder allochtonen. „Agenten voelen zich soms niet veilig in kwetsbare wijken. Ze kijken aan het einde van hun dienst of ze niet worden gevolgd. Er treedt onder agenten als het ware metaalmoeheid op. Ze raken afgestompen. Bijvoorbeeld doordat allochtone jongeren hen uitlachen en intimideren.”
Het is voor de politie vaak lastig om in achterstandswijken het vertrouwen van allochtone burgers te winnen, merkt Ramsodit. „In een van de wijken waar ik onderzoek deed, was er een inbraakgolf. Jonge criminelen terroriseerden de buurt. Iedereen wist wie de daders waren. Wijkbewoners waren echter te bang om naar de politie te stappen. Ze vreesden dat dan hun autobanden zouden worden lekgestoken. De politie slaagde er toch in contacten te leggen met een aantal allochtone vrouwen uit de buurt. De politie zette een agente in met een islamitische en Arabische achtergrond. Zij wist Turkse, Somalische en Marokkaanse vrouwen op hun gemak te stellen. De agente zei me: „Als je zonder waardeoordelen met die vrouwen praat, klappen ze niet dicht.”
Agenten doen er wijs aan „opmerkzaam” te zijn en in crisissituaties wijsheid te betrachten, vindt Ramsodit. „Neem het geval van een allochtone vrouw die onwel werd in een flatwoning. De hele familie snelde naar de flat. Auto’s werden midden op straat geparkeerd. Er stonden twintig, dertig mensen om haar heen, die bang waren dat de vrouw zou overlijden. Het is dan niet verstandig om strak te handhaven en de familie aan te spreken op hun parkeergedrag. In zo’n geval is het wijs om de-escalerend te werken en ruimte te geven aan de gevoelens van de familieleden. Daarbij is het wel zaak om ruimte te maken voor de mensen van de ambulance.
Intussen hoef je de omstanders niet per se weg te sturen. Ik begreep van de politie dat het ook voordelen biedt om mensen niet weg te sturen. De politie greep de gelegenheid aan om uit die groep omstanders verdachte figuren te koppelen aan auto’s. Zo schaakt de politie op meerdere borden.” Dienders moeten zich ervoor hoeden zaken te „simplificeren.” „Agenten komen geregeld in aanraking met allochtone daders. Het is waar dat allochtonen oververtegenwoordigd zijn in de misdaadcijfers. Maar het gevaar bestaat dat je elke allochtoon als crimineel gaat zien.”
Het „weerbaar maken” van agenten in achterstandswijken is van groot belang, vindt ze. „Zorg er bijvoorbeeld voor dat een agent met levenservaring samen met een collega optreedt. Het kan wijs zijn dat een agent bij overlast even afwacht en bijvoorbeeld een buurtmoeder de kans geeft om een overlastgevende groep aan te spreken. In meer repressie van politiezijde zie ik niets; het is beter dat de politie structureel samenwerkt en kennis deelt niet alleen met de imam, maar bijvoorbeeld ook met gezinsondersteuners en jeugdwerkers.”