Op 22 mei, dán moet de coalitie op gaan letten
Zouden ze het woord wel snappen in Den Haag? Gemeenteraadsverkiezingen. Je hoeft er toch niet lang op te studeren om te begrijpen dat kiezers bij die gelegenheid hun oordeel moeten geven over het functioneren van de gemeenteraad.
Maar Kamerleden en ministers blijven dat moeilijk vinden. Vandaar dat je als burger de komende weken nooit veilig je huis uit kunt stappen zonder eerst de straat af te speuren. Voor je het weet staat PvdA-leider Samsom voor je neus om je een rode roos in de hand te drukken…
Waarom zouden landelijke politici zich toch zo intensief met de gemeenteraadsverkiezingen bemoeien? Denken ze werkelijk dat een raadslid dat zich een hele periode de benen uit het lijf liep voor de belangen van de gemeente, het leuk vindt om op het moment suprême uit de schijnwerpers te worden gedrukt door een Haagse bobo, wiens vermogen om iemand in een paar minuten een roos te overhandigen geacht wordt méér stemmen te trekken dan het jarenlang zwoegen en zweten van een raadslid?
De activiteiten die de Samsoms, Ruttes, Roemers en Pechtolds in de aanloop naar 19 maart zo koortsachtig ontplooien, spruiten ongetwijfeld voort uit de nobele gedachte dat ze hun lokale partijgenoten daarmee een steuntje in de rug geven. Maar ze hebben vermoedelijk ook te maken met de minder sympathieke neiging om de gemeentelijke politiek altijd maar weer ondergeschikt te maken aan de landelijke.
Van dat laatste hebben trouwens ook journalisten last. Want de komende weken gaan we het ongetwijfeld weer meemaken dat partijleiders continu in tv-debatten figureren, terwijl raadsleden in de coulissen blijven. En het staat nu al vast dat de meeste analyses die op 20 maart in de media gegeven zullen worden, betrekking zullen hebben op de vraag wat deze uitslag betekent voor…het kabinet.
Toch is juist het interpreteren van de gemeenteraadsverkiezingen als was het een referendum over Rutte II, of als was het een nauwkeurige voorspelling van de Kamerverkiezingen van 2017, je reinste kolder. Daarvoor zijn de verschillen tussen beide verkiezingen veel te groot.
In de eerste plaats zijn daar de lokale partijen die, als het een beetje meezit, zomaar een kwart van alle raadszetels in de wacht slepen. Vervolgens is daar de PVV, een partij die de gewoonte heeft bij landelijke verkiezingen zo’n 10 tot 15 procent van de stemmen te incasseren, maar die op 19 maart slechts in twee gemeenten meedoet. En dan is daar ten slotte nog het grote verschil in opkomstpercentage, dat bij de gemeenteraadsverkiezingen wel 20 procent lager ligt dan bij de Kamerverkiezingen.
Dat het nergens op slaat op basis van de uitslag van de komende gemeenteraadsverkiezingen iets te zeggen over de landelijke krachtsverhoudingen liet woensdag onderzoeker Simon Otjes, verbonden aan het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP), overtuigend zien. Op een debatbijeenkomst van het Montesquieu Instituut toonde hij met cijfers aan hoe anders kiezers zich gedragen bij enerzijds landelijke en anderzijds lokale verkiezingen.
Maar Otjes liet nog iets zien. Dat is dat kiezers bij de Europese verkiezingen wél grotendeels hetzelfde stemmen als bij nationale verkiezingen. Toegegeven, het opkomstpercentage is bij de stembusstrijd voor het Europees Parlement veel lager dan bij Kamerverkiezingen. Maar de stemmenverdeling lijkt bij beide verkiezingen verdacht veel op elkaar.
Dat wordt dus later dit jaar opletten geblazen, zowel voor coalitie als voor oppositie en gedoogpartners. Wie een indicatie wil hebben van de actuele krachtsverhoudingen aan het Binnenhof en de vitaliteit van deze coalitie, die zit op 22 mei op het puntje van zijn stoel.