Binnenland

Ronny Naftaniel, verpersoonlijking van het CIDI, stopt ermee

Premier Rutte, zijn voorganger Balkenende: het zijn niet de minsten die maandag acte de présence geven bij het 40-jarige CIDI in Den Haag. „Het laat de grote plaats van het CIDI in de politiek zien”, zegt Ronny Naftaniel, die afscheid neemt als voorman.

Jacob Hoekman
11 November 2013 21:07Gewijzigd op 15 November 2020 06:56
Ronny Naftaniel. Foto Sjaak Verboom
Ronny Naftaniel. Foto Sjaak Verboom

De aanwezigheid van politieke prominenten bij het verjaardagsfeest van het CIDI laat zeker ook de erkenning voor Naftaniel zelf zien. Van de 40 jaar was hij er 37 aan de pro-Israëlorganisatie verbonden, waarvan 33 als directeur. Naftaniel (1948) wás het CIDI. Tot vandaag.

Is er voor u wel leven zonder CIDI?

„Het voelt als het scheiden van een Siamese tweeling. Gelukkig gebeurt dat in stapjes. Ik ben al in maart teruggetreden. Esther Voet werd toen directeur, ik werd senior adviseur. Ik heb dus een zachte landing kunnen maken. En al ben ik straks niet meer betrokken bij het CIDI, ik blijf wel verbonden aan allerlei organisaties die met Israël en het Joodse volk te maken hebben. Nederland is nog niet van me af.”

Het CIDI is niet zo groot, maar heeft wel invloed. Hoe komt dat?

„Onze standpunten zijn helder. We zijn pro-Israël en komen op voor het recht van het Joodse volk en voor vrede. Maar we zijn ook bereid om, indien nodig, kritiek te uiten op Israël. Daardoor zijn we altijd een realistische gesprekspartner geweest.

Ook de politiek weet dat we de mening van vele Nederlanders vertolken die Israël steunen, binnen en buiten de Joodse gemeenschap. We zijn eigenlijk een Israëlorganisatie volgens het poldermodel.”

In mei kreeg u een hoge onderscheiding van Israël. Wat doet dat u?

„Het was de Scopus Award, die maar heel weinig wordt uitgereikt in Europa. Dat vond ik buitengewoon vleiend. Die onderscheiding, en ook al die mensen die naar mijn afscheid komen, laten zien dat het CIDI en misschien ook ik persoonlijk de stem van heel veel mensen hebben vertolkt.”

Toch was er ook kritiek. U noemt de aanwezigheid van Israël op de Westelijke Jordaanoever „bezetting” en bent bereid concessies te doen op Israëls aanspraken op Jeruzalem. Dat nam niet iedere Joodse Nederlander u in dank af.

„Ik ben uitgemaakt voor verrader en nazi, voor links-extremist maar ook voor rechts-extremist. Ach, men kwalificeert maar. Wat ik heb geprobeerd, is het belang van Israël te dienen, zodat er vrede komt met de buurlanden.

Daarmee zeg ik niet dat het opgeven van de Westoever automatisch tot vrede zal leiden, maar een Israël van de Middellandse Zee tot de Jordaan is voor een normale, democratische staat een onhaalbare situatie.”

Het CIDI is altijd voor een tweestatenoplossing geweest. Door de nederzettingenpolitiek lijkt dat steeds minder realistisch.

„Iedereen weet eigenlijk wat de oplossing zou moeten zijn: twee staten. De vraag is meestal hoe je daar komt. Het bouwen van de nederzettingen is niet goed, maar het is niet direct een bedreiging voor een Palestijnse staat. In zo’n staat kunnen ook Joden wonen, dat is andersom toch ook zo?

Wat de kans op vrede wél wegneemt, is het feit dat de Palestijnen, en veel Arabische landen, weigeren te accepteren dat Israël een staat van het Joodse volk is. Israël is van extreem belang voor het veilig voortbestaan van het Joodse volk. Het bestaan van de staat is de belangrijkste waarborg.”

U noemt zichzelf een niet-religieuze Jood. Kon u ook de orthodoxe Joden vertegenwoordigen?

„Niet op alle punten, bijvoorbeeld niet op het punt van de Westoever. Maar ik heb nooit enig onderscheid gemaakt tussen orthodoxen en niet-orthodoxen, tussen linkse en rechtse Joden. Ik denk dat veel orthodoxe Joden dat ook zo hebben begrepen. Ook van hen heb ik waardering gekregen.”

Wat zijn uw grootste wapenfeiten van de achterliggen de 33 jaar?

„Dan denk ik aan de restitutieproblematiek, waarbij er een vergoeding kwam voor in de oorlog gestolen Joodse eigendommen. Iets minder dan 400 miljoen euro is teruggevloeid naar de Joodse gemeenschap. Bij de onderhandelingen daarover heb ik in de voorste gelederen gestaan.

Ten tweede denk ik aan het feit dat we veel jonge mensen met Israël in contact hebben gebracht. We nemen docenten mee naar Yad Vashem, we nemen jonge journalisten en politici mee naar Israël. Daarmee hebben we een basis weten te creëren van mensen die pro-Israël zijn op een manier die losstaat van oude sentimenten over Israël als schuldobject van het Westen na de Tweede Wereldoorlog.”

U trad in 1980 aan. Wat is de belangrijkste verandering in de Nederlandse houding ten opzichte van Israël sinds die tijd?

„Het gebrek aan historisch perspectief is steeds groter geworden. We zijn steeds verder verwijderd van 1948 –het ontstaansjaar van Israël– en van de bezetting in 1967. Mensen weten daardoor niet meer goed wat Israël al die jaren bedreigd heeft. Van bedreigde natie is Israël volgens velen een natie geworden die een ander volk bedreigt. Maar dat is historisch onjuist, want nog steeds roepen Iraniërs dan Israël van de kaart dient te verdwijnen. Nog steeds zijn er organisaties zoals Hamas en Hezbollah.”

Wat waren voor u de dieptepunten?

Na een lange stilte: „Er zijn in Nederland demonstraties gehouden waarbij er alleen oog was voor de Palestijnse slachtoffers. Ook respectabele politici als Van Agt en Van den Broek hebben zich daar schuldig aan gemaakt.

Ik vind het diep triest dat mensen als Van Agt zich wel roeren als Israël actie onderneemt tegen de Palestijnen, maar dat ik ze niet hoor als diezelfde Palestijnen lijden onder het conflict in Syrië, waarbij al honderden Palestijnen zijn vermoord en duizenden gevlucht. Dan concludeer ik dat deze mensen niet in de eerste plaats pro-Palestijns zijn, maar anti-Israël. Ik kan goed overweg met mensen die pro-Palestijns zijn, maar niet met mensen die anti-Israël zijn.”

Het is het CIDI, ondanks de grote invloed, blijkbaar niet gelukt die omslag tegen te houden.

„Dat is waar, maar je weet niet hoe het geweest zou zijn als het CIDI er niet was. Bijna 70 procent van de Nederlanders vindt dat de Arabische landen Israël moeten erkennen als staat voor het Joodse volk, blijkt uit een enquête die we pas hebben gehouden. Van de CDA-stemmers vindt zelfs 89 procent dat. Voor mensen als oud-premier Van Agt moet dat een lelijke domper zijn. Dan denk ik: Het werk is niet voor niets geweest.”


Zie ook:

Interview met Naftaniel, Reformatorisch Dagblad 2 maart 2012

Gesprek met Naftaniel naar aanleiding van verkiezingen in Israël, Reformatorisch Dagblad 28 januari 2009

Reportage van bezoek Naftaniel aan synagoge, Reformatorisch Dagblad 17 augustus 2006

Vraaggesprek met Naftaniel over zijn inzet voor compensatie van geroofde Joodse kunst, Reformatorisch Dagblad 30 juni 2000


Ronny Naftaniel

Ronny Naftaniel werd geboren in hetzelfde jaar als de moderne staat Israël: 1948. Hij studeerde bedrijfseconomie in zijn geboorteplaats Amsterdam. Enkele jaren was hij directeur van een handelsvereniging.

In 1976 kwam hij in dienst van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), dat enkele jaren daarvoor was opgericht. Vier jaar later, in 1980, werd hij daar directeur. Eerder dit jaar maakte hij plaats voor zijn opvolger, Esther Voet. Maandag wordt zijn dienstverband officieel beëindigd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer