Over de manier waarop de ambtenaren de gemeentedienst hebben verlaten en over de hoogte van een eventuele afkoopsom, wilde het college van burgemeester en wethouders niets kwijt.

De Socialistische Partij kaartte de kwestie van de huizenhandelen door de ambtenaren in 1997 aan. De bouwinspecteur en de ambtenaar van de sociale dienst zouden grote winsten hebben geboekt met de handel in onroerend goed, waarbij ze mogelijk gebruik maakten van voorkennis. Ze handelden in eerste instantie met eigen besloten vennootschappen die zij later op naam van hun echtgenotes zetten.

Een intern onderzoek wees uit dat er strafrechtelijk niets aan de hand was. Uit diverse volgende onderzoeken bleek dat het duo niet kon worden aangepakt onder meer omdat hun handelwijze lange tijd gedoogd was en omdat relevante dossiers niet meer te vinden waren.

De ambtenaren zijn uiteindelijk overgeplaatst omdat zij hun nevenactiviteiten niet hadden aangemeld. Dat was overigens slechts een papieren sanctie, omdat ze al sinds achtereenvolgens 1996 en 2000 in de ziektewet zaten. De gemeenteraad nam daar echter geen genoegen mee en eiste hun ontslag.

SP–fractievoorzitter P. Jansen vindt het besluit van het college verstandig. „Dit zal de gemeente ongetwijfeld een flink bedrag kosten, maar anders zouden de heren nog tot hun pensioen betaald moeten worden en dat kost veel meer." Voor wat de SP betreft is de zaak dan ook gesloten, tenzij er nieuwe feiten aan het licht komen, aldus Jansen.