Historicus Jonathan Israel, een erudiet secularist
Erudiet, briljant, de man van de grote synthese. De Brits-Amerikaanse historicus Jonathan Israel is een internationale grootheid op het gebied van de verlichting. Hij noemt zich een radicaal secularist die zijn Jood-zijn niet praktiseert. „Als je rationeel, humaan en tolerant wilt zijn, dan hang je de waarden van de verlichting aan.”
Jonathan Israel is geen onbekende in Nederland; regelmatig komt hij over, doorgaans voor de boekpresentatie van een vertaald werk van hem. Vorige week was hij in Leiden ter gelegenheid van een publicatie over de spanning tussen de verlichting en de kerken.
Israel heeft nog geen last van de druk van uitgevers om kleinere werken te produceren. Zijn boeken tellen gemiddeld ruim 1000 pagina’s per stuk. Toch vormen ze kassuccessen. In totaal gingen de achterliggende jaren maar liefst 35.000 Nederlandse exemplaren, uitstekend verzorgd door uitgeverij Van Wijnen in Franeker, over de toonbank.
Israel is er nuchter over, zo zegt hij in een hotel te Amsterdam, gekleed in spijkerbroek en sportschoenen. „Natuurlijk zijn er veel kleinere werken over de verlichting, maar er is juist een grote vraag naar fundamentele overzichtswerken. De problematiek van de verlichting is zo ingewikkeld, zelfs voor experts, dat gedetailleerde overzichten nodig zijn. Alleen al de verschillende interpretaties van de verlichting vergen veel ruimte.”
Wat was uw motivatie om dit grootse project te beginnen?
„Om het grote publiek te bereiken. De verlichting heeft een grote impact gehad op de westerse cultuur. Iedereen die op zoek is naar de intellectuele wortels van de moderne cultuur, kan niet om deze stroming heen. Of je de waarden van de verlichting nu omarmt of verfoeit, zoals postmodernen en fundamentalisten, deze periode heeft gezorgd voor een grote omslag in de cultuur.”
Zij is voor u de enige rationele wereldbeschouwing?
„Als je humaan, tolerant, rationeel en democratisch bent, dan ben je een aanhanger van de verlichting.”
U benadrukt in uw werk vooral de radicale variant van de verlichting, met als voorloper de vrijdenker Spinoza.
„Spinoza was een van de eerste denkers die de wereld helemaal los van God en openbaring dacht, vanuit de rede en de filosofie. Hij ontkende wonderen en een ingrijpen van God in deze wereld. In de verlichting deed zich een belangrijke splitsing voor. Aan de ene kant een gematigde verlichting, waartoe onder anderen Hume en Voltaire behoorden. Zij zagen religie nog als onderdeel van de maatschappelijke orde. Spinoza ging veel verder. Er was voor hem geen enkel godsdienstig gezag. Daarvoor in de plaats kwam morele waarheid, maar die had voor hem enkel een menselijke oorsprong. Goed en kwaad zijn voor hem een sociale gegevenheid. Spinoza werkte dat uit op het gebied van politiek en samenleving en zijn visie op de democratie.”
Uw stelling is dat de radicale variant het uiteindelijk gewonnen heeft van de gematigde.
„Niet wat betreft de aanhangers van de radicale denkbeelden zelf, die in de minderheid zijn gebleven. Wel als het gaat om de brede doorwerking van haar waarden, zoals de gelijkheid van man en vrouw, van ras, vrijheid van pers en meningsuiting en niet te vergeten de democratie. De verlichting heeft hiervoor veel betekend. Zij heeft verschillende maatschappelijke missstanden uit de weg geruimd, zoals de positie van onwettige kinderen buiten het kerkelijk huwelijk en die van homoseksuelen.”
Dan zou je zeggen dat de verlichting in het Westen heeft getriomfeerd.
„Was dat maar waar. Zeker, in het Westen is dat meer het geval dan in Afrika en Azië, waar de verlichting weinig invloed heeft gekregen, het christendom juist explosief groeit en tolerantie veel minder is ontwikkeld. Maar ook in de VS en Europa heeft men nog veel werk te doen als het gaat om het realiseren van de gelijkheid. Wie in de Verenigde Staten rijk is, krijgt toegang tot het beste onderwijs, ten koste van andere groepen. In Europa staat de democratie op het spel gezien de opkomst van populistische bewegingen.”
U steekt niet onder stoelen of banken dat u een verheerlijker van de verlichting bent. Kunt u zich ook voorstellen dat kerken in hun hart getroffen werden door met name de radicale verlichtingsdenkers?
„Zeker, de verlichting betekende voor hen een aanval op traditionele geloofsopvattingen en het gezag van de Schrift. Er is mijns inziens ook geen alliantie mogelijk tussen christendom en verlichting. Ze sluiten elkaar uit. Toch heeft de gematigde verlichting wel invloed gehad in de kerken op het punt van de beweging van het unitarisme (een stroming die de Drie-eenheid verwerpt, KvdZ), met name in Amerika. Calvinistische kerken gingen daar massaal over naar deze richting. In de lutherse kerk in Duitsland hebben de zogeheten neologen, theologen die openstonden voor de verlichting, gezorgd voor een meer vrijzinnige kijk op de Schrift.”
Uw visie op de verlichting als een intellectuele revolutie, begonnen in het brein van filosofen en vervolgens vertaald naar de praktijk, roept in wetenschappelijke kringen heftige weerstand op.
Breed lachend: „Nou en of, veel kritiek zelfs. Ik kreeg pas weer een reeks recensies van bekende wetenschappers die mijn interpretatie uitvoerig bestrijden. De meeste zijn echter weinig overtuigend en gebrekkig in hun argumentatie. In de bronnen kom je voortdurend een nieuwe filosofie tegen. Men spreekt van een ”philosophie nouvelle”, een compleet nieuwe wijze van denken, ontstaan in het brein van filosofen en vrijdenkers. Deze leer werd vertaald in kranten en pamfletten en verspreid onder de niet-geletterden, zoals de boeren in Frankrijk.”
De christenstaatsman Groen van Prinsterer typeerde de Franse Revolutie als een „omkering van denkwijze en gezindheid”, met als oorzaak het ongeloof. Het atheïsme in de godsdienst en het radicalisme in de politiek zijn volgens Groen niet de overdrijving, het misbruik of de afwijking van het beginsel, maar het gevolg en de toepassing ervan.
„Maar dat was de algemene opinie in de tijd van Groen van Prinsterer. Juist die opvatting wordt echter bestreden door historici van onze tijd die de revolutie verklaren uit sociale of economische factoren. Die laatste factoren hebben een rol gespeeld, maar de revolutie begon bij de filosofen en de revolutionaire leiders. Het probleem is echter dat tegenwoordig het vak intellectuele geschiedenis weinig beoefend wordt, zeker niet in Frankrijk. Ik kan het ook wel begrijpen, voor studenten is het niet een gemakkelijk vak.”
Niet alleen de kerken maar ook filosofen keerden zich tegen de verlichting. Neomarxisten in de vorige eeuw zagen zelfs parallellen tussen de onderdrukkende rede en Auschwitz.
„Het is een gedateerde visie op de verlichting die enkel de instrumentele rede benadrukt. De verlichting heeft juist gestreden voor vrijheid, respect voor humaniteit en gelijke rechten. Het is onjuist, zoals het postmodernisme doet, om bang te zijn voor te veel rede. Juist onze tijd kent te weinig rede, zou ik zo zeggen.”
De Nederlandse conservatieve denker Andreas Kinneging noemde de verlichting een ramp voor de westerse cultuur. Zij heeft door haar misplaatste optimisme over de menselijke natuur een volstrekt ondeugdelijk vrijheidsbegrip geleerd.
„Het is onjuist dat de verlichting optimistisch was. Denkers zoals Voltaire waren juist grote pessimisten en overtuigd van de onvolmaaktheid van de mens. Dat is echter wat anders dan de opvatting van een ingewortelde slechtheid of zonde. Bij deze denkers was daarvan absoluut geen sprake. Wel gingen zij ervan uit dat de mens in staat is om obstakels uit de weg te ruimen op weg naar een samenleving waarin alle mensen gelijke rechten, welzijn en geluk ontvangen. Die idealen gelden momenteel nog steeds voor de wereld. De beschikbare bronnen en de middelen zijn er om armoede of honger tegen te gaan en het is opdracht om die middelen in te zetten.”
U hebt een Joodse achtergrond. Werkt die ook door in uw werk?
„Ik ben geen praktiserend Jood. Er is wel een sociologische verwantschap voor zover Joden nooit geneigd geweest zijn om algemeen aanvaarde opvattingen te onderschrijven. Radicale verlichters legden zich niet neer bij de ongelijke rechten voor Joden en hebben veel betekend voor hun emancipatie.”
U gelooft niet in God?
„Nee, hoogstens in een verenigend principe achter de werkelijkheid. Als de wereld een eenheid is, dan moet er één achterliggend principe zijn. Dat is echter meer een filosofisch concept, zoals bij Spinoza. In ieder geval geloof ik niet in een god die oorsprong is van een morele orde. De mens leeft in een wereld die alleen vanuit zichzelf verklaard kan worden.”
Velen buiten uw hotel, op het Rembrandtplein, zouden dat onderschrijven.
„Dat vraag ik me af. Er zijn nog veel mensen die geloven in God en een godsdienstige verlossing, zeker in Amerika, Afrika en Azië.”
Wat is uw volgende publicatie?
„In april komt er een boek uit over de Franse Revolutie. En er is een overeenkomst ondertekend over een vierde en laatste deel van mijn serie over de verlichting, dat tegen 2020 zal verschijnen. Dat gaat over de doorwerking van de verlichting tot 1848, het jaar van de revolutie.”
Weer een dik boek?
„Ongetwijfeld.”
Meer dan 1000 bladzijden?
„O ja, zeker.”
Kerkbreed
In Kerkbreed wordt iedere week een persoon aan het woord gelaten. Vandaag: prof. dr. Jonathan Israel, Amerikaans historicus en specialist op het gebied van de verlichting.
Jonathan Israel
Jonathan Israel (Londen, 26 januari 1946) een Brits historicus, is sinds 2001 hoogleraar moderne Europese geschiedenis aan de School of Historical Studies van het Institute for Advanced Study in Princeton, New Jersey (VS). Hij was eerder hoogleraar Nederlandse geschiedenis en instituties aan de universiteit van Londen. Israel publiceerde vele tientallen artikelen en boeken, zoals ”The Dutch Republic. Its Rise, Greatness, and Fall, 1477-1806”, en drie standaardwerken over de verlichting: ”Radical Enlightenment” (2001), ”Enlightenment Contested” (2006) en ”Democratic Enlightenment: Philosophy, Revolution, and Human Rights 1750-1790” (2011). Israel ontving een eredoctoraat van de universiteit van Antwerpen en werd ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.