Binnenland

De Correspondent wil medicijn tegen het nieuws zijn

Filosoof Rob Wijnberg leidt de jongste revolutie in de Nederlandse journalistiek: De Correspondent, een nieuw platform op internet. „Ik probeer, dus ik ben.”

Jan-Kees Karels
1 November 2013 18:04Gewijzigd op 15 November 2020 06:45
Rob Wijnberg. beeld Bas Losekoot
Rob Wijnberg. beeld Bas Losekoot

Dagelijks medicijn tegen de waan van de dag. Het klinkt als een kreet uit een spiritueel doe-het-zelfboek. Het is de slogan van een journalistiek ideeënpark met diep­gravende artikelen, zonder lonkende advertenties of hijgerige nieuwtjes. Toegangskaarten kosten 60 euro per jaar, en ruim 20.000 mensen hebben die gekocht. De correspondenten –Femke Halsema, Arnon Grunberg, Karel Smouter en anderen– plaatsen hun stukken in een eigen ‘tuin’. Dat zijn tegelijk proeftuinen, waar ideeën worden uitgeprobeerd. Zo bepleit correspondent Vooruitgang Rutger Bregman het recht op meningsverandering, of oppert hij een 15-urige werkweek.

Aan het Amsterdamse IJ, in een zaal van het voormalige Shelllaboratorium, werken twaalf mensen achter laptops. De Correspondent, prijkt met sierlijke letters op de roodgeschilderde wanden.

Het gesprek met de oprichter gaat eerst over een gezamenlijke passie. Als student speelde Wijnberg piano in Groningse kroegen en restaurants.

Speelt u nog veel?

„Ja, maar alleen voor mezelf. En voor de buren.”

Chopin is een favoriet, waarom?

„Hij is de meester van de melodie. Of het nu walsjes of mazurka’s zijn, hij heeft in één stuk soms wel drie of vier briljante melodieën. Mozart heeft dat ook, hun muziek heeft een logica. Anders dan moderne jazz, dat vind ik niet te volgen, vreselijk.”

Heeft muziek met filosofie te maken?

„Ik vind ze tegenovergesteld aan elkaar. Muziek is bij uitstek iets waar ik niet bij nadenk. En filosofie is juist denken.”

Uw vader, Jeffrey Wijnberg, is een bekende psycholoog. Wat heeft u van hem geleerd?

„Gewoon dingen doen. Dat heb ik van mijn beide ouders overgenomen. Als kind vroeg ik: Hoe doe je dit, hoe doe je dat? Het antwoord was nooit: Dat kan niet, of: Dat mag niet, maar: Ga het maar doen. Toen ik zes was, ging mijn halfbroer uit huis en was ik enig kind. Ik moest mezelf zien te vermaken.”

En van uw moeder?

„Moeilijk te zeggen. Je bent product van beide ouders. Mijn moeder is al dertig jaar chronisch ziek. De botten in haar handen verdwijnen langzaam, ze heeft bijna geen vingers meer. Maar omstanders merken er niets van. De doktoren zeggen: Eigenlijk zou ze in een rolstoel moeten. Maar dat weigert ze. Problemen? Dan moeten die wel heel groot zijn voordat ze erover begint.”

Eerst studeerde u bedrijfskunde, maar dat was het niet?

„Ik vond het een vreselijke studie. Wat leer je er nu eigenlijk? Het was voor mij geen uitdaging. Ik wilde als kind altijd wel bedrijfjes starten: ik heb een wenskaartenbedrijfje gehad, heb auto’s staan wassen. Maar om het te studeren, nee.”

Wat vindt u mooi aan filosofie? Veel mensen vinden het zweverig.

„Ik vind het helemaal niet zweverig. Iedereen heeft een filosofie. Alleen weten mensen het misschien niet. Filosofie is: hoe denk je? Hoe Rutte beargumenteert dat er bezuinigd moet worden, daar zit een denkwijze achter.”

Bij filosofie denk ik aan dikke boeken van grote denkers.

„Die grote denkers zijn de beste verwoorders geweest van manieren van denken. Daarom zijn ze beroemd geworden. Laat ik het zo zeggen: filosofie is de bril waardoor we naar de wereld kijken. Grote denkers hebben die bril veranderd, of opnieuw ontworpen.”

Ik … dus ik ben. Wat zou u invullen?

„Ik doe, dus ik ben. Niet dat ik goed kastjes in elkaar kan timmeren. Ik bedoel dit: je kunt oneindig bezig zijn met het denken over dingen, terwijl het nooit ergens in uitmondt. Iets dóén, dat levert concreet resultaat op. Ik snap mensen niet die zich op de hei terugtrekken om naar zichzelf op zoek te gaan. Wie je bent, ontdek je als je dingen onderneemt. Dat is een beter woord: ik probeer, dus ik ben.”

Wat doet een filosoof met sociale media?

„Ik heb profielen, maar behoor niet tot de mensen die op Facebook wonen. Daar zou ik gek van worden.”

Op Facebook laten mensen alleen hun mooie kanten zien. Herkenbare kritiek?

„Niet alleen maar mooi dingen. Ik zag net nog iemand die op z’n timeline zette: mijn opa is overleden. Ik vind de kritiek op Facebook een beetje onzinnig. Op Facebook doen we niet anders dan in het dagelijks leven. We doen ons altijd zo goed mogelijk voor, dat is het hele idee van een sociaal leven.”

U heeft veel geschreven over de vrijheid van meningsuiting. Zijn er dingen die níét gezegd mogen worden?

„Nee, dat vind ik niet. Dat wil niet zeggen dat ik alles toejuich, dat zou absurd zijn. Maar ik zie de vrijheid van menings­uiting als een recht om ideeën over goed en kwaad ter discussie te stellen. Het recht is bedoeld om over wat we pijnlijk of ver­velend vinden, tóch te spreken. Zo was ik fel tegenstander van een verbod op de pedo­partij. Ik ben een hartgrondige tegenstander van haar wens om seks met kinderen te legaliseren. Maar ik vind wél dat ze dit mag betogen.”

Woorden kunnen grote schade teweeg­brengen.

„Elkaar haten is niet verboden, zolang je een ander maar niets aandoet. Ik vind dat men in Nederland te snel wijst op het ergst denkbare, op de nazi’s en de Tweede Wereld­oorlog. De mogelijke gevolgen die uit de vrijheid van meningsuiting voortvloeien, willen we niet. Maar Ajax- en Feyenoordsupporters haten elkaar ook. En als ik voor de zesde keer thuis de afwas niet doe, krijg ik problemen met m’n vriendin. De vrijheid van meningsuiting is de ruimte waarin dit soort sentimenten de ronde kan doen.”

Toch is de stap naar geweld klein.

„Dat is een gebed zonder eind. Demo­cratie kan ook leiden tot geweld: Hitler werd gekozen. De democratie willen we toch ook niet verbieden? Hetzelfde geldt hier. Sterker: ik denk dat er minder geweld is als de vrijheid van meningsuiting zo groot mogelijk is. Haat zaaien wordt pas echt gevaarlijk als de tegenstem verdwijnt.”

Bent u zelf weleens diep gekwetst door anderen?

„Op Twitter worden voortdurend dingen gezegd die ik niet leuk vind. Maar diep geraakt? Mensen weten niet genoeg van mij om op dat terrein te geraken, denk ik. Opmerkingen gaan meestal over m’n werk of over m’n column. Overigens: ik laat me niet zo gauw beledigen. Bij een krant leer je: duizend mensen, duizend meningen.”

In uw boek ”De nieuwsfabriek” citeert u essayist Rolf Dobelli, die nieuws een „giftige vorm van kennis” noemt. Wat is er mis met nieuws?

„Nieuws belooft dat het laat zien wat er in de wereld gebeurt. Maar het maakt die belofte niet waar. Nieuws geeft een héél selectieve uitsnede: hier gaat iets mis, daar gaat iets fout. En het is nog erger: nieuws verbérgt wat er gebeurt. De dingen die ons dagelijks leven het meest beïnvloeden, zijn nooit in het nieuws. Tien miljoen mensen gaan vandaag naar hun werk en komen vanavond weer thuis. Dat bepaalt méér hoe Nederland eruitziet dan drie ongelukken op de A4.”

Hoe ging u te werk bij nrc.next, waar u hoofdredacteur was?

„Daar hadden we niet die focus op nieuws. Hoe meer vrijheid ik de redacteuren gaf, hoe minder het ging over nieuws. Op Prinsjes­dag hadden we een voorpagina over asielzoekers. Prinsjesdag is elk jaar hetzelfde. Maar dat er tussen landen op grote schaal wordt gehandeld in asiel­zoekers –neem jij er zo veel, dan betalen wij er zo veel– dát was totaal nieuw voor mij. En het is niet één gebeurtenis, het gebeurt elke dag opnieuw. Die keus heeft me mijn baan gekost, al speelden meer factoren een rol.”

Hoe zijn de eerste ervaringen met De Correspondent?

„Het is geweldig, en heel druk. De reacties zijn superenthousiast. Er is in korte tijd een bedrag van 1,3 miljoen euro toegezegd. Wat mensen aanspreekt, zijn integriteit en eerlijk­heid. We zijn advertentievrij en hoewel we een commercieel bedrijf zijn, gaan we niet voor winstmaximalisatie. Alles boven het winstplafond van 5 procent investeren we in de journalistiek.”

Waarom is ervoor gekozen om elke dag met nieuwe artikelen te komen? De dag is het ritme van de ‘oude’ media.

„Als je naar een weekritme gaat, kom je in het vaarwater van de opiniebladen. Juist door onze artikelen in een dagelijks ritme te publiceren, krijg je een nieuw effect, een soort herdefinitie van wat nieuws is.”

Hoe ziet uw werkdag eruit?

„Ik ga meestal om kwart voor negen van huis. En dan is het hier de hele dag chaos, vragen beantwoorden, bellen. Alle denkbare dilemma’s komen langs. Tot nu toe is het zo dat ik hier elke dag om tien of elf uur ’s avonds vertrek.”

Vindt u een werkweek van vijftien uur een aansprekend idee – onlangs in De Correspondent bepleit?

Lachend: „Nee, het is meer een 15-urige werkdag nu. Een intrigerend idee, dat zeker, maar voor mij is het nu niet weg­gelegd. Ik ben een workaholic. Na een week vakantie verveel ik me al.”

Hoe kijkt u als filosoof tegen religie aan?

„Ik vind dat religie te veel geïsoleerd wordt bekeken, alsof het alleen iets van kerken of moskeeën is. Dat vind ik een heel raar gebruik van de term. Ik geloof dat iedereen wel in iets gelooft. Geloof is gewoon een menselijke eigenschap. Als ik in een taxi stap, neem ik aan dat-ie niet tegen een boom rijdt. Dat weet ik niet, dat gelóóf ik. Geloof is een voortdurende houding van mensen. Maar zodra je over hogere doelen gaat spreken, word je al snel sceptisch aan­gekeken. Daar bestaat antipathie tegen.”

Twijfelt u er nooit aan of er mogelijk toch meer is dan deze wereld?

„Nee. Ik ben wat dat betreft zo materialistisch als de neten. Er ontbreekt voor mij een aanwijzing om er zo over te denken en er ontbreekt een reden. Ik kan me wel voorstellen dat dit anders is als ik een bijna-doodervaring heb, of als ik word opgesloten in een kelder en vijf jaar niks meer hoor.”

Toch zijn er aanwijzingen voor een hogere macht. Neem het feit dat ons lichaam zo ingenieus in elkaar zit.

„Dat vind ik heel foute argumenten. Het idee dat het lichaam ingenieus in elkaar zit, is een menselijke projectie. Aan wat meten we af dat iets ingenieus is? Je kunt precies het omgekeerde beweren: met deze arm kan ik geen boom optillen. Dus ik ben eigenlijk onvolmaakt. En met m’n voeten kan ik maar 10 kilometer per uur.”

Het christelijk geloof huldigt de opvatting dat een persoonlijke God de grondslag van onze wereld vormt. Een God Die niemand vergeet, ongeacht zijn of haar prestaties.

„Als moreel uitgangspunt vind ik dat ge­weldig. Alleen betrek ik het niet op een hoger wezen. Deze grondslag komt overigens in veel levensbeschouwingen voor.”

De filosoof Blaise Pascal zegt: „Er is geen hoop in dit leven dan de hoop op een ander leven.”

„Dit staat kilometers ver van mij af. Ik zou zeggen: Er is geen leuker leven dan dit leven. En ik heb hoop op héél veel, voor morgen, en voor overmorgen en voor anderen en voor iedereen in de wereld. En ik heb hoop voor over vele jaren. Maar het láátste waar ik op hoop, is een ander leven. We zijn gewoon sterfelijk, dan houdt het op, punt.”


Levensloop Rob Wijnberg

Rob Wijnberg (11 augustus 1982) studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. In 2001 begon hij met een column in De Tele­graaf. Zijn essay ”Waarom het de jeugd niet meer kan boeiuh” verscheen in De Groene Amsterdammer (2005). Het werd in het Frans vertaald en uitgewerkt tot een pamflet.

Van 2010 tot 2012 was Wijnberg de eerste hoofdredacteur van nrc.next. Hij publiceerde diverse boeken, waaronder ”In dubio. Vrijheid van meningsuiting als het recht om te twijfelen” (2008), ”Nietzsche en Kant lezen de krant” (2009), ”Dus ik ben” (2010, samen met Stine Jensen) en dit jaar ”De nieuwsfabriek”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer