Het onderzoek werd uitgevoerd in 2012 en was een geplande vijfjaarlijkse inventarisatie die voor de vierde keer werd gehouden. Waar in 1997 nog bijna 100 soorten broedvogels werden geteld, zijn er nu geen 60 meer over. Er zijn drie oorzaken aan te wijzen, zo staat in de rapportage: het weer, het wisselend voedselaanbod en vooral zogenoemde predatie. Dat laatste houdt in dat grote grazers zoals herten, runderen en paarden de voor broedvogels noodzakelijk vegetatie in het randgebied wegvreten.

Hoewel Staatsbosbeheer begrijpt dat het verdwijnen van broedvogels als een verlies kan worden beschouwd, ziet hij de ontwikkeling positief. De grazers zorgen er namelijk weer voor dat ganzen en plantenetende watervogels het gebied juist opzoeken. Zouden de runderen, paarden en herten er niet grazen, dan zou het gebied binnen enkele jaren verruigen en zouden poelen dichtgroeien, hetgeen bijvoorbeeld weer reigerachtigen zou afstoten. Moeras- en watervogels floreren juist weer bij de begrazing van het gebied, aldus Staatsbosbeheer.