Aanslagen Istanbul herdacht
Tientallen mensen hebben woensdagavond in Den Haag een herdenkingsbijeenkomst bijgewoond voor de 25 dodelijke slachtoffers van de terroristische aanslagen zaterdag op twee synagogen in de Turkse stad Istanbul.
De bijeenkomst in de synagoge aan de Jan Evertstraat (in dezelfde straat als de Turkse ambassade) was ook bedoeld om samen met de Turkse gemeenschap een signaal te geven tegen terreur.
De Liberaal-Joodse Gemeente Den Haag en het Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI) organiseerden de herdenking in het monumentale godshuis in het centrum van Den Haag.
De Turkse ambassadeur Tacan Ildem, rabbijn Awraham Soetendorp en Hadassa Hirschfeld (adjunct-directeur van het CIDI) hielden toespraken tijdens de herdenkingsbijeenkomst. Onder de toehoorders waren onder anderen verscheidene politici, vertegenwoordigers van moslimorganisaties en Turkse organisaties in Nederland, de Israëlische ambassadeur en de echtgenote van de Amerikaanse ambassadeur in Nederland.
De drie sprekers benadrukten allemaal de verwantschap van Turkije, Joden en moslims. Ildem bedankte de organisatoren dat zij „ons allen hebben samengebracht onder het dak van deze synagoge.” Verder zei hij dat het „belangrijk is dat we hand in hand blijven in de strijd tegen dit kwaad.” Ildem doelde daarmee op terrorisme.
Ook het feit dat de Turkse ambassade en de synagoge naast elkaar zijn gelegen, lieten de rabbijn en de ambassadeur in hun redes terugkomen. „Dit nabuurschap laat zien hoe dicht we bij elkaar staan”, aldus Ildem.
In de eerste plaats stond de bijeenkomst in Den Haag in het teken van de rouw. „Maar deze bijeenkomst was nimmer totstandgekomen als dat het enige was geweest”, aldus Hirschfeld. „Want die rouw hadden we ook afzonderlijk kunnen beleven.”
Ze gaf aan dat het haar opviel dat Joden en moslims in Nederland zich in deze kwestie niet door terrorisme en extremisme uiteen hebben laten drijven, maar „stevige coalities bouwen.”
Hirschfeld waarschuwde verder voor gevoelens van machteloosheid. „Omdat wij de strijd aan moeten binden tegen een welhaast onzichtbare tegenstander lijken wij machteloos te staan tegenover deze moordende haat. Wij zijn echter alleen machteloos als wij ons machteloos laten maken.”