De Graaf zei woensdag in de Tweede Kamer dat als de Antillen nu geen besluit nemen over de aanpak van de armoedeproblematiek, hij alvast in zee gaat met non–gouvernementele organisaties en de vijf afzonderlijke eilanden van de Antillen.

Volgens Theodora–Brewster neemt de regering de armoede wel degelijk serieus, maar wil ze niet overhaast te werk gaan. „Wij willen de armoede structureel en diepgaand aanpakken en tegelijk werken aan preventie. Het zou niet goed zijn als de regering onder druk snel iets beslist en er dan gaandeweg op terug moet komen. De Antillen hebben iets meer tijd nodig. Het zou jammer zijn als de Graaf het nodige geduld niet kan opbrengen", aldus de minister.

De Graaf zei in de Tweede Kamer dat Nederland de Antillen wil helpen bij de aanpak van armoede. Als voorwaarde stelt hij echter dat de Wereldbank hierbij een belangrijke rol krijgt. De Antilliaanse regering wil volgens de bewindsman alleen hulp van de VN–ontwikkelingsorganisatie UNDP.

Volgens Theodora–Brewster is dit onjuist. „Wij hebben aangegeven dat wij de voorkeur geven aan UNDP, maar wij sluiten de Wereldbank zeker niet uit. Wij zien het liefst een combinatie van de twee organisaties", aldus de minister. Ze vindt het jammer dat ze tijdens het bezoek van De Graaf niet voldoende gelegenheid heeft gehad om diepgaander met hem te praten over armoedebestrijding.

De armoedeproblematiek was woensdag overigens wel onderwerp van gesprek in de Antilliaanse ministerraad. Die sprak over het volgen van twee trajecten: een acuut traject, op zeer korte termijn voor de hoogste nood, en een structureel traject voor de langere termijn. „Voor dit structurele traject is inderdaad een analyse nodig, een diepgaand onderzoek en bij voorkeur betrokkenheid van internationale organisaties", aldus Theodora–Brewster.