Gouda had volgens de uitspraak niet in beroep moeten gaan op het moment dat de beschikking van kracht werd, maar rond de datum waarop de inhoud ervan bekend werd gemaakt. De gemeente overweegt bij de Raad van State tegen deze uitspraak in beroep te gaan.

Het gaat hierbij om de afkoopsom van het Rijk aan Gouda om een einde te maken aan de artikel 12–status van de gemeente in Zuid–Holland. Het Rijk had hiervoor in eerste instantie 140 miljoen euro gereserveerd. Na protest van Gouda en onder druk van de Kamer verhoogde de minister dit bedrag met nog eens 40 miljoen. Dat is volgens het gemeentebestuur nog steeds te weinig.

Gouda kan zich met name niet vinden in de rijkskorting van 25 procent op het budget voor onderhoud van wegen, groen en water. Dat komt voor de stad neer op jaarlijks ongeveer 4 miljoen euro. Gouda is door zijn bijzondere bodemgesteldheid voor dit onderhoud meer kwijt dan andere gemeenten en vindt de korting dan ook niet terecht. Bovendien zou het Rijk zijn besluit op verkeerde gronden hebben gebaseerd.

De gemeente ondervindt al veertig jaar problemen met de slappe veengrond waarop de stad is gebouwd. De problemen hebben ingrijpende gevolgen voor de langzaam wegzakkende woningen, bedrijven, groenvoorzieningen en infrastructuur in de gemeente. Door de drassige veengrond en de daaruit voortvloeiende hoge (onderhouds)kosten staat Gouda al jarenlang als artikel 12–gemeente onder curatele van het Rijk.