Musea werken steeds meer samen
DEN BOSCH (ANP). Musea in Nederland werken steeds meer samen. Niet alleen met elkaar, maar ook met partijen buiten de museale wereld. Dat concludeert een stuurgroep die in opdracht van de Nederlandse Museumvereniging en de Vereniging van Rijksmusea de sector onder de loep nam. De stuurgroep onder leiding van Irene Asscher-Vonk telde liefst 150 voorbeelden van samenwerkingsinitiatieven.
Zo hebben het Centraal Museum in Utrecht en Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam samen nieuw werk aangekocht. Het Rijksmuseum in Amsterdam, het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed doen onderzoek naar een gemeenschappelijk duurzaam depot om op de kosten te besparen.
Het Textielmuseum in Tilburg werkt samen met kunstenaars, vormgevers en het bedrijfsleven voor het TextielLab, waar textielproducten worden gemaakt en commercieel op de markt worden gebracht. Het Joods Historisch Museum in Amsterdam koopt samen met 15 culturele instellingen groene energie in. Om samenwerking te stimuleren, stelt minister Jet Bussemaker (Cultuur) tot 2017 een bedrag van 2 miljoen euro per jaar beschikbaar.
Wel is het delen van kennis en ervaring nog te weinig gebruikelijk en niet goed georganiseerd, merkt de stuurgroep op. „Dat is jammer, want musea kunnen veel van elkaar leren en het is efficiënt als niet iedereen hetzelfde wiel hoeft uit te vinden.” Ook constateert Asscher-Vonk dat musea alleen samengaan als overheden dit opleggen. „Fuseren gaat zelden van harte, aangezien musea hun eigen autonomie graag willen behouden.” Verder kunnen musea internationale samenwerking verder uitbouwen.
Een commissie onder leiding van emeritus hoogleraar sociaal recht Asscher-Vonk kreeg ruim een jaar geleden de opdracht zich over de toekomst van musea te buigen om de bezuinigingen van de overheid het hoofd te kunnen bieden. De commissie adviseerde in haar eerste rapport dat musea actief duurzame samenwerkingsrelaties moeten aangaan om op kosten te besparen en de kwaliteit te verhogen.