„Iemand die hulp vraagt is niet per se zielig”
DEN HAAG (ANP). „Een oudere die zorg krijgt, is niet per definitie ziek en zielig. De manier waarop nu over hulpbehoevende senioren wordt gesproken, plaatst ze buiten de maatschappij”, zegt Liane den Haan, directeur van seniorenorganisatie ANBO. „Als zorgprofessional moet je aan mensen vragen wat ze nog wel kunnen en willen, in plaats van ze direct in het verdomhoekje te zetten en eisen dat ze iets terug doen.”
Den Haan reageert op een concept voor de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), die vanaf 2015 zou moeten gelden. De Volkskrant kreeg dit concept in handen na een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur en schreef dat ouderen, zieken en gehandicapten die zorg krijgen van de gemeente, vanaf 2015 het dringende verzoek krijgen om vrijwilligerswerk te verrichten. „Ik heb de wettekst ook gelezen en interpreteer het heel anders”, zegt Den Haan.
„Zoals ik het zie wordt met de wet geprobeerd mensen die zorg nodig hebben zo lang mogelijk maatschappelijk relevant te laten zijn en zelf de regie te geven over hun eigen leven.” Zij is zeer te spreken over het concept. „Volgens mij wil iedereen nuttig en sociaal zijn en midden in het leven staan. Hulpbehoevend of niet”, zegt ze.
Ze heeft echter nog wel een aantal kritische kanttekeningen bij de voorlopige tekst, waar ze naar eigen zeggen ook over in gesprek is met staatssecretaris Martin van Rijn van Volksgezondheid Welzijn en Sport. „We moeten er op letten dat er geen ongelijkheid ontstaat tussen gemeentes, dat er in bijvoorbeeld Eindhoven heel veel mogelijk is en in Utrecht niet. Ook is er een extra investering nodig om deze cultuuromslag voor elkaar te krijgen, de besparing komt later vanzelf.” Het is volgens haar ook van belang om de nieuwe Wmo niet overhaast in te voeren.
„Veel zorgvragen komen voort uit eenzaamheid.” Als voorbeeld noemt Den Haan een oudere man uit haar omgeving. „Een eenzame man, zonder sociale omgeving, maar wel hulpbehoevend. Via via kwam hij in contact met een basisschool in de omgeving en nu is ‘opa Wim’ daar drie ochtenden in de week aanwezig als conciërge. Hij is daar hard nodig en ondanks dat het vrijwilligerswerk is, voelt hij zich verplicht om erheen te gaan, want de kinderen rekenen op hem.”